België heeft na anderhalf jaar een regering. Bij het regeerakkoord was er veel aandacht voor de begroting. Dat is onterecht. Veel belangrijker zijn de langetermijnhervormingen die onze dierbare welvaartsstaat financieel duurzaam moeten maken. En op dit vlak zet Di Rupo I een aantal belangrijke stappen, niet in het minst wat betreft de hervorming van de pensioenen. Vincent Van Quickenborne, de liberale minister van Pensioenen, heeft alvast een vliegende start genomen en een groot deel van de pensioenhervorming wordt wellicht nog dit jaar goedgekeurd.
Voor veel waarnemers is het pensioendossier één van de vele hindernissen waarover deze regering kan struikelen. Een klassieke tripartite (liberalen, socialisten en christen-democraten) heeft immers in het verleden zelden een mooi parcours gereden, en dus is de kans groot dat de eerste regering van Elio Di Rupo geen lang leven beschoren is. Maar het verleden is vaak niet zomaar over te zetten naar vandaag.
En zeker nu niet: de context is immers zeer nieuw. Er is een Vlaams-nationalistische partij die bij de verkiezingen in juni 2010 bijna 28% van de Vlaamse stemmen haalde. Dat is ongezien en haar succes is nog niet achter de rug: de recente peilingen wijzen zelfs op monsterscores van 40% als het nu verkiezingen zouden zijn. Als de regering Di Rupo effectief zou vallen en er niets van de (staats)hervormingen uitgevoerd is, dan zullen de Vlaamse regeringspartijen zwaar verliezen, met CD&V en Open VLD op kop. Op zich is dat een zeer slechte onderhandelingspositie voor CD&V en Open VLD, aangezien ze er dan alles aan zullen doen om toch maar niet met lege handen naar de kiezer te moeten trekken.
Franstalige doodsangst voor N-VA
Maar, en dit is essentieel, ook de Franstalige regeringspartijen hebben er geen enkel belang bij dat de regering valt en de N-VA de verkiezingen met straatlengtes wint. En dit gegeven versterkt dan weer de onderhandelingspositie van de Vlaamse regeringspartijen. Dit was trouwens exact de reden waarom Open VLD in de laatste rechte lijn van de regeringsformatie een aantal belangrijke socio-economische hervormingen kon binnenhalen, ook al leek het toen ook dat Open VLD in een benarde positie zat. Zonder regeerakkoord zouden ze electoraal afgestraft worden; met een regeerakkoord maar zonder belangrijke hervormingen evenzeer. Maar de liberalen wisten ook dat de Franstaligen te allen prijze wilden vermijden dat de N-VA de verkiezingen zou winnen. Paradoxaal genoeg versterken goede peilingen voor De Wever de positie van de Vlaamse regeringspartijen, omdat de vrees van de Franstaligen voor de N-VA groter lijkt dan de vrees van de Vlaamse partijen voor een eigen verkiezingsnederlaag.
Die angst van de Franstaligen voor de N-VA hoeft niet te verbazen. De Franstalige politici moeten immers het belang van hun eigen kiezers behartigen. Als de regering zou vallen, is het niet onrealistisch dat de N-VA 40% of meer haalt. Dat betekent de facto dat de Franstaligen enkel met de N-VA zullen kunnen onderhandelen. De andere partijen zullen te klein zijn en bovendien zal er groot wantrouwen zijn tussen een aantal voormalige regeringspartijen. En de onderhandelingen met de N-VA zullen dan niet meer gaan over een regering maar over de ontmanteling van België.
Gezien er een geldstroom is van noord naar zuid van 6-12 miljard euro per jaar (naargelang de bron), betekent dit een welvaartsdaling van 5-10% van het Franstalige BBP. En dit enkel in het geval dat de ontmanteling ordentelijk en snel verloopt. Als dat niet zo is, dan is de kost veel hoger. Ook voor de Vlamingen trouwens, maar dat zal dan de uitdrukking zijn van de Vlaamse democratische wens, hoe irrationeel die ook kan zijn.
Quid Open VLD?
De bovenstaande redenering is natuurlijk niet meer dan een beredeneerde gok. Politiek is veel te onvoorspelbaar om met zekerheid te zeggen dat Di Rupo I de rit uitdoet. Het essentiële punt van mijn redenering is dat de Franstalige angst voor de N-VA groter is dan de angst voor een verkiezingsnederlaag van de Vlaamse regeringspartijen. Als dat correct is, dan zal het escalerende protest van de vakbonden de regering niet doen vallen. Meer nog, dan zijn de vakbonden de objectieve bondgenoot van de liberalen (en in mindere mate van CD&V). Immers, de liberalen hebben vooral de oppositie van N-VA te vrezen.
Het enige wat N-VA tot nu toe kan zeggen is dat de hervormingen niet ver genoeg gaan, maar hoe harder de vakbonden protesteren, hoe minder geloofwaardig deze oppositie wordt. Het is uiteraard not done om het toe te geven, maar in de Melsensstraat zal wel een glaasje gedronken worden op de vakbonden. Dat mag cynisch klinken, maar zo zit het politieke spel in elkaar, en daar kunnen de politici niets aan doen. Ofwel speel je het spel mee, ofwel ga je naar huis.