Het hoofddoekendebat woedt al jaren in Vlaanderen. De vorige opflakkering van het debat ging over ambtenaren met een loketfunctie die al dan niet een hoofddoek mochten dragen. Nu gaat het om de hoofddoek op school.
Binnen Liberales, en waarschijnlijk bij uitbreiding binnen de liberale beweging, zijn er voor- en tegenstanders van een verbod op hoofddoeken. De voorstanders van een verbod in het geval van de ambtenaren beriepen zich voornamelijk op de neutraliteit van de staat. In het geval van de scholenkwestie wordt dan weer de nadruk gelegd op de vrijheid van het individu: in concentratiescholen zou er te veel sociale druk zijn op meisjes om toch maar een hoofddoek te dragen, ook al willen ze dat niet. Liberale tegenstanders van een hoofddoekenverbod hebben in de beide kwesties steeds geschermd met het argument van de individuele vrijheid: elk individu moet kunnen kiezen wat hij of zij op het hoofd draagt.
In de scholenkwestie gebruiken liberale voor- en tegenstanders dus hetzelfde argument, namelijk de individuele vrijheid. En terecht: enerzijds heeft elk individu het recht om de godsdienst (of geen godsdienst) te belijden van zijn of haar keuze, maar anderzijds houdt dat recht op wanneer deze keuze andere individuen belemmert in hun keuze. Het klassieke principe van ‘mijn vrijheid eindigt waar jouw vrijheid begint’ dus, of anders uitgedrukt: ‘streven naar zoveel mogelijk vrijheid voor élk individu’. Typisch liberaal, dus.
Voorstanders van het verbod aanvaarden dus dat acties van individuen gevolgen kunnen hebben voor andere individuen, en wel zodanig dat een overheid of andere autoriteit (i.c. de school) een algemene (verbods)regel oplegt. En weerom terecht. Individuen leven niet op een eiland, maar zijn verbonden met elkaar en hebben positieve en negatieve effecten op elkaar. Als de negatieve effecten te groot zijn, moet er tussenbeide gekomen worden.
Dit is dus géén pleidooi tegen het hoofddoekenverbod dat directrice Heremans in het Antwerpse Atheneum heeft ingesteld. Zelf kan ik niet oordelen of de meisjes in haar school die geen hoofddoek wilden dragen een dermate grote druk ervoeren om er wel een te dragen. Maar als er één instantie hierover kan oordelen, dan is het wel het lerarenkorps en de directrice. In die zin is het een goede zaak om de directie van de scholen zelf te laten beslissen over dit verbod. Zij zijn het die dagelijks in de praktijk staan, niet de commentatoren of politici, zelfs niet de ouders van de leerlingen. En de leerlingen zelf mogen uiteraard hun stem laten horen, maar het is uiteindelijk de directie die beslist. Een school is geen democratie.
Maar één van de argumenten van directrice Heremans is bijzonder: haar school kent pas sinds enkele jaren een verhoogde instroom van meisjes die per se een hoofddoek willen dragen. Daarvoor was er geen probleem, ook al kende de school 50 % moslims. Van waar dan plots die verhoogde instroom van wat ik – uit gemak – radicale leerlingen noem? Dat is blijkbaar veroorzaakt doordat ándere scholen in het Antwerpse op individuele basis de hoofddoek verboden hadden, waardoor de scholen waar dit verbod nog niet ingesteld was deze radicale leerlingen aantrok. Met het gekende gevolg.
Directrice Heremans zegt daar in een interview met de Standaard (27 juni 2009) het volgende over: “Ik heb niets tegen de hoofddoek, laat dat duidelijk zijn. Daarom heb ik me ook zo lang verzet tegen een verbod. Maar de laatste vijf jaar is het aantal moslimleerlingen op het Koninklijk Atheneum gestegen van 51 naar 80 procent. Moslima’s kwamen hierheen omdat ze wisten dat ze hier wel nog een hoofddoek mochten dragen. Ik wil geen concentratieschool zijn.” De individuele scholen die in het verleden een hoofddoekenverbod hebben ingesteld (volgens sommigen vooral om hun goede naam te behouden), hebben er dus voor gezorgd dat het Antwerpse Atheneum geen keuze meer had: om de rechten van alle meisjes te verdedigen, werd – blijkbaar met pijn in het hart – een hoofddoekenverbod ingesteld.
Het argument van de voorstanders van een verbod, namelijk dat ‘de hoofddoekdragers negatieve effecten veroorzaken voor de niet-hoofddoekdragers, zodanig dat deze niet meer vrij kunnen kiezen of ze een hoofddoek dragen’, kan ook gebruikt worden door de tegenstanders van een verbod. De tegenstanders kunnen immers argumenteren dat ‘de scholen met hoofddoekenverbod negatieve effecten veroorzaken voor de scholen zonder hoofddoekenverbod, zodat deze niet meer vrij kunnen kiezen of ze een hoofddoekenverbod willen instellen’. Inderdaad, individuele scholen met een hoofddoekenverbod zorgen ervoor dat er een concentratie van radicale leerlingen ontstaat in scholen zonder verbod. Een oplossing voor de hoofddoekenkwestie kan dus bestaan uit een algemeen verbod op hoofddoeken, maar even goed uit een algemeen gebod om hoofddoeken toe te laten. Nadeel van een algemeen gebod is de huidige, historisch gegroeide situatie waarbij er scholen zijn met concentraties van radicale leerlingen. Dit kan men oplossen door toe te staan dat scholen toch een verbod op hoofddoeken kunnen instellen wanneer een belangrijk aantal van de vrouwelijke leerlingen een hoofddoek dragen.
In hoeverre dit praktisch haalbaar is, weet ik niet. Maar deze regeling zou het voordeel hebben dat er met de twee belangrijkste argumenten in dit hoofddoekendebat rekening wordt gehouden: enerzijds de vrijheid van godsdienstbeleving (en dus geen algemeen verbod), maar anderzijds rekening houdend met de externe negatieve effecten, zoals sociale druk, die de keuze van andere individuen kan fnuiken.
Tot slot nog dit: persoonlijk zou ik liever zien dat er helemaal geen hoofddoeken gedragen worden, noch keppeltjes of kruisjes. Ik heb het niet zo op religie (dingen klakkeloos aannemen, waar kan dat goed voor zijn?). Maar die persoonlijke overtuiging is irrelevant in dit debat. Het gaat hier om liberale grondrechten. Dat betekent dat sociale druk inderdaad een belangrijk argument kan zijn om iets te verbieden. Maar als er een alternatief bestaat dat de vrijheid van elk individu garandeert, dan moet dit alternatief ondersteund worden, los van de persoonlijke overtuiging.