Voetbal is zonder enige twijfel de nationale sport van België: vele honderdduizenden kinderen en volwassenen uit alle lagen van de maatschappij beoefenen wekelijks actief en passief deze sport. Er gaat dan ook heel wat geld om in deze sector, met topvoetballers die vereerd worden als halfgoden en lonen opstrijken waar menig topmanager jaloers op is. Kortom, het is een sector waarbij het loont als je je talent kan ontwikkelen.
Dat geldt ook voor de voetbalclubs: ook voor hen loont het om het talent op te sporen en te trainen. Met zoveel geld en status op het spel zou je denken dat iemand met voetbaltalent wel doorstroomt tot de top. Te meer omdat voetbal een democratische sport is met een lage financiële drempel, in tegenstelling tot pakweg golf of zeilen.
Maar de data spreken dat radicaal tegen. In de onderstaande figuur wordt het aantal Belgische voetballers in de Belgische eerste klasse getoond per geboortekwartaal.
Het aantal Belgische voetballers in eerste klasse (seizoen 2007-2008) per kwartaal waarin ze werden geboren.Bron: Eduratio
Het valt op dat er veel meer voetballers zijn uit het eerste kwartaal van het jaar (januari, februari of maart) dan uit de tweede helft van het jaar: iemand geboren in januari heeft zelfs tweemaal meer kans om in eerste klasse te spelen dan iemand uit de tweede jaarhelft. Tenzij iemand kan aantonen dat personen die in januari geboren zijn gemiddeld gezien intrinsiek betere voetbalkwaliteiten hebben, is de figuur een duidelijk bewijs dat niet iedereen gelijke kansen heeft om het tot de eerste klasse van de Belgische voetbalcompetitie te schoppen.
Het onrechtvaardigheidsmechanisme dat hier speelt, werkt als volgt: kinderen worden al op jonge leeftijd, rond 6 jaar, gescreend: de spelers die het beter doen worden geselecteerd voor de A-kern, de anderen gaan naar de B of C-kern. De A-spelers krijgen het etiket van ‘goede speler’ met als gevolg gemiddeld meer aandacht van de trainer en van de ouders, en misschien nog het belangrijkste: meer zelfvertrouwen in de eigen voetbalkwaliteiten. Daarenboven worden de jonge spelers samengezet en kunnen ze trainen met spelers die net zoals zij beter gemotiveerd en beter getraind zijn, en meer zelfvertrouwen hebben. Deze kinderen krijgen jaar na jaar een betere training en dat resulteert in betere volwassen spelers.
20 % voorsprong
Binnen hetzelfde kalenderjaar kunnen kinderen tot 12 maanden van leeftijd verschillen. Hoe jonger kinderen zijn, hoe groter dit verschil relatief is. Op zesjarige leeftijd is een kind uit januari bijna 20% ouder dan een kind uit december. Op die leeftijd, wanneer de ontwikkeling nog volop gaande is, is een voorsprong van bijna 20% belangrijk: de oudere kinderen zullen gemiddeld beter voetballen, zonder dat ze gemiddeld gezien intrinsiek beter zijn, en dus worden deze oudere kinderen geselecteerd op een irrelevant criterium, wat tot de onrechtvaardigheid en inefficiëntie leidt. En die oudere kinderen zijn in ons voetbalsysteem kinderen die in januari geboren zijn, omdat de afkapdatum voor voetbal op 1 januari ligt.
Onrechtvaardig: ok, maar relevant? Het gaat toch maar over voetbal. Akkoord, maar het effect is niet alleen bekend bij voetballers. De bron van mijn gegevens, de uiterst interessante website eduratio.be geeft ook nog gegevens over de Belgische toptennissers. En nog belangrijker, het geboortemaandeffect speelt ook in andere domeinen dan sport. Zo vermeldt EduRatio dat kinderen die in het Buitengewoon Onderwijs zitten disproportioneel geboren werden in de laatste maanden van het kalenderjaar. En zeer recent publiceerde een Engelse onderzoeksinstelling een studie die stelde dat de geboortemaand een effect heeft op het welzijn (zie artikel in The Guardian). Kinderen in december hebben niet minder talent of minder motivatie of minder zelfbeheersing dan kinderen uit januari en toch doen ze het op tal van domeinen minder goed.
Afkapdata
Er zijn pogingen geweest om een rechtvaardiging te vinden voor de vastgestelde fenomenen. EduRatio vermeldt een studie uit 2006 over de hogere kans die kinderen lopen op zelfmoord en psychische problemen als ze geboren zijn in de maanden april-juni. De onderzoekers probeerden dit fenomeen te verklaren door te stellen dat deze kinderen tijdens de winter in de baarmoeder zaten, met als gevolg negatieve omgevingsfactoren (zonlicht, temperatuur,…). De onderzochte kinderen kwamen uit Wales en Engeland, met een afkapdatum voor school op 1 juli.
Een gelijkaardige studie van andere onderzoekers, nota bene uit 2003, over kinderen uit Schotland vond als risicomaanden november-februari. In Schotland is de afkapdatum voor school dan ook 1 maart. De vaststelling dat het geboortemaandeffect door de afkapdatum op school wordt bepaald is dan ook een (bijna) sluitend bewijs dat het effect wel degelijk bestaat. Dit vindt men trouwens ook terug in de sport: voor baseball is de afkapdatum niet 1 januari (zoals bij de Belgische voetballers), maar 1 augustus, waardoor kinderen die in augustus geboren zijn proportioneel meer aan de top geraken dan kinderen uit juli.
Onbekend
Aan het geboortemaandeffect zitten een aantal opmerkelijke aspecten vast. Ten eerste is het effect maar weinig bekend. Zelfs de wetenschappers van de studie uit 2006 over psychische problemen wisten er niet van. Dat is opmerkelijk, want het effect is eenvoudig te begrijpen en duidelijk en objectief vast te stellen. Bovendien is het effect al decennia gekend.
Het tweede opmerkelijke feit is dat er weinig of niets ondernomen wordt om het tegen te gaan, terwijl het relatief eenvoudig te verhelpen is. Zo bijvoorbeeld stelde reeds in 1993 een studie vast dat er een geboortemaandeffect is bij verwijzing naar het buitengewoon onderwijs (de geboortemaanden november en december zijn oververtegenwoordigd). EduRatio ging na of het effect ondertussen verdwenen was, maar dat bleek niet het geval. Nochtans zou het voldoende zijn kinderen op te delen in kwartalen in plaats van jaren, of een screening door te voeren met aangepaste testen.
Ten derde toont het geboortemaandeffect aan dat er onbekende, ongewilde onrechtvaardigheden zitten in onze maatschappij waar iedereen mee geconfronteerd kan worden (het kan heel makkelijk je kind zijn).
De vaststelling van het geboortemaandeffect heeft een veel bredere maatschappelijke impact dan louter de onrechtvaardigheid van dit effect. Het is het onomstotelijke bewijs dat onze maatschappij geen gelijke kansen biedt en dat er bijgevolg veel talent verspild wordt. Meer nog, het toont aan dat zelfs een eenvoudig uit te leggen onrechtvaardigheid die iedereen kan treffen (onderklasse of middenklasse) en die bovendien relatief makkelijk te remediëren is, grotendeels ongekend en onopgelost blijft. Wat moet het dan zijn met minder eenvoudige zaken die veel moeilijker op te lossen zijn en die enkel de lagere klassen treffen, zoals het feit dat de lage sociaal-economische status van de ouders de kinderen sterk benadeelt?
Hardnekkig fatalisme
Wetenschappelijk onderzoek heeft al uitgebreid aangetoond dat ondersteuning van kansarme gezinnen met zeer jonge kinderen verbluffende en kostenefficiënte resultaten kan geven (zie bijvoorbeeld James Heckman). Maar dat wetenschappelijk onderzoek is ingewikkeld en focust op de onderklasse, niet bepaald de maatschappelijke groep die de politieke agenda zet. Bovendien zijn oplossingen hier minder eenvoudig, omdat het vaak gaat om interventies in het gezin.
Maar de belangrijkste drempel is het hardnekkige fatalisme dat leeft bij de publieke opinie, namelijk dat initiatieven om kansarme kinderen te helpen niets uithalen: kansarm impliceert arm aan talent of arm aan motivatie. Echt talent drijft wel boven, zo denkt men, en het is bijgevolg niet gewenst en niet nuttig om dit proces te verstoren. Maar talent drijft niet boven, zoals het geboortemaandeffect aantoont. Er moet hard gewerkt worden om het alle kansen te geven dat het nodig heeft.
Dat is volgens mij de grootste troef van het geboortemaandeffect: het kan de publieke opinie laten inzien dat er ongelijke kansen zijn waar we ons als maatschappij niet of onvoldoende van bewust zijn en dat dit onmiskenbaar leidt tot een verspilling van talent. Het zou de publieke opinie moeten kunnen overtuigen dat deze en andere onrechtvaardige mechanismen kunnen en moeten aangepakt worden. Wat trouwens ook zal resulteren in beter voetbal op tv.
Deze tekst verscheen eerst als opinie bij MO*.