Luchtvervuiling: goed nieuws en slecht nieuws

De jongste jaren is er meer inzicht gekomen in de impact van luchtvervuiling, vooral van fijnstof.

Een verbetering in de rapportage en monitoring van luchtvervuiling en gezondheidseffecten heeft vanaf eind 2012 tot een aantal belangrijke wetenschappelijke papers geleid. Een rapport van de OESO uit 2014 verwerkt die nieuwe inzichten en concludeert dat de impact van luchtverontreiniging hoger ingeschat moet worden. Waar de Wereldgezondheidsorganisatie in 2000 dacht dat luchtverontreiniging wereldwijd jaarlijks verantwoordelijk was voor minder dan 1 miljoen vroegtijdige doden, denkt men nu dat dat 3,2 miljoen doden zijn, een factor drie tot vier hoger.

Luchtverontreiniging is dus ongezonder dan we dachten. Toch is er ook goed nieuws: ondanks de hoger geschatte potentiële impact is de effectieve impact in veel Europese landen gedaald, ook in België. Het OESO-rapport schat voor België dat er in 2005 per miljoen inwoners 605 voortijdige doden waren te wijten aan fijnstof en hoge ozonconcentraties. In 2010 daalde dat tot 532 doden per miljoen (zie grafiek). Dat is een daling met bijna 12 procent in vijf jaar tijd.

tijdfijnstof

Dat is een belangrijke vooruitgang, maar onze buurlanden deden het beter. Duitsland had in 2005 iets meer doden per miljoen inwoners dan België, terwijl ze in 2010 tot onder het niveau van België zakten. Het Verenigd Koninkrijk en Nederland doen het dan zowel relatief als in absolute cijfers een pak beter dan België, terwijl Frankrijk relatief weinig daalde, maar een absoluut niveau heeft dat gevoelig onder de andere landen ligt: in 2010 waren er 276 voortijdige doden per miljoen inwoners in Frankrijk, of ongeveer de helft van België.

Bevolkingsdichtheid

Eigenlijk is vooral de relatief goede prestatie van Nederland opvallend, omdat bevolkingsdichtheid vaak als een belangrijke factor gezien wordt en Nederland een hogere bevolkingsdichtheid heeft dan België. Een mogelijke verklaring is het veel lagere aandeel dieselwagens in Nederland: ongeveer 25 procent van de nieuwe wagens zijn diesels, terwijl dit in België tot 65 procent is. Het aantal diesels in Frankrijk is dan weer gelijkaardig als in België, maar de bevolkingsdichtheid is er veel lager.

De economische kostprijs als gevolg van deze verloren levensjaren is gigantisch. Met een statistische waarde van een leven, dat de OESO schat op 3,5 miljoen dollar, is de totale economische kostprijs in België door luchtverontreiniging 20 miljard dollar in 2010, of ongeveer 4 procent van het bbp. Niet alles is te wijten aan transport: men schat dat het transport verantwoordelijk is voor ongeveer de helft van de luchtverontreiniging. Dat zou nog steeds een kostprijs van ongeveer 10 miljard dollar betekenen, of ongeveer 2 procent van het Belgische bbp.

Die geschatte kosten door lokale luchtverontreiniging zijn even groot, zo niet groter, dan de geschatte filekosten in België (1 à 2 procent van het bbp). Dat is een verrassing, omdat vaak gesteld wordt dat de filekosten die auto’s veroorzaken vele malen groter zijn dan de kosten door luchtverontreiniging (door auto’s).

Filekosten

Zo publiceerden een aantal Leuvense economen vorige week nog dat per 10.000 gereden kilometers gemiddeld ongeveer 300 euro filekosten veroorzaakt worden. Een benzine-auto veroorzaakt 40 euro kosten door lokale luchtverontreiniging (zoals fijnstof en ozon), een dieselauto ongeveer 70 euro. Met andere woorden, de kosten van luchtverontreiniging door de auto worden vele malen lager ingeschat dan de filekosten, wat niet in overeenstemming is met de bovenstaande cijfers die eerder wijzen op gelijke kosten. Pas als met de reële uitstoot van diesels wordt gerekend, die sinds Dieselgate veel hoger wordt ingeschat, komt men voor dieselauto’s tot een gelijkaardige kostprijs voor files en lokale luchtverontreiniging.

Door Dieselgate en de nieuwe inzichten over de impact van lokale luchtverontreiniging moeten transporteconomen hun schattingen van externe kosten aanpassen. In welke mate dat moet gebeuren, moet nog berekend worden. Maar het is duidelijk dat zeker de dieselwagen veel vervuilender is dan gedacht en de impact van die vervuiling hoger dan tot nu toe gedacht. De geplande verhoogde taksen en accijnzen voor dieselwagens komen dan ook niets te vroeg.

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.

Ook zonder dieselgate is hogere dieseltaks goed idee

De grote ongelijkheid zit niet in de grotere luchtvervuiling door een diesel, wel in de lage belastingen die dieselrijders betalen. De autofiscaliteit wordt eerlijker en efficiënter, en intelligent rekeningrijden is de volgende logische stap.

De Vlaamse regering heeft beslist de autobelastingen te hervormen. De belasting op inverkeersstelling wijzigt, evenals de jaarlijkse autotaks. Het bezit van een dieselauto wordt duurder en dat van een zuinige benzineauto goedkoper. Ook in het gebruik zal dezelfde evolutie te zien zijn: de accijnzen op benzine zullen vanaf 2016 dalen en die op diesel stijgen. Volgens Maarten Matienko, woordvoerder van VAB, zal zo tegen 2018 het prijsverschil tussen benzine en diesel verdwijnen.

Dat betekent dat een dieselwagen enkel voordelig blijft voor mensen die veel rijden – meer dan 20.000 kilometer per jaar. En ook al blijven de bedrijfswagens voorlopig buiten schot, toch zal er ook een impact zijn op de keuze van een bedrijfswagen. De wagen zal voor doorverkoop na de leaseperiode immers minder waard zijn. Die doorverkoopwaarde was nochtans een van de troeven van een dieselwagen, omdat hij langer meegaat en dus beter zijn waarde behoudt. Een tweedehandswagen wordt echter zelden ingeschreven als bedrijfswagen.

Met de commotie rond ‘dieselgate’ komt deze wijziging in de autofiscaliteit niets te vroeg: dieselauto’s zijn zeer waarschijnlijk vervuilender dan men dacht. Hogere lasten op die vervuilende auto’s is dan ook terecht. Toch verwacht de Vlaamse regering dat de veranderende fiscaliteit 45 miljoen euro extra zal opbrengen. Dat betekent dat men voorspelt dat er niet massaal wordt overgestapt naar de benzinewagen. Voor sommigen is dat genoeg om de vergroening van de fiscaliteit verdacht te maken en te stellen dat ze louter een belastingverhoging is.

Nochtans kan je die verhoging makkelijk vermijden door een benzinewagen aan te schaffen. Meer nog, voor benzinewagens worden de belastingen verlaagd. Dat de regering toch verwacht dat de inkomsten zullen stijgen, betekent dat er onvoldoende dieselrijders zullen overstappen naar benzine omdat het hun onvoldoende oplevert. In die optiek is de verhoging van de dieselbelasting blijkbaar niet groot genoeg om dieselrijders te overtuigen een minder vervuilende benzinewagen te kopen.

Bovendien zijn hogere lasten op dieselauto’s niet enkel te rechtvaardigen wegens de hogere vervuiling. Die vervuiling is immers niet de enige externe kostprijs. Ook geluidshinder, het risico op ongevallen en vooral de filekosten die een wagen voor andere auto’s veroorzaakt zijn belangrijke externe kosten – kosten die veroorzaakt worden voor iemand anders. Zo blijkt uit een studie van Transport & Mobility Leuven (TML) uit 2010 voor de Vlaamse Milieumaatschappij dat de externe kosten van één extra wagen vooral uit filekosten bestaan en gemiddeld slechts voor 12 procent uit luchtvervuiling voor een benzinewagen. Voor diesels is dat iets minder dan 20 procent. En zelfs mochten de dieselwagens tweemaal meer de lucht vervuilen dan gedacht, dan nog is het aandeel luchtvervuiling in de externe kosten minder dan 33 procent (zie grafiek).

De grote ongelijkheid zit dus niet in de grotere luchtvervuiling door een diesel. Het zijn veeleer de lage belastingen die dieselrijders betalen. Zo blijkt uit de grafiek dat een benzinerijder gemiddeld de helft meer belastingen betaalt dan de externe kosten die hij veroorzaakt, terwijl een dieselrijder 30 procent te weinig betaalt in vergelijking met de externe kosten die hij of zij veroorzaakt. Dat grote verschil in belastingen was er ook al vóór dieselgate. Die ongelijkheid had men dan ook al lang moeten wegwerken.

Met deze stap van de Vlaamse regering wordt de autofiscaliteit eerlijker en efficiënter. Maar het mag hier niet stoppen. Er moet werk gemaakt worden van een autobelasting die ook tijd- en plaatsgebonden is. Intelligent rekeningrijden is dan de volgende, logische stap.

tijddiesel

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.

We leven in een geweldige tijd

Eind november hield Open VLD haar toekomstcongres. De tekst die goedgekeurd werd, begint met “We leven in een geweldige tijd”. Als liberaal dacht ik: eindelijk, eindelijk iemand die erkent wat we allemaal zouden moeten erkennen: ja, het gaat goed, het gaat zelfs geweldig goed. We zijn rijker, gezonder en welvarender dan ooit tevoren. Combineer dat met de individuele onvervreemdbare basisvrijheden die we hebben in een liberale democratie en iedereen die genoeg kansen krijgt, kan iets geweldigs van zijn of haar leven maken.

Maar de slogan is durven. Het gaat immers volledig in tegen de tijdsgeest. De grote meerderheid denkt dat de jongere generatie het slechter zal hebben. Hieronder een grafiek uit een enquête van het ILO, de internationale vakbond. 87% van de Belgen antwoordde “slechter” op de vraag of de toekomstige generaties het beter of slechter zullen hebben. Het pessimisme is wijd verspreid maar in België toch ruim boven het gemiddelde van 66%.

futuregen

 

In een interview in De Tijd lijken Etienne Vermeersch en Tinneke Beeckman ook tot het kamp van de doemdenkers te behoren. Een citaat van Vermeersch:

Onze economie is een piramidespel. Dat zinnetje zou elke dag in hoofdletters op de voorpagina van uw krant moeten staan. In een piramidespel overhalen deelnemers  anderen om mee te doen, waarbij de bijdrage van de nieuwkomers wordt uitbetaald aan de vorige deelnemers. Dat systeem werkt. Iedereen wint, op voorwaarde dat er telkens meer deelnemers bijkomen, die zorgen dat er meer kan worden geproduceerd, zodat vervolgens meer kan worden geconsumeerd. Maar de piramide kan zich niet oneindig uitbreiden. Het systeem teert op grondstoffen die in snel tempo op geraken. Het produceert afval, maar de afvalbakken – bodem, rivieren, zeeën en lucht – lopen vol. Dat piramidespel stort ineen tegen het einde van deze eeuw. Misschien vroeger al.

Onze economie is een piramidespel. En voorlopig werkt het. Dat laatste klopt alvast. Hieronder het BBP per hoofd van de bevolking in België en de EU-27 en EU-15 (in reële termen – euro’s van 2005). Ondanks de huidige crisis, de diepste sinds de jaren ’30, zijn we in 2013 niet of nauwelijks armer dan vóór de crisis.

realGDP per capita

Op basis van bovenstaande grafiek kan niemand ontkennen dat we in een geweldige tijd leven. Maar Vermeersch gaat verder: “Het systeem teert op de grondstoffen die in snel tempo op geraken. Het produceert afval, maar de afvalbakken -bodem, rivieren, zeeën en lucht- lopen vol.”

Wel, is dat zo? Opinions are cheap, facts are expensive. Dus waarom niet wat feiten erbij halen. Hieronder een aantal grafieken van de Studiedienst van de Vlaamse Regering. Ik heb ze gehaald uit de sectie ‘Mileu&natuur’. Het is een selectie waarbij ik vooral gekeken heb naar de lengte van de tijdsreeks (hoe langer, hoe beter, volgens mij). Alle gegevens staan in aparte excel-files en ik heb er tien van gedownload.

1. Huishoudelijk afval per capita: stijging in de jaren ’90, lichte afname sinds 2000. Sterke stijging evenwel van het gesorteerde afval, en navenant sterke daling van het niet-gesorteerde afval. Mijn oordeel: gaat in goede richting.

opgehaald huishoudelijk afval - gesorteerd

2. Zware metalen in in oppervlaktewater: overal sterke daling sinds 2000, behalve voor arseen waar we terug bijna op niveau van 2000 zitten. Mijn oordeel: sterke verbetering.

water zware metalen

3. Evolutie bosgezondheid: sterke stijging van beschadigde bomen in Vlaanderen tot 1995, daarna lichte daling en laatste twee jaren terug sterke stijging. Mijn oordeel: hoewel het al slechter is geweest, gaat het niet de goede kant op.

boskwaliteit

4. Er is veel te doen rond fijn stof, daarom toch deze grafiek, hoewel beperkte tijdsreeks (2004-2008): aantal verloren gezonde levensjaren door fijn stof: lichte daling. Mijn oordeel: gaat goede kant op.

DALYS

5. Dioxine-emissies: spectaculaire daling sinds jaren ’90. Mijn oordeel: gaat goede kant uit.

lucht dioxine

6. Emissie poly-aromatische koolwaterstoffen: sterke daling sinds 1990, maar stijging ten opzichte van 1995. Mijn oordeel: gaat slechte kant uit, maar niet dramatisch.

lucht PAK emissies

7. Potentieel verzurende emissies: sterk en blijvende daling sinds jaren ’90. Mijn oordeel: gaat goede kant ui.

lucht pot verzurende emissies

8. Evolutie biologische kwaliteit van het oppervlaktewater: sinds begin jaren 90 sterke vermindering van ‘slechte’ kwaliteit. Veel ‘slechte’ kwaliteit lijkt ontoereikend’ geworden, maar toch ook sterke relatieve stijging van ‘matig’, ‘goed’, ‘goed en hoger’ en ‘zeer goed’. Mijn oordeel: gaat goede kant op.

water bio kwaliteit

9. Bodem-verontreiniging: sinds 2000 stijging van aantal te saneren gronden. Aantal onderzochte gronden stijgt eveneens, en aantal waar ‘beschrijvend onderzoek nodig’ is daalt licht. Interessante te weten: op 1 juni 2008 ging het nieuwe bodemdecreet in voege en wijzigde de definitie van ‘verontreinigde grond’. Ik veronderstel een verstrenging van de definitie. Mijn oordeel: matig negatief.

bodem - verontreiniging

10. Verzuring-vermesting van natuur: dalingen van verzuring en vermesting, maar nog steeds boven normen voor 2015 (data lopen tot 2010). Mijn oordeel: gaat goede kant op.

verzuring vermisting natuur

 

Samenvattend: althans voor Vlaanderen lijkt het overwegend de goede kant op te gaan. Dat is op zijn minst opmerkelijk, aangezien Vlaanderen dicht bevolkt is met veel verkeer en nog steeds heel wat industrie.

Ik ben er mij bewust van dat deze overwegend positieve evoluties er niet vanzelf gekomen zijn: de maatregelen die de overheid genomen heeft, hebben gewerkt. Maar dat moet ons optimistisch stemmen: als we willen, kunnen we blijkbaar de problemen aanpakken. Dat zou de voornaamste boodschap moeten zijn: we kunnen welvarender worden én het milieu minder belasten. Dat hebben we de laatste 20 jaar bewezen.

We leven dus in een geweldige tijd, met enorme mogelijkheden. Welvarend, kansrijk (toch voor ongeveer 85% van de bevolking), in goede gezondheid, met individuele, onvervreemdbare rechten. En niets wijst erop dat dit niet zo gaat blijven duren. Meer nog, met ons milieu gaat het overwegend de goede kant op en we worden zeer waarschijnlijk in de toekomst met zijn allen nog rijker. Innovatie staat niet stil.

Pessimistic bias

Bryan Caplan, een Amerikaans econoom, spreekt van een ‘pessimistic bias’“a tendency to overestimate the severity of economic problems and underestimate the (recent) past, present, and future performance of the economy.” Ik denk dat dit wel kan kloppen. Een voorbeeld: toen ik twee jaar geleden over de zelfrijdende auto sprak, kreeg ik enkel meewarige blikken. Nu al veel minder; en binnen minder dan tien jaar is het misschien realiteit.

Van waar komt dan toch dat pessimisme? Ik weet het eigenlijk niet. De eenvoudigste verklaring is dat ‘doemdenken’ ernstig klinkt, en wie wil er niet ernstig genomen worden? Ook risico-aversie kan veel verklaren: “het moet maar eens waar zijn”. Maar dat is speculatief.

Het enige waar ik zelf niet zo optimistisch over ben, is klimaatopwarming. Ik ben absoluut geen klimaatexpert, maar wat ik wel weet is dat dit een globaal probleem is. Misschien gaat de Europese Unie haar doelstellingen wel halen, maar China doet dat met gemak teniet. Ik denk dat enkel technologische innovatie hier een oplossing kan bieden, en dat is natuurlijk onzeker.