Een rechtvaardiger asielbeleid is selectief

Momenteel zijn er in Brussel bijna 500 mensen in hongerstaking. Ze willen geregulariseerd worden om zo eindelijk legaal in ons land te kunnen verblijven. Sommigen onder hen zijn al meer dan tien jaar in ons land en hebben hier gewerkt en belastingen betaald. Deze individuele verhalen tonen hoe onrechtvaardig ons asielbeleid is.

Het probleem is dat die onrechtvaardigheid onvermijdbaar is. Wereldwijd zijn er meer dan 50 miljoen mensen op de vlucht. Daarvan laten we er in België hooguit een paar tienduizend per jaar toe. Het is dan ook een keiharde vaststelling: we laten vooral veel mensen die op de vlucht zijn niet toe. Maar het is politiek en maatschappelijk onverdedigbaar om de grenzen open te zetten.

Anderzijds is het ethisch maar zeer moeilijk te verdedigen om de grenzen niet open te zetten. Waarom heeft een Vlaamse baby veel betere toekomstperspectieven dan een Soedanese baby? Geen van beiden heeft ook maar één verdienste aan een al dan niet goed functionerende economie en overheid, die veiligheid en welvaart bieden. De Vlaamse baby heeft simpelweg een winnend lotje getrokken; de Soedanese baby een verliezend lotje. De ene heeft geluk; de andere brute pech.

Dat is ethisch moeilijk aanvaardbaar en het zou logischer zijn om op basis van deze ethische overwegingen te pleiten voor een opengrenzenbeleid. Maar geen enkele politieke partij overweegt dit, omdat het politieke zelfmoord zou zijn.

Als je niet alle mensen kan toelaten, dan moet je proberen om zoveel mogelijk mensen toe te laten. In een democratie moet je daarvoor de steun van de bevolking hebben. En dan is selectie een belangrijk middel. Door het grote aanbod aan vluchtelingen die naar België willen komen, is selectie mogelijk. Nadat de kwetsbare vluchtelingen zijn geïdentificeerd, zou binnen die groep moeten geselecteerd worden op integreerbaarheid. Daar kunnen verschillende criteria voor toegepast worden, zoals leeftijd en opleiding.

Maar de overheid zou ook moeten selecteren op de overtuiging van de nieuwkomer ten aanzien van de waarden van de liberale democratie, zoals gelijkheid van man en vrouw, tolerantie ten aanzien van andersdenkenden en seksuele geaardheid, en de vrijheid van meningsuiting. Om haar neutraliteit te versterken mag een neutrale staat actief de immigratie sturen.

Door nieuwkomers toe te laten die vlot integreren kan de democratische steun voor een gul asiel- en migratiebeleid groeien en zal je uiteindelijk meer mensen kunnen helpen. Dat is nog niet rechtvaardig in absolute zin maar wel rechtvaardiger dan wat we nu doen, en wellicht het hoogst haalbare.

Andreas Tirez

Deze tekst verscheen eerst als zomercolumn in DeMorgen.

Over een zo rechtvaardig mogelijk asiel- en migratiebeleid

Met de getuigenissen over mishandeling van de door België teruggestuurde Soedanezen staat het asielbeleid opnieuw in het midden van de belangstelling. Het is weinig waarschijnlijk dat Theo Francken zal gedwongen worden ontslag te nemen, omdat niemand de regering wil doen vallen op dit thema. Iedereen vreest immers dat N-VA hier electoraal sterk mee zal scoren.

Die laatste afweging lijkt door niemand gecontesteerd te worden. De gevolgen ervan worden volgens mij echter niet doorgetrokken. Voor elk asiel- en migratiebeleid heb je democratische steun nodig. Internationale rechtsregels worden in binnen- en buitenland creatief ingevuld om toch maar niet electoraal afgerekend te worden.

In deze blogpost argumenteer ik dat het mogelijk is om een rechtvaardiger asiel- en migratiebeleid te voeren zonder de democratische steun te verliezen.

Niet rechtvaardig, maar wel zo rechtvaardig mogelijk

Wereldwijd zijn er ongeveer 60 miljoen mensen op de vlucht. Daarvan zijn er in 2015-2016 minder dan 2 miljoen naar Europa gevlucht. De grootste asiel- en migratiecrisis betrof dus nauwelijks 3% van de vluchtelingen. Het is een keiharde vaststelling: we laten vooral veel mensen die op de vlucht zijn niet toe.

Het is politiek en maatschappelijk onverdedigbaar om de grenzen open te zetten. Pleiten voor een opengrenzenbeleid is dan ook een zeer marginale positie in de publieke opinie. De reden is eenvoudig: het is politieke en maatschappelijke zelfmoord, omdat open grenzen de positie van de insiders (zij die reeds in het Westen wonen) sterk zou verslechteren.

Echter, ethisch is het maar zeer moeilijk te verdedigen om de grenzen niet open te zetten en mensen die hier niet geboren zijn buiten te houden. Waarom zou de plaats van de geboorte bepalen waar je wel en niet mag komen? Waarom heeft een Vlaamse baby veel betere toekomstperspectieven dan een Soedanese baby? Geen van beiden heeft ook maar één verdienste aan de aanwezigheid van een al dan niet goed functionerende staat die al dan niet veiligheid, gezondheidszorg en onderwijs biedt. De Vlaamse baby heeft simpelweg een winnend lotje getrokken; de Soedanese baby een verliezend lotje. De ene heeft geluk; de andere brute pech.

Dat is ethisch moeilijk aanvaardbaar en het zou logischer zijn om op basis van deze ethische overwegingen te pleiten voor een opengrenzenbeleid. Het punt is echter dat enkel zij die een winnend lotje getrokken hebben het beleid in het Westen bepalen. Een Soedanees heeft hier geen stemrecht. En de insiders in het Westen willen dit natuurlijk zo houden. Het is een te verwachten en rationele behoudsgezinde reactie. Maar ethisch dus moeilijk verdedigbaar.

Geen open grenzen dus. En dus houden we de overgrote meerderheid van de tientallen miljoenen vluchtelingen buiten.

Hoe meer, hoe beter

Ik spreek dan ook bewust over een rechtvaardiger asiel- en migratiebeleid, omdat een asiel- en migratiebeleid dat in absolute zin rechtvaardig is politiek onmogelijk is.

Dat impliceert dat een asiel- en migratiebeleid rechtvaardiger wordt als je meer mensen in België en de rest van het Westen toelaat (ik ga ervan uit dat je ter plaatse de levensomstandigheden niet snel, significant en duurzaam kan verbeteren). En het zullen dus nooit genoeg vluchtelingen zijn die we toelaten om tot een echt volledig rechtvaardig beleid te komen. Maar de perfectie mag niet de vijand van het goede zijn. Dus: hoe meer vluchtelingen we toelaten, hoe beter.

De culturele angst is reëel, ook al is hij onterecht

Dat de insiders geen open grenzen willen is rationeel, ook al leidt het niet tot een ethische uitkomst. Maar het gaat verder dan dat. Zelfs bij een instroom van nog geen 2 miljoen vluchtelingen op twee jaar, wat neerkomt op minder dan 0.4% van de Europese bevolking, duikt het spook op van de culturele angst.

Het is iets wat N-VA goed lijkt begrepen te hebben: veel insiders zijn bang dat de nieuwkomers onze manier van leven gaan aantasten. Nieuwkomers, en zeker nieuwe moslims worden gezien als een bedreiging. Het zou bijvoorbeeld de gelijke behandeling van mannen en vrouwen onder druk kunnen zeten.

En ook al stelt ook de N-VA, bij monde van Bart De Wever in 2015, dat die culturele angst onterecht is, ze is wel reëel.

Het is dus belangrijk om aan de insiders duidelijk te maken dat de nieuwkomers geen bedreiging vormen voor de waarden van onze liberale democratie.

Controle…

De zomer en het najaar van 2015 gelden als de periode van de vluchtelingencrisis. Het was toen crisis, niet omdat er toen veel vluchtelingen waren (die zijn er nu nog), maar omdat er een grote instroom van vluchtelingen naar Europa was die de overheden maar moeilijk konden indammen.

Langs de ene kant was er de Conventie van Génève waardoor je elke vluchteling die gevaar loopt asiel moet geven. Langs de andere kant was er de culturele angst waardoor politici die veel vluchtelingen lieten opvangen dreigden weggestemd te worden.

Er was één belangrijke politica die stand hield: Angela Merkel. Duitsland, zo zei ze, kan deze instroom best wel aan. Wir schaffen das. En gelijk had ze. En gelijk kreeg ze. Ze werd niet weggestemd bij de Duitse federale verkiezingen van afgelopen september.

En toch is ook Merkel moeten bijdraaien. Eerst in 2016 door mee een deal te sluiten met Turkije om de vluchtelingen in Turkije te houden (waardoor de Conventie van Génève intact kon blijven; een knap staaltje van hypocriete realpolitik). Later, in oktober 2017, door een deal te sluiten met de zusterpartij CSU om een maximum instroom vast te leggen van 200.000 vluchtelingen per jaar. Een bovengrens die wel flexibel is, omdat ze kan verhoogd worden naargelang de internationale ontwikkelingen.

Het ordewoord is dus controle. Overheden moeten aan hun burgers tonen dat ze de situatie onder controle hebben. En de rechtsregels kunnen enkel verzoend worden met de democratische realiteit door een deal te sluiten met Erdogan.

…en selectie

Dat er een bovengrens aan de instroom wordt gesteld is een logisch gevolg van de culturele angst, ook al is die angst grotendeels onterecht.

Sommige opiniemakers vinden dat de politiek hier capituleert. Politici moeten leiderschap tonen in plaats van de bevolking naar de mond te praten. En dus zouden de politici moeten ingaan tegen hun burgers en hen uitleggen dat de culturele angst onterecht is.

Maar politici werken in een hoogst competitieve omgeving. Als de ene politicus de politieke moed toont om te zeggen dat de culturele angst schromelijk overdreven is, met de cijfers bij de hand, dan zal er rechts van hem een politicus opstaan die stelt dat dat naïef en wereldvreemd is. Want er zijn inderdaad voorbeelden te vinden die de culturele angst voeden, ook al is dat vaak anekdotisch. De moedige politicus belandt vervolgens op het politieke kerkhof. Zelfs de onaantastbaar gewaande Merkel heeft moeten plooien.

Het werkt dus niet als de politicus zegt dat de culturele angst onterecht is. Hij moet tonen dat hij de culturele angst begrepen heeft en er een antwoord op biedt. Theo Francken lijkt dat goed begrepen te hebben. Recent maakte hij bekend dat hij 150 humanitaire visa geeft aan Syrische vluchtelingen. De vluchtelingen zijn geselecteerd op hun “kwetsbaarheid”, namelijk gezinnen met kinderen, ouderen of mensen met een bijzondere medische problematiek. Bovendien zijn er verschillende geloofsgemeenschappen die zich zullen inzetten voor de opvang van deze vluchtelingen. Ze zullen niet aan hun lot overgelaten worden. Ten slotte zullen ze via het vliegtuig naar België komen, in plaats van een gevaarlijke overtocht te wagen in handen van mensensmokkelaars.

Hier wordt getoond dat de overheid de zaak onder controle heeft, omdat ze zelf selecteert. Bovendien gaat het om profielen die de culturele angst niet of veel minder aanwakkeren: gezinnen met kinderen, ouderen en zieken. Dus niet de 20-jarige alleenstaande man die wel de gevaarlijke overtocht durfde aan te gaan.

Een dergelijke selectie zou ook nog een tweede stap kunnen bevatten. Nadat de kwetsbare vluchtelingen zijn geïdentificeerd, zou binnen die groep moeten geselecteerd worden op integreerbaarheid. Daar kunnen verschillende criteria voor toegepast worden, zoals leeftijd en opleiding. Maar de overheid zou ook moeten selecteren op de overtuiging van de nieuwkomer ten aanzien van de waarden van de liberale democratie, zoals gelijkheid van man en vrouw, tolerantie ten aanzien van andersdenkenden en vrijheid van meningsuiting. Een neutrale staat mag actief de immigratie sturen.

Gezien er in de wereld 60 miljoen vluchtelingen zijn is er een overaanbod van kwetsbare vluchtelingen. Als er binnen die groep de best te integreren kwetsbare vluchtelingen geselecteerd worden zal de culturele angst bestreden worden.

Opnieuw: meer is beter

Ook al stelt Francken dat hij 8 keer meer humanitaire visa aflevert dan de vorige federale regering, toch is 150 vluchtelingen maar een schijntje. Als blijkt dat de opvang en integratie van de vluchtelingen vlot verloopt, is er geen enkele reden om de aantallen niet op te drijven tot tienduizenden per jaar, waarbij de selectiecriteria aangepast worden op basis van de opgedane ervaring.

Niets doen kan ook immoreel zijn

De focus van de kritiek ligt nu echter op het terugkeerbeleid (en eigenlijk is die al verschoven naar de politieke vraag of er gelogen is of niet en of er daarvoor ontslag genomen moet worden of niet). Ik denk dat de oppositie consequent is in haar kritiek op dit terugkeerbeleid. Ik denk echter ook dat het verhogen van het aantal vluchtelingen meer aandacht verdient. Dat is volgens mij het grootste onderbelichte mankement van het huidige asiel- en migratiebeleid.

Tienduizenden mensen per jaar niet helpen terwijl je dat wel zou kunnen is volgens mij dan ook erger dan het terugkeerbeleid naar een dictatoriaal regime waarbij je als overheid onvoldoende geverifieerd hebt of er niet mishandeld of gefolterd wordt. Het ene krijgt terecht aandacht, het andere onterecht niet.

UPDATE (3/1/2018)

De voorbije week is het erg onrustig in Iran. Duizenden mensen protesteren tegen het islamitisch regime. Honderden zullen wellicht opgepakt en vervolgd worden. Velen anderen zullen willen vluchten. Mijn vraag: zou het onze liberale democratie niet net versterken als we dergelijke vluchtelingen makkelijker opnemen? Je hoeft het niet over alles met haar eens te zijn, maar Darya Safai, een Iraanse vrouw die rond 2000 naar België vluchtte, lijkt me een uitstekend antwoord op deze vraag.

Asielbeleid is onvermijdelijk hard

Afgelopen dagen was er opnieuw commotie over een beleidsdaad van Theo Francken, staatssecretaris voor Asiel en Migratie. Francken pakte zondag uit met het nieuws dat er identificatieteams uit Soedan in België waren om mensen zonder papieren uit het Maximiliaanpark te kunnen identificeren, waarna ze kunnen teruggestuurd worden.

Francken wordt verweten met een crimineel regime samen te werken, omdat het identificatieteam uit Soedan op één of andere manier verantwoording zal moeten afleggen aan dat regime. Deze manier van samenwerken met het Soedanese regime roept dan ook vragen op.

De vraag blijft echter hoe het dan wel opgelost moet worden. Voor een efficiënt en rechtvaardig asielbeleid is immers ook een effectief terugkeerbeleid noodzakelijk van mensen zonder verblijfsrecht. Indien je deze niet kan terugsturen, dan kan iedereen die in België geraakt hier ook blijven.

Als je mensen zonder verblijfsrecht wil kunnen terugsturen, dan moet het land van herkomst deze mensen ook terug toelaten op hun grondgebied. Er moet dus op één of andere manier gewerkt worden met de regimes van die landen. Daar zitten ook regimes bij die de mensenrechten schenden. Maar het asielrecht geeft net asiel aan mensen die in hun thuisland een groot risico lopen op vervolging en foltering. De erkenningsgraad van Soedanese asielzoekers ligt dan ook hoog, tot meer dan 50 procent.

In het geval waar het nu over gaat, is asiel echter geen optie, omdat de betrokkenen naar verluidt geen asiel willen vragen in België. Ze zouden wachten op een kans om door te reizen naar het Verenigd Koninkrijk. Daar zouden ze beter opgevangen worden, met een snellere procedure. Ook spreken ze er Engels, zoals veel Soedanezen, en hebben ze er vaak familie of vrienden wonen. Het is natuurlijk moeilijk om je in de plaats te stellen van een Soedanees in België, maar als het risico op vervolging bij terugkeer in Soedan zo groot zou zijn, waarom vragen ze dan niet alsnog asiel aan in België? Ik heb de indruk dat niemand het antwoord kent of wil geven, ook de critici van Francken niet.

Het asielbeleid is dan ook een makkelijk doelwit voor kritiek, om de eenvoudige reden dat we niet alle 60 miljoen vluchtelingen in de wereld kunnen en willen opvangen. Er is een overaanbod aan mensen die naar hier willen komen, maar een grote schaarste aan opvang in België en Europa. Het is onmiskenbaar dat we miljoenen mensen in nood weigeren te helpen. Dat is keihard, maar het alternatief is een opengrenzenbeleid. En daar pleit niemand voor.

De hardheid van het beleid kunnen we echter meestal goed verstoppen en negeren. Zo heeft de Europese Unie jaren geleden een wet gestemd dat ervoor zorgt dat asielzoekers niet met het vliegtuig of de ferryboot naar Europa kunnen komen. Dat is de reden dat ze hun toevlucht zoeken tot gammele bootjes en mensensmokkelaars. Dat is een serieuze, maar voor ons onzichtbare drempel voor mensen die een dergelijke overtocht niet kunnen of durven te maken. Hierdoor worden we in Europa veel minder geconfronteerd met vluchtelingen dan zonder die Europese wet het geval zou zijn. Maar daarmee is het vluchtelingenprobleem niet weg. Het komt gewoon veel minder tot bij ons. Meer nog, we maken zelfs een deal met Turkije om nog meer vluchtelingen daar te houden. Niemand is gelukkig met die deal, maar men hoopt tegelijk wel dat hij standhoudt.

Het zou humaner zijn om vluchtelingen ter plaatse te selecteren en met het vliegtuig naar hier te brengen. Dat zou dan wel een enorme toestroom creëren van mensen die volgens de huidige criteria recht hebben op asiel. Er zou dan onvermijdelijk een bovengrens op het aantal erkende vluchtelingen moeten komen. Een bovengrens die alleen maar rechtvaardig kan zijn als ze hoog is. Maar een bovengrens willen we dan weer niet, want wat doe je met een oorlogsvluchteling die er net boven zit? De hardheid van de weigering om die oorlogsvluchteling op te vangen zou te opzichtig zijn en dat willen we niet.

De critici van het huidige Belgische en Europese asielbeleid hebben gelijk als ze stellen dat dit beleid hard is. De kritiek is echter vaak oneerlijk, omdat er geen alternatieven zijn die geen hard beleid impliceren. Uiteraard kan alles beter, maar ook een verbeterd asielbeleid zal hard zijn, tenzij je pleit voor open grenzen. Ik zie voorlopig geen geloofwaardige tussenpositie.

Deze tekst verscheen eerst als column voor De Tijd.

Een neutrale staat mag actief immigratie sturen

Sinds een aantal jaren is het integratiedebat helemaal terug. Daarbij wordt de focus gelegd op de islam en is de tweedeling voelbaar. Er lijken soms maar twee extremen te bestaan: zij die kritiek hebben op de islam zijn islamofoob en zij die kritiek hebben op de blanke meerderheid zijn moslimknuffelaars.

Om dit polariserend klimaat te bevechten heeft Patrick Loobuyck, hoogleraar moraalwetenschappen, een boek geschreven waar hij het opneemt voor de mensen die zich redelijk willen opstellen. In Samenleven met Gezond Verstand stelt hij dat het mogelijk is dat redelijke mensen, ongeacht hun diepste overtuiging, een set van waarden kunnen delen dat gebaseerd is op de gelijkwaardigheid van elke mens. Die overlappende consensus leidt tot de individuele vrijheden die door de staat moeten gegarandeerd worden, desnoods tegen de wil van de meerderheid in. De staat moet daarbij een neutrale positie innemen ten aanzien van de verschillende ideeën en levensbeschouwingen.

In onze liberale democratie, met haar individuele grondrechten, kan niet verplicht worden dat iedereen instemt met die overlappende consensus. Eén van de essentiële kenmerken in een liberale democratie is immers net dat het woord en de gedachten vrij zijn. En bijgevolg mag je in een liberale democratie ook de liberale democratie afwijzen.

Dat is dan ook de zwakke plek van onze open en tolerante maatschappij: in welke mate laten we woord, gedachte en actie toe die ons samenlevingsmodel kunnen ondermijnen? Hoe weerbaar is onze maatschappij tegenover intolerantie? Sommigen noemen het naïef te denken dat een meerderheid echt kan tegengehouden worden indien ze individuele grondrechten aan banden zou willen leggen.

Loobuyck erkent dit probleem en pleit voor een actieve staat. Om de duurzaamheid van de liberale democratie te beschermen moet de neutrale staat actief de ideeën achter de liberale democratie promoten. Neutraliteit is geen excuus voor passiviteit.

De liberale democratie promoten doe je het beste bij nieuwkomers en de grootste groep nieuwkomers zijn de kinderen die hier geboren worden. Loobuyck heeft jaren geleden al de idee gelanceerd dat alle kinderen een vak Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie (LEF) zouden moeten volgen, met daarin de fundamenten van onze samenleving uitgelegd. Het zal de verbondenheid rond een gedeelde set van waarden te stimuleren. Het is een pleidooi waar volgens mij weinig tegenin te brengen is en ik steun zijn oproep voor LEF op school dan ook volledig, en velen met mij.

Dezelfde actieve houding van de neutrale staat ten aanzien van kinderen kan ook toegepast worden op volwassen nieuwkomers. Loobuyck vindt het dan ook evident dat de overheid inburgeringscursussen aanbiedt en laakt het feit dat Vlaanderen daar pas begin jaren 2000 mee begonnen is (Franstalig België overigens nog veel later).

Die actieve, maar niet dwingende houding van de overheid is dus noodzakelijk om ervoor te zorgen dat voldoende mensen overtuigd worden van de waarden van de liberale democratie. Enkel op die manier kan de duurzaamheid van de liberale democratie gegarandeerd worden. Als je die redenering doortrekt, dan moet de overheid dat ook toepassen op de selectie van volwassen nieuwkomers. Nu wordt al vaak gepleit voor economische immigratie, namelijk een selectie van de juiste talenten voor de arbeidsmarkt. Hier kan een dimensie aan toegevoegd worden zodat de overheid ook zou selecteren op de overtuiging van de nieuwkomer ten aanzien van de waarden van de liberale democratie, zoals gelijkheid van man en vrouw, tolerantie ten aanzien van andersdenkenden en vrijheid van meningsuiting. Loobuyck levert volgens mij dan ook een goede argumentatie om de ondertekening van een nieuwkomersverklaring als selectiecriterium ernstig te nemen.

Dat is niet toegeven aan de culturele angst, die mij weinig gefundeerd lijkt, maar is ingegeven door de bezorgdheid over de duurzaamheid van de liberale democratie. Meer nog, het toelaten van overtuigde liberaal-democratische nieuwkomers zou de sociale cohesie en zo ons samenlevingsmodel versterken.

Tot slot, waar het boek te weinig op ingaat is hoe de overlappende consensus in de praktijk moet gebracht worden. Op het einde lanceert Loobuyck het principe van de redelijke accommodatie, waarbij aanpassingen aan bestaande regels aanvaard kunnen worden als de regels niet gebaseerd zijn op een ethisch principe. Maar hij werkt de gegeven voorbeelden, zoals gescheiden zwemuren of de hoofddoek bij de politie, onvoldoende uit. Terwijl dat net de grote discussiepunten zijn van vandaag. Maar hij geeft in de rest van zijn boek wel voldoende materiaal om die discussie op een redelijke manier aan te gaan.

Samenleven met Gezond Verstand, Patrick Loobuyck, uitgegeven bij Polis

Deze tekst verscheen eerst als column bij De Tijd.

België kan ruim dubbel zoveel vluchtelingen aan

Afgelopen weekend won de CDU, de partij van Bondskanselier Angela Merkel, afgetekend de verkiezingen in Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen. De verkiezingsoverwinning is niet enkel belangrijk omdat de deelstaat met bijna 18 miljoen inwoners de meest bevolkte is, maar ook omdat Schulz, Merkels rivaal voor de nationale verkiezingen in september, hier geboren is en de socialisten er normaal gezien de plak zwaaien. Een week eerder had de CDU ook al gewonnen in Schleswig-Holstein, zij het minder sterk.

De verkiezingsoverwinningen bevestigen Merkels populariteit en geven haar criticasters het nakijken. En die waren talrijk na de ‘Wir Schaffen Das’-speech die Merkel eind augustus 2015 gaf en waarmee ze stelde dat Duitsland haar morele plicht om de vele vluchtelingen op te vangen aankon. Ook Bart De Wever leverde al snel scherpe kritiek op deze koers en ging een paar maanden later nog wat verder door te zeggen dat Merkels vluchtelingenbeleid onvermijdelijk haar ondergang betekende; het zou nog slechts een kwestie van enkele weken zijn.

Maar Merkel bleef. En nu wint haar partij verkiezing na verkiezing. Ook de gevreesde overrompeling door AfD, de euro- en islamkritische partij, blijft uit. N-VA en Bart De Wever weigeren echter toe te geven dat ze het bij het verkeerde eind hadden. Meer nog, zij stellen dat het Merkel is die haar beleid bijgesteld heeft.

En dat klopt: Europa sloot, met de steun van Merkel, half maart 2016 een akkoord met Turkije zodat de grenzen konden gesloten worden voor vluchtelingen. Open grenzen kunnen inderdaad niet de oplossing zijn als er tientallen miljoenen mensen op de vlucht zijn, omdat te veel vluchtelingen op korte tijd een samenleving kunnen ontwrichten waardoor ze zich volledig kan keren tegen het opvangen van vluchtelingen. Dat is ook de redenering van Bart De Wever: door te veel vluchtelingen op te vangen, gaan mensen zich afzetten tegen immigratie. Het leidt tot de opkomst van populisten en extremisten zoals Trump, Le Pen en Wilders. Dat is nefast, omdat het verouderende Europa net immigratie nodig heeft, aldus nog De Wever in De Tijd afgelopen weekend.

Die redenering houdt steek. De vraag is dan wanneer het ‘te veel’ is. En daar hebben N-VA en De Wever zich vergist. In 2015 en 2016 heeft Duitsland in totaal 1,2 miljoen asielaanvragen verwerkt, of bijna 15.000 per miljoen inwoners. In dezelfde periode waren er in België 63.000 asielaanvragen of 5.600 per miljoen inwoners. Verhoudingsgewijs heeft Duitsland 2,7 keer meer vluchtelingen opgevangen. De verkiezingsoverwinningen van Merkel tonen aan dat dit niet ‘te veel’ is. Waarom zou dat voor België anders zijn?

tijdmerkel

Merkel heeft getoond dat een rijk, Europees land niet in een extreemrechtse kramp schiet als het op twee jaar tijd het equivalent van 1,5 à 2 procent van zijn bevolking aan vluchtelingen opvangt.

Het is belangrijk om dat te erkennen, omdat de nood om kwetsbare vluchtelingen te helpen niet weg is. Zo werd een paar weken geleden een rapport bekend dat stelde dat er in Griekse en Italiaanse vluchtelingenkampen kinderen vreselijk misbruikt worden. Er zouden 23.000 onbegeleide minderjarigen in die kampen zitten. Wouter De Vriendt, parlementslid voor Groen, schreef een open brief aan Theo Franken, staatssecretaris voor Asiel en Migratie voor N-VA, waarin hij vroeg om zo snel mogelijk 1.000 onbegeleide minderjarige vluchtelingen naar België te halen. Francken ging op deze vraag niet in en verwees onder meer naar de beperkte draagkracht van ons land.

Mij is het duidelijk dat de verkiezingsoverwinningen van Merkel aantonen dat er een veel groter draagvlak bestaat om mensen in nood te helpen dan sommige politici denken, en a fortiori als het om kinderen gaat. Hierbij steun ik dan ook de oproep van De Vriendt: haal zo snel mogelijk 1.000 onbegeleide kindvluchtelingen naar België. Wees gerust, daar is voldoende draagvlak voor.

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.

De kracht van verbondenheid

De voorbije twee jaar kunnen stilaan als een scharnierperiode gezien worden, waarin aanslagen in Parijs, Brussel en elders in Europa de fundamenten van onze open, inclusieve liberale democratie op de proef stelden.

Terwijl de aanslag op Charlie Hebdo in januari 2015 nog een massale steun uitlokte voor een van die fundamenten, namelijk de vrijheid van meningsuiting, lijkt die steun eind 2016 af te brokkelen. Symbool daarvan is de Amerikaanse president-elect Donald Trump, die bevolkingsgroepen stigmatiseerde en dreigde om bij verlies de verkiezingsuitslag niet te aanvaarden.

Als liberaal is mijn eerste reflex om het voluit op te nemen voor de liberale grondrechten die individuen en minderheden moeten beschermen tegen mogelijk misbruik door de staat en de meerderheid. Keer op keer stel ik vast dat het principe van onze liberale democratie onvoldoende bekend is. Dat die vrijheden, zoals vrijheid van meningsuiting, maar ook de vrijheid van religie en geweten, onvervreemdbaar zijn en dus niet door een democratische meerderheid bepaald worden. In een liberale democratie hebben de kiezer en de massa niet altijd gelijk.

Er is echter nog een ander belangrijk strijdpunt, waar liberalen van nature doorgaans minder aandacht aan geven. Het gaat om de verbondenheid die mensen met elkaar moeten voelen als ze een solidaire, welvarende maatschappij willen uitbouwen of behouden. Dat betekent dat individuen het gevoel moeten hebben dat ze erbij horen, dat we met zijn allen tot zekere hoogte in hetzelfde schuitje zitten, ongeacht afkomst of overtuiging. Dat is met de aanslagen, die (bijna) steeds vanuit een islamitisch fanatisme worden gepleegd, alleen maar belangrijker geworden. Het risico is reëel dat de verdeeldheid tussen bevolkingsgroepen zodanig oploopt dat goed samenleven onmogelijk wordt. Om dat tegen te gaan moet men inzetten op die verbondenheid. Het is niet zo dat liberalen verbondenheid onbelangrijk vinden, maar wel dat andere politieke partijen dit sterker op het voorplan zetten. Een van die partijen is CD&V, die met slogans als ‘iedereen inbegrepen’ en ‘ik ben wij’ het belang benadrukt van de inclusieve gemeenschap en de verbondenheid ermee.

Een andere partij is de N-VA. Bart De Wever noemt zich onomwonden een gemeenschapsdenker, die ervan overtuigd is dat de gemeenschap het individu op het juiste spoor moet houden. Dat betekent dat er een actieve rol is weggelegd voor de gemeenschap, maar die gemeenschap draagt dan ook een verantwoordelijkheid. Faalt een individu, dan faalt ook deels de gemeenschap.

Vandaag zouden partijen die het gemeenschapsdenken belangrijk vinden dan ook een unieke positie kunnen innemen door in te zetten op die verbondenheid, om aan alle mensen, ongeacht hun afkomst, het burgerschap voor te houden. Voor de N-VA impliceert dat overigens geen koersverandering, omdat ze altijd gepleit heeft voor een civiel nationalisme, waarbij buitenstaanders kunnen toetreden tot de Vlaamse gemeenschap. De N-VA pakt ook – terecht – graag uit met het feit dat ze met Nadia Sminate de eerste Vlaamse burgemeester met Marrokaanse roots levert.

De N-VA zou volop kunnen proberen om in deze tijden van moslimterrorisme net moslims aan te spreken om zich volop Vlaming te voelen, met of zonder hoofddoek en met behoud van hun identiteit. Ze heeft daar alle troeven in handen.

Maar de partij lijkt een andere keuze gemaakt te hebben, wellicht meer ingegeven door verkiezingen dan ideologie. Ze zoekt de tweedeling op tussen de autochtone Vlaming en de nieuwkomers. In de zomer werd het onrealistische voorstel voor een boerkiniverbod gelanceerd, ironisch genoeg door Sminate. Vandaag zet staatssecretaris Theo Francken die strategie voort door mordicus een humanitair visum te weigeren aan een Syrisch gezin. Dat Francken daarvoor een bindende uitspraak van een rechter naast zich neerlegt, toont hoe belangrijk het electorale geworden is voor N-VA. De partij lijkt niet alleen te zijn vergeten dat de kiezer in een liberale democratie niet altijd gelijk heeft. Ze mist ook een reuzenkans om de kracht van verbondenheid te promoten, een kernelement van haar ideologie.

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.

Belg worden? Ook als je hier opgroeit

Djellza zou de Belgische nationaliteit moeten kunnen krijgen. Dat kan onder bepaalde voorwaarden al voor meerderjarigen, waarom dan niet voor goed geïntegreerde zestienjarigen?

Staatsecretaris Theo Francken verdedigde gisteren in Terzake de uitwijzing van de zestienjarige Djellza. Hij wil vermijden dat de ouders verblijfspapieren krijgen en zo beloond worden voor de vele jaren dat ze illegaal in België verbleven. En enkel papieren aan Djellza geven kan volgens de wet niet. Ook zijn er volgens de staatsecretaris bezwarende elementen. Zo zou er een gebrek aan ouderlijk toezicht zijn en zijn de broers verdacht van criminele feiten.

De vraag die ik me stel is waarom de wet niet toelaat dat een zestienjarige die haar hele leven hier gewoond heeft en goed geïntegreerd is niet gewoon Belg kan worden.

Nationaliteit kan volgens twee grote principes verworven worden. In Europa wordt meestal de nationaliteit via een bloedband verkregen: als kind krijg je de nationaliteit van je ouders, het zogenaamde jus sanguinis of recht van bloed. In de vroegere ‘Nieuwe Wereld’, Noord en Zuid-Amerika, geldt de plaats waar je geboren bent, het zogenaamde jus soli of recht van bodem. In de Verenigde Staten is elke kind dat op Amerikaanse bodem geboren is, een Amerikaanse staatsburger (mits een aantal uitzonderingen).

België zou ervoor kunnen opteren dat ook de plaats waar je geboren wordt, of beter nog: waar je opgegroeid bent, bepaalt of je de Belgische nationaliteit mag verwerven. Dat kan trouwens nu al als meerderjarige, na een ononderbroken wettelijk verblijf van tien jaar, op voorwaarde dat je verblijfsrecht van onbeperkte duur hebt en je je talenkennis en integratie bewijst. Die bepaling zou kunnen uitgebreid worden naar minderjarigen van zestien jaar (of wat jonger), zonder de voorwaarde dat ze verblijfspapieren moeten hebben. Dat laatste is te verantwoorden, net omdat het kind zelf geen verantwoordelijkheid kan dragen dat ze zonder papieren opgroeit in België, zoals de casus van Djellza toont.

Dat minderjarigen de nationaliteit aanvragen kan nu al in bijvoorbeeld Frankrijk. Op zestienjarige leeftijd kan je de Franse nationaliteit verkrijgen als je in Frankrijk geboren bent, ook al zijn je ouders geen Fransen, mits een aantal voorwaarden, zoals een verblijf van vijf jaar in Frankrijk. Je kan die nationaliteit zelfs al vanaf je dertiende (laten) aanvragen. Let wel, de Franse regels eisen dat de minderjarige geboren is in Frankrijk. Dat zou in het geval van de zestienjarige Djellza dus niet van toepassing zijn, gezien ze in Duitsland geboren is; als baby is ze dan naar België gekomen. Maar de vraag is of de plaats van geboorte principieel veel uitmaakt, indien de persoon in kwestie hier opgegroeid is.

Ik denk dat de verontwaardiging over de uitwijzing van Djellza terecht is. Ze lijkt het slachtoffer te worden van het gedrag van haar ouders en wellicht ook van haar broers. Als dat zo is, dan wordt haar toekomst bepaald door haar afkomst, zonder dat ze daar dus zelf verantwoordelijk voor is. De gemeenschap moet dan zo veel mogelijk de kant van het kind kiezen.

Deze tekst verscheen eerst in DS Avond van De Standaard

De rechtstaat is er ook voor het Gemeenschapsonderwijs

Afgelopen vrijdag schorste de Franse Raad van State het boerkiniverbod. De motivatie is duidelijk: het verbod overtreedt de grondrechten. Hoewel de Raad duidelijk is, zouden veel burgemeesters van andere gemeenten aangegeven hebben het boerkiniverbod niet te willen intrekken. Als de burgemeesters vasthouden aan hun verbod, dan ondermijnen ze daardoor de rechtsstaat, terwijl ze net onze manier van samenleven willen verdedigen.

Ook in Vlaanderen legt een organisatie al enkele jaren de uitspraken van de Belgische Raad van State naast zich neer. In 2013 en 2014 heeft de Raad geoordeeld dat het algemeen hoofddoekenverbod van het Gemeenschapsonderwijs ongrondwettig is. De uitspraken handelen telkens over specifieke scholen, omdat de Raad juridisch gezien niet anders kan, maar hij keurt wel degelijk het algemeen verbod af. Toch weigert het Gemeenschapsonderwijs tot nu toe om dat algemeen verbod in te trekken.

In deze zaak wordt overigens niet betwist dat het Gemeenschapsonderwijs de bevoegdheid heeft om eventueel een hoofddoekenverbod in te stellen. Maar die bevoegdheid moet correct uitgeoefend worden. En de Raad van State zegt duidelijk dat een algemeen hoofddoekenverbod niet kan: bij leerlingen moet een verbod de uitzondering zijn, niet de regel.

Dat betekent dus niet dat een hoofddoekenverbod nooit kan, maar de rechten en vrijheden moeten school per school afgewogen worden.

Een specifiek voorbeeld? Het Antwerpse Atheneum. In 2009 stelde die school een hoofddoekenverbod in. Met pijn in het hart, aldus de directrice. Maar ze zag geen andere mogelijkheid, omdat het aandeel moslims in haar school in korte tijd van 50 procent tot 70 procent gestegen was.

Die stijging was veroorzaakt doordat andere scholen eerst een verbod hadden ingesteld, waardoor zij die hun hoofddoek zeer belangrijk vonden van school veranderden, en uiteindelijk in groten getale naar het Antwerpse Atheneum afzakten. De school dreigde zo een concentratieschool te worden. De directie oordeelde toen dat een verbod noodzakelijk was, en zou dat nu nog steeds kunnen doen, ook als het Gemeenschapsonderwijs zijn algemeen verbod intrekt.

Als het Gemeenschapsonderwijs consequent onze manier van samenleven wil verdedigen, dan moet het ook tonen dat het uitspraken van de Raad van State opvolgt. Het trekt dan ook zo snel mogelijk het algemeen hoofddoekenverbod in. Dat belet scholen niet om toch een nieuw hoofddoekenverbod in te stellen als dat voor die specifieke school nodig is. Op die manier worden de rechten en vrijheden van iedereen zo veel mogelijk beschermd. En niet onbelangrijk: daarmee volgt ook het Gemeenschapsonderwijs de regels van onze dierbare rechtsstaat.

Deze tekst verscheen eerst als opiniestuk in De Standaard.

Nederlandse vluchtelingenplan: eerlijk, efficiënt en bijna rechtvaardig

Nederland lanceerde deze week haar Europees plan om de vluchtelingencrisis aan te pakken. Het houdt in dat er een veilige doorgang voor vluchtelingen wordt georganiseerd aan de buitengrenzen van Europa. Op die manier zouden per jaar 150.000 tot 250.000 vluchtelingen toegelaten worden. Nederland rekent op een kopgroep van tien landen die willen meewerken. Het zogeheten ‘plan-Samsom’ kreeg felle kritiek. Nochtans is het eerlijk, efficiënt en bijna rechtvaardig.

1) Eerlijk. Dat betekent dat er voor het eerst duidelijk over een bovengrens wordt gesproken. Momenteel is er inderdaad in principe geen bovengrens. Maar om te vermijden dat er massaal vluchtelingen via het vliegtuig naar Europa zouden komen, heeft Europa beslist dat vliegtuigmaatschappijen alle kosten moeten dragen als hun passagier teruggestuurd wordt. Hierdoor moeten vliegtuigmaatschappijen zelf op voorhand het onderscheid maken tussen echte en onechte vluchtelingen, wat onmogelijk is.

Het gevolg is een hypocriete situatie: Europa zégt wel dat er geen bovengrens is, maar maakt het de vluchtelingen moeilijk en onveilig om naar hier te komen, waardoor een formele bovengrens niet nodig is. Een veilige doorgang aanbieden gekoppeld aan een bovengrens vermijdt deze hypocrisie en is eerlijk.

2) Efficiënt. Een veilige doorgang is bovendien efficiënt. De huidige situatie is immers niet alleen onveilig, maar ook moeilijk en duur. Het creëert een crimineel netwerk van mensensmokkelaars die duizenden euro’s vragen voor een gevaarlijke overtocht. Het Nederlandse plan kan dat criminele netwerk onderuit halen.

Daarenboven kunnen de vluchtelingen hun euro’s houden om een goede start te maken in het land van aankomst. En doordat de overtocht veilig en gecontroleerd is, zullen ook de meer kwetsbare mensen, zoals alleenstaande vrouwen en gezinnen met jonge kinderen voor wie de huidige overtocht vaak te gevaarlijk is, een aanvraag kunnen doen. Door het verwachte overaanbod van asielaanvragen zou men ook kunnen selecteren om bepaalde binnenlandse noden of onevenwichten te beheren.

Een belangrijke voorwaarde is wel dat er niemand anders via illegale kanalen kan binnenkomen en blijven, zoniet wordt het onveilige en criminele circuit weer rendabel gemaakt. Dat betekent het bewaken van de buitengrenzen en het consequent terugsturen van mensen die illegaal binnenkomen of boven de bovengrens komen. Hoe het terugsturen gebeurt, met een veerboot of vliegtuig, maakt op zich niet uit, als het maar menselijk gebeurt.

3) Bijna rechtvaardig. Als de toegang tot Europa voor vluchtelingen makkelijker en veiliger wordt, is er ook een formele bovengrens nodig, omdat anders miljoenen vluchtelingen via de legale weg zouden binnenkomen. Wereldwijd zijn er zo’n 50 miljoen vluchtelingen: we willen en kunnen die niet allemaal opnemen op een paar jaar tijd. Pleiten voor veilige en gemakkelijke route zonder bovengrens is pleiten voor een opengrenzenbeleid voor vluchtelingen. Dit is politiek en maatschappelijk haalbaar noch wenselijk.

Het principe van een bovengrens is dus aanvaardbaar. Het enige wat er schort aan het voorstel is dat de bovengrens veel te laag is: 250.000 vluchtelingen per jaar is slechts 0.05% van de totale Europese bevolking. België zal op basis van de asielvragen in 2015 ongeveer 30.000 vluchtelingen opnemen of 0.27% van de Belgische bevolking. Ter illustratie: 0.27% komt overeen met 1 extra leerling op een school van 370 leerlingen.

Als we 0.27% extrapoleren naar de totale Europese bevolking zijn dat 1,3 miljoen vluchtelingen per jaar. Beperk je je tot de tien landen uit het voorstel van Nederland dan kom je nog tot ongeveer het driedubbele dan Nederland voorstelt. De bovengrens is dus pas ethisch aanvaardbaar als ze veel hoger is dan nu voorgesteld.

4) Niet wettelijk? Het grootste struikelblok van dit plan is echter iets helemaal anders, namelijk de wettelijkheid ervan. Experts zijn het erover eens dat een plan met een bovengrens, hoe hoog, efficiënt en rechtvaardig die ook is, niet wettelijk is, omdat ze ingaat tegen de Conventie van Genève. Maar het alternatief is de huidige situatie, die wel wettelijk is, maar duidelijk verre van optimaal.

Meer vluchtelingen opnemen is mogelijk

Men verwacht dat België ongeveer 30.000 vluchtelingen zal opnemen via een asielaanvraag in 2015. Dat is 0,27 procent van de bevolking. Met de juiste maatregelen kan de bovengrens minstens dubbel zo hoog.

De massale aanrandingen tijdens oudejaarsnacht in Keulen, waarbij de daders asielzoekers zouden zijn, toont dat er ook akelige aspecten kunnen zijn aan de grote toestroom van vluchtelingen. Het ondermijnt het maatschappelijke draagvlak om veel vluchtelingen op te nemen. Toch blijft het een ethische plicht om mensen in nood te helpen. En lang niet elke vluchteling is een potentiële aanrander.

De regels om vluchtelingen te beschermen zijn niet optimaal. Neem de manier waarop de vluchtelingen naar Europa komen: ze maken een gevaarlijke en dure overtocht met een gammel bootje, in plaats van een goedkoper en veiliger overtocht te maken met een vliegtuig. Dat komt omdat een Europese wet alle kosten voor repatriëring van een uitgewezen asielzoeker legt bij de luchtvaartmaatschappij waarmee die persoon naar Europa is gevlogen. Die zou dus op voorhand het onderscheid moeten kunnen maken tussen echte en onechte vluchtelingen, wat uiteraard niet mogelijk is.

De reden voor deze Europese wet lijkt me simpel: mocht de wet er niet zijn, dan zou Europa overspoeld worden. We zouden de vluchtelingen dan volgens de Conventie van Genève allemaal moeten opnemen, wat we natuurlijk niet willen (en niet kunnen). De Conventie laat immers niet toe dat een land een bovengrens instelt voor vluchtelingen. Een echte vluchteling kan geen bescherming geweigerd worden.

Dus wordt het vluchtelingen fysiek moeilijk gemaakt om naar hier komen. Dat heeft negatieve gevolgen. Het is gevaarlijk. Mensen verdrinken onderweg. Het maakt mensensmokkelaars rijk: een overtocht kost snel enkele honderden tot zelfs duizenden euro’s, geld dat goed gebruikt kan worden in het land van aankomst.

Ten slotte leidt een gevaarlijke overtocht waarschijnlijk tot een averechtse selectie. Het zijn niet de meest kwetsbare vluchtelingen die de overtocht maken. Jonge mannen hebben zonder twijfel een grotere kans dan vrouwen of jonge kinderen. Soms wordt het gezin door de man voor maanden of nog langer achtergelaten.

De eenvoudigste oplossing is die Europese wet af te schaffen. Dat leidt echter tot een nog veel grotere toestroom van vluchtelingen via het vliegtuig. Dus moet per land een bovengrens ingesteld worden voor vluchtelingen. Om die bovengrens ethisch aanvaardbaar te maken moet ze hoog zijn: hoe meer kwetsbare mensen we beschermen, hoe beter. De grootste uitdaging is een maatschappelijk draagvlak te creëren voor zo’n hoge bovengrens.

Integreerbaarheid

Het toverwoord is integratie. De bevolking moet duidelijk gemaakt worden dat de vluchtelingen die we toelaten zo snel mogelijk zullen integreren. Dat betekent dat er een grote kans is dat ze de taal leren, actief naar werk zoeken (of zich bijscholen) en de wet zullen naleven. Dat houdt ook in dat de individuele vrijheden van eenieder gerespecteerd worden, man of vrouw.

Die hoge ‘integreerbaarheid’ moet op twee manieren bereikt worden. Ten eerste moet geselecteerd worden op de instroom van vluchtelingen. We laten niet iedereen toe, maar wel diegenen met de hoogste verwachte kans dat ze goed zullen integreren.

Die selectie kan gemaakt worden in samenwerking met de vluchtelingenorganisatie van de VN. Die kan een voorselectie maken van kwetsbare mensen. Dat gebeurt overigens nu al in het kader van ‘resettlement’ (hervestiging), waarbij vluchtelingen ter plaatse worden geselecteerd om overgebracht te worden naar een derde land. België neemt daar al beperkt aan deel. Uit die voorselectie kan gekozen worden op basis van onze eigen criteria van ‘integreerbaarheid’, tot de hoge bovengrens bereikt is. Ik denk aan hoogopgeleiden en gezinnen met (jonge) kinderen.

Ten tweede moeten er initiatieven komen om de vluchtelingen de kans te geven zich te integreren. Taalcursussen en opleidingen, snelle erkenning van diploma’s en een goede geografische spreiding zijn essentieel. De vooruitgang van de integratie verdient opvolging, opdat de criteria van ‘integreerbaarheid’ verbeterd kunnen worden.

Men verwacht dat België ongeveer 30.000 vluchtelingen zal opnemen via een asielaanvraag in 2015. Dat is 0,27 procent van de bevolking. Ik denk dat de bovengrens minstens dubbel zo hoog kan, zeker op basis van de opgesomde maatregelen. Die zijn ook ethisch verdedigbaar, want als het aankomt op het helpen van kwetsbare mensen is enkel het getal belangrijk: hoe meer, hoe beter.

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.