Een paar weken geleden passeerde Paul Krugman, een Amerikaanse econoom, door België om zijn boek End This Depression Now! te promoten. Daarin stelt Krugman dat de overheden meer zouden kunnen doen om de economie aan te zwengelen en de werkloosheid te verminderen. De economische crisis wordt volgens de econoom immers veroorzaakt door een te lage vraag naar goederen en diensten.
Bedrijven en consumenten houden de vinger op de knip omdat ze onzeker zijn over de toekomst. Maar dat versterkt juist de recessie, waardoor we nog verder wegzinken, en waardoor iedereen nog minder uitgeeft. Zo geraken we in een negatieve spiraal. Om deze spiraal te doorbreken zouden wij allemaal moeten afspreken om toch op een normaal niveau te consumeren. Dat “gezamenlijk afspreken” komt erop neer dat de overheid (wij allemaal dus) tijdelijk meer consumeert om de negatieve spiraal te doorbreken. Dat betekent wel dat de overheid nog extra gaat lenen en de begrotingstekorten nog groter worden.
Critici, zoals Geert Noels, zeggen dat je de schuldencrisis niet kan oplossen door nog meer schulden te maken. Harde besparingen zijn nodig. Zeker in Portugal, Ierland, Griekenland en Spanje (de Europese periferie), omdat ze daar jaren boven hun stand leefden. Het wordt dus tijd om de tering naar de nering te zetten en de overheidstekorten weg te werken.
Spanje en Ierland: modelleerlingen
Het is opmerkelijk hoe gemakkelijk het verhaal van de spilzieke periferie met torenhoge overheidsschulden ingang vindt bij de publieke opinie. Opmerkelijk, omdat de objectieve cijfers iets helemaal anders zeggen. En dat kan gemakkelijk aangetoond worden met drie eenvoudige figuren met respectievelijk de primaire overheidsuitgaven, de overheidsschuld en het overheidstekort (de gegevens komen van AMECO, de databank van de Europese Commissie).
Zoals te zien in de eerste figuur spendeerden de overheden in Portugal, Griekenland en zeker in Ierland en Spanje minder dan in Duitsland of Frankrijk in 2002-2006, zeg maar de periode dat de eurozone niet in crisis was.
De tweede figuur geeft de evolutie van de overheidsschuld in de periferie, en in België en Duitsland. In Spanje daalde in 2002-2006 de overheidsschuld tot 40%, in Ierland zelfs tot 25%. In Portugal steeg ze tot 64%, maar in Duitsland steeg de schuld tot 68%. Enkel Griekenland deed het veel slechter dan Duitsland met een stijging tot boven 100%. (Let ook op de goede prestatie van België met een daling van 103% in 2002 tot 84% in 2007.)
De derde figuur geeft de begrotingstekorten bij het begin van de eurozone (2002-2004). Ook hier waren alvast Spanje en Ierland modelleerlingen: in het begin van de eurozone hadden ze gemiddeld een begroting in evenwicht (evenals België), terwijl Duitsland een gemiddeld begrotingstekort had van bijna 4%. Daarmee overtrad Duitsland (en Frankrijk) al van bij de start van de eurozone jaar na jaar de regels die leden van de eurozone zichzelf hadden opgelegd. Het beeld van de spilzieke periferie is dan ook niet correct. Meer nog, het was Duitsland die zich van meet af aan niet de afspraken hield (en samen met Frankrijk de regels bijgevolg versoepelden).
Ook privé-sector maakte fouten
De problemen in de periferie zijn er dan ook niet gekomen door een te gulle overheid zoals iedereen lijkt te denken, maar doordat de privé-sector dacht dat er goede zaken te doen waren (lees: investeringen met een hoog rendement), wat leidde tot een zeepbel in onder meer de vastgoedsector van Ierland en Spanje. Naderhand is het makkelijk om te zeggen dat dit feestje niet kon blijven duren, maar toen leek er geen vuiltje aan de lucht. En zeker niet voor heel wat Duitse banken die de Spaanse bouwwoede mee gefinancierd hebben. Het waren dus niet enkel Spanjaarden die zich vergist hebben, maar ook Duitse bankiers.
Spanje, Ierland en in mindere mate Portugal kan je dus niet zoveel verwijten. De leden van de eurozone hebben bjigevolg de plicht om te helpen waar ze kunnen. Om te beginnen moeten we een hogere inflatie nastreven (4% in plaats van 2%) zodat ze hun concurrentiekracht gemakkelijker kunnen terugwinnen, iets wat Paul Krugman en Olivier Blanchard, hoofdeconoom bij het IMF, nu al een paar jaar zeggen. En er moet ook een investeringspolitiek gevoerd worden in deze landen. Op die manier kunnen de noodzakelijke nationale hervormingen in bijvoorbeeld de arbeidsmarkt gemakkelijker doorgevoerd worden.
Griekenland buiten categorie
Een grote uitzondering op dit verhaal is Griekenland. Corruptie, vriendjespolitiek en belastingontduiking vind je in elk land, maar in Griekenland lijkt het zo wijd verspreid dat de overheid haar taken niet meer kan financieren en uitvoeren. Luc Van der Kelen, politiek commentator bij Het Laatste Nieuws, noemt het land dan ook een failed state. Wellicht is dat slechts een klein beetje overdreven. Het land kent enorme begrotingstekorten en een exploderende overheidsschuld, maar ook in de goede jaren was het Griekse begrotingstekort al ruim boven 5%. Dat werd toen verdoezeld door de cijfers jaar na jaar te vervalsen, wat natuurlijk totaal onaanvaardbaar is.
De Grieken hebben dus hun problemen zelf veroorzaakt en hebben gedurende jaren bedrog gepleegd tegenover de andere leden van de eurozone, niet te vergelijken met het gefoefel van de Duitsers en de Fransen bij het begin van de eurozone. De hardliners zijn dan ook van mening dat de Grieken hun problemen maar zelf moeten oplossen. Immers, als je spilzucht en fraude niet bestraft, is er geen reden waarom de Grieken (en andere landen) het in de toekomst anders zullen doen. Dat lijkt dan wel solidariteit, maar is enkel naïef en daar wordt vroeg of laat misbruik van gemaakt. Dat is het gekende probleem van moral hazard.
Moral hazard
Dat was ook mijn standpunt in 2010 bij het uitbreken van de Griekse crisis (columns in februari en in mei). Ik was en ben van mening dat moral hazard een belangrijk probleem is en dat de Grieken niet zomaar een bail-out verdienen, omdat ze in de toekomst dan terug hetzelfde onverantwoord gedrag zullen vertonen. Maar ondertussen zijn we twee jaar verder en kent Griekenland een sociale catastrofe met een werkloosheid van bijna 20% en een jeugdwerkloosheid van 50%. Dat is onhoudbaar en de uitkomst van de afgelopen verkiezingen is een indicatie van de Griekse radeloosheid.
De Grieken hebben ondertussen dus al ruim hun deel van de ellende gehad en is het probleem van moral hazard kleiner geworden, omdat de Grieken in de toekomst meer oog zullen hebben voor een duurzame overheid op de lange termijn. Het wordt tijd om de spons over het verleden te halen en de Grieken een perspectief te geven. Een Marshall-plan, zoals Eurocommissaris Karel De Gucht al voorstelde, is daarin onontbeerlijk. Evenals sterk politiek leiderschap. Maar dat laatste kan men niet afdwingen. Dat moet van de Grieken zelf komen.
Meer Europa als oplossing
Maar men kan niet zeggen dat de Griekse politieke leiders hebben stilgezeten. Sinds de crisis uitbrak heeft Griekenland telkens zijn financiële ondersteuning van de troika (EC, ECB en IMF) gekregen, wat erop wijst dat ze de afspraken in verband met besparingen nagekomen zijn. Het is pas nu, ruim twee jaar dat Griekenland in crisis is, dat er politieke leiders verkiezingen winnen die deze besparingen niet meer willen uitvoeren.
De Grieken hebben dus een perspectief nodig. En dat is enkel te bieden door meer Europese integratie, en niet minder. Dat is geen politieke analyse, maar een economische. Zoals Peter De Keyzer, hoofdeconoom bij PNB Paribas Fortis, opmerkt, is de overheidsschuld van de totale Eurozone met 91% een pak lager dan die van de Verenigde Staten die ruim boven 100% zit; ze is daarenboven sneller gestegen in de VS dan in de Eurozone (zie figuur).
De VS betalen momenteel echter 1,6% rente, terwijl bijvoorbeeld Spanje 6,5% betaalt, maar Duitsland dan weer nauwelijks 1,3%. Het doet Peter De Keyzer dan ook besluiten dat de beste maatregel om uit de crisis te raken, een geloofwaardige roadmap is naar een Europese politieke unie. Dat zou de rente op de overheidsschuld van de perifere lidstaten verminderen, wat ruimte biedt om de noodzakelijke nationale hervormingen door te voeren.
Deze tekst verscheen eerder als column bij Liberales.