Vorige week was er commotie rond sociale fraude. De RVA moet nog 291 miljoen euro aan uitkeringen terugvorderen die onterecht zijn betaald, een bedrag dat gecumuleerd is over de jaren heen. Voor 2014 ging het om 139 miljoen euro nieuwe vaststellingen, waarvan al 70 miljoen euro terugbetaald is. Er moet voor 2014 dus nog steeds 69 miljoen euro terugvorderd worden.
Het totale uitkeringsbedrag is 11 miljard euro, dus de vastgestelde fraude is met 1% relatief klein. Toch raakt dit debat een essentieel deel van de sociale zekerheid, namelijk de doelmatigheid van het sociale beleid: in welke mate raken de middelen bij zij die het echt nodig hebben?
Dit betekent echter niet enkel dat er vermeden moet worden dat geld terecht komt bij zij die er geen recht op hebben, maar ook dat het geld daadwerkelijk terecht komt bij zij die er wel recht op hebben. Dat laatste aspect was afwezig in het debat van vorige week, terwijl dat probleem wel eens veel groter zou kunnen zijn.
Dat blijkt althans uit een publicatie in 2011 van Bouckaert en Schokkaert, twee economen van de KULeuven, over het leefloon in België. Volgens hun schattingen zou 24% van de individuen die een leefloon ontvangen er geen recht op hebben. Van de rechthebben zouden er echter 57% tot 76%, met als 65% als referentiewaarde. Dat betekent dat er voor elke rechthebbende die een leefloon ontvangt er bijna twee rechthebbenden geen leefloon ontvangen. De cijfers zijn maar schattingen en de auteurs van de studie drukken erop dat de percentages met voorzichtigheid geïnterpreteerd wordden. Anderzijds geven ze aan dat de percentages wel in lijn liggen van eerdere schattingen voor Duitsland en Nederland.
Indien de cijfers een goede schatting zijn van de werkelijkheid, dan geeft dit wel een opmerkelijk beeld. Van 100 leefloners zijn er 24 die fraude plegen en 76 die terecht het leefloon ontvangen. Er zijn er echter ook nog eens 141 die het leefloon niet onvangen maar er wel recht op hebben. De auteurs schatten ook de bijhorende bedragen die naar rechthebbenden en fraudeurs gegaan zijn; en welke er niet naar rechthebbenden is gegaan.
De grafiek geeft de geschatte bedragen uit de studie op basis van data voor 2006. In totaal werd 689 miljoen euro uitgekeerd, waarvan 106 miljoen euro onterecht, of 15% van het uitgekeerde bedrag. Dat is procentueel veel hoger dan het bedrag van de nieuw vastgestelde onterechte uitkeringen door de RVA in 2014. De schatting van het niet-opgevraagde bedrag door rechthebbenden is 258 miljoen euro, of 37% van het uitgekeerde bedrag. Dat is 2,5 keer groter dan de geschatte fraude.
Vanuit sociaal oogpunt zou het niet uitkeren van het leefloon aan rechthebbenden even nefast kunnen beschouwd worden als het leefloon uitkeren aan zij die er geen recht op hebben. Zeker wat het leefloon betreft, omdat het hier gaat over mensen die helemaal onderaan de inkomensverdeling zitten.
Het is dus duidelijk dat het leefloon niet terechtkomt bij zij die het nodig hebben. De grootste inefficiëntie zit echter niet bij fraude maar bij de rechthebbenden die het niet aanvragen. Er zijn allerlei redenen waarom mensen het leefloon niet aanvragen: ze kennen het niet, of ze weten niet dat ze er recht op hebben; ook kunnen er taal- of administratieve barrières zijn. Een andere belangrijke reden is het sociale stigma dat aan het leefloon kleeft, en dat bepaalde rechthebbenden absoluut willen vermijden.
De economen van de studie pleiten ervoor om het niet opnemen van het leefloon aan te pakken door de standaardoptie te veranderen. Nu krijg je enkel een leefloon als je het expliciet aanvraagt. Dat zou je kunnen omkeren door automatisch het leefloon uit te keren aan zij die er recht op hebben. Je kan afzien van het loon door dit expliciet aan te vragen. Het zou de doelmatigheid van dit belangrijk domein van het sociaal beleid ongetwijfeld sterk verhogen.
Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.