Politiek heeft weinig impact op de werkloosheidskloof

Deze week kwam nog eens een bekende toestand van de Belgische arbeidsmarkt onder de aandacht : de werkloosheidscijfers in de drie Gewesten zijn sterk verschillend, met veel hogere cijfers in het Franstalige landsgedeelte tegenover Vlaanderen. Die kloof is eigenlijk pas in de jaren ‘80 ontstaan, dus vóór de belangrijke staatshervormingen.

Voor tegenstanders van deze staatshervormingen is dit een bewijs dat ze weinig geholpen hebben om de regionale economieën te doen convergeren. De voorstanders merken dan weer op dat de divergentie vooral vóór de staatshervormingen plaatsvond, dus in het unitaire België, wat dan weer zou suggereren dat het unitaire België niet goed werkte voor de Franstalige economie.

Beide groepen overschatten volgens mij de impact van staatsstructuren en politiek op de arbeidsmarkt. Economische evoluties zijn vaak weinig of niet te sturen door de politiek. Die evolutie kunnen globaal zijn, zoals de globalisering, maar kleiner van schaal, zoals agglomeratie-effecten.

Die agglomeratie-effecten zijn minder bekend, maar kunnen belangrijk zijn om de verschillen in België te verklaren. Ze gaan terug op de –niet meer zo nieuwe- “nieuwe economische geografie”. Het is een theorie waar onder meer Paul Krugman school mee gemaakt heeft. In deze economische theorie tracht men rekening te houden met de ruimtelijke dimensie in de economie, zoals transportkosten, maar ook concentratie- of agglomeratie-effecten. De theorie stelt dat het voor bedrijven vaak voordelig is om zich dicht bij elkaar te vestigen.

Een voorbeeld is de haven van Antwerpen. Uiteraard is er de haven die aanvoer en afvoer van goederen gemakkelijk maakt. Maar ook het vinden van gespecialiseerd personeel zal makkelijker worden omdat de bedrijvencluster deze mensen ook aantrekt. In de “nieuwe economische geografie” wordt veel aandacht gegeven aan niet-tastbare zaken, zoals effecten van spill-over van kennis. Ook steden kunnen als clusters bekeken worden.

Het ontstaan van clusters is moeilijk te sturen en eens ze ontstaan versterken ze elkaar. Des te belangrijker clusters zijn voor de rijkdom van een regio en hoe moeilijker clusters te sturen zijn, des te minder verantwoordelijk de politiek (en haar kiezers) zijn voor de gerealiseerde economische activiteit.

De bijgaande grafiek geeft een beeld van het belang van steden als economische clusters in België. De grafiek vergelijkt per arrondissement de economische activiteit met de bevolkingsdichtheid. De economische activiteit wordt berekend als BBP per inwoner ten opzichte van het Belgische gemiddelde (uitgedrukt in procent).

tijdecongeografie

Het resultaat is verrassend: bijna de helft van variatie in de economische activiteit per inwoner wordt verklaard door de bevolkingsdichtheid van het arrondissement.

Men zou kunnen argumenteren dat de causaliteit omgekeerd ligt: economische centra trekken mensen aan. Maar dat is net het punt: het is zeer waarschijnlijk een wederzijds versterkend effect, waarbij economische activiteit mensen aantrekt en mensen op hun beurt economische activiteit aantrekken. Eens dit proces gestart is, heeft de politiek hier nog weinig vat op.

Men zou eveneens kunnen argumenteren dat mensen maar moeten verhuizen naar de economische centra. Dat zou het probleem van het armere Wallonië echter niet oplossen, integendeel: indien productieve Waalse werknemers massaal naar de economisch centra van Vlaanderen en Brussel zouden verhuizen, dan zou de activiteit in Vlaanderen en Brussel blijven en zou de activiteit in Wallonië afnemen (de bevolkingsdichtheid in Wallonië zou ook afnemen). Bovendien is het wellicht zo dat veel Franstaligen inderdaad naar Brussel verhuisd zijn, of toch in de omgeving van Brussel, onder meer in de Vlaamse rand rond Brussel.

De bovenstaande cijfers zijn volgens mij een sterke indicatie dat de economische activiteit moeilijk te sturen is door de politiek. Dat betekent niet dat politici geen verantwoordelijkheid hebben: je kan immers ook verhinderen dat de economie zich ontwikkelt. Maar het betekent volgens mij wel dat in de discussie over noord en zuid in België de impact van politiek op economie vaak overschat wordt.

Deze tekst verscheen eerst als column voor De Tijd.

Is Wallonië verantwoordelijk voor haar relatieve armoede?

Hoe komt het dat Wallonië relatief armer is dan Vlaanderen en Brussel? Indien de Waalse politici (en dus hun kiezers) effectief verantwoordelijk zijn voor de relatieve Waalse armoede, dan is het legitiem om een splitsing te eisen. Solidariteit met zij die minder rijk zijn wordt aanvaard, is zelfs gewenst, indien deze situatie buiten hun wil om gebeurt, maar niet als het een vrije keuze is. Als Wallonië zelf kiest voor een beleid dat bijvoorbeeld meer gelijkheid brengt, maar een algemeen lagere welvaart, dan is dat de uitdrukking van hun politieke keuze. Maar dan moeten ze daar ook de (economische) gevolgen van dragen.

De vraag is echter of het om een keuze gaat. Hierna tracht ik aan te tonen dat er sterke aanwijzingen zijn dat de relatieve armoede in Wallonië grotendeels veroorzaakt wordt door externe factoren die politici (en hun kiezers) moeilijk kunnen beïnvloeden. Als mijn stelling klopt, dan is het volgens mij onethisch om niet solidair te blijven met het armere Wallonië.

Brussel is de economische hotspot

De grafiek hieronder geeft voor 2012 per gewest het bruto binnenlands product (BBP) per inwoner in verhouding tot het gemiddelde in België (in procenten). Wat onmiddellijk opvalt is dat de economische activiteit per inwoner in Brussel veel hoger ligt dan het gemiddelde (82,7% boven het gemiddelde), dat de Vlaamse economische activiteit samenvalt met het Belgische gemiddelde en dat de Waalse activiteit er een stuk onder ligt (27% eronder). Dat de Vlamingen gemiddeld toch rijker zijn dan de Brusselaars komt doordat er veel inwoners van het Vlaamse gewest naar Brussel gaan werken; de welvaart wordt echter gecreëerd in Brussel.

De plaats van de economische activiteit is in de Belgische context volgens mij erg belangrijk. Het geeft immers aan waar de welvaart gecreëerd wordt. En mijn basisvraag is: kan de politiek de plaats waar de welvaart wordt gecreëerd sturen?

bbp per capita - gewest

Ook als we dit per provincie bekijken, dan blijkt Brussel er bovenuit te torenen. Wat ook opvalt is dat Waals-Brabant, dicht tegen Brussel, een hogere economische activiteit heeft datn drie andere Vlaamse provincies. Enkel Vlaams-Brabant, dat Brussel omsluit, en Antwerpen, met de haven, doen het beter dan Waals-Brabant.

bbp per capita - provincie

Ten slotte geeft de onderstaande figuur het BBP per arrondissement (zonder Brussel). De provincie Waals-Brabant valt blijkbar samen met het arrondissement. Uit de figuur blijkt dat er heel wat Waalse arrondissementen het beter doen dan Vlaamse arrondissementen.

bbp per capita - arr

De nieuwe economische geografie

In 1990 gaf Paul Krugman aan de KULeuven een lessenreeks over handel en geografie en legde daarmee min of meer de basis van de “nieuwe economische geografie“. Ondertussen is die niet zo nieuw meer, maar de principes van de theorie zijn nog steeds actueel. In deze economische theorie tracht men rekening te houden met de ruimtelijke dimensie in de economie. Uiteraard betreft dit de transportkost, maar evenzeer concentratie- of agglomeratie-effecten. Voor veel aspecten is het voor bedrijven voordelig om zich dicht bij elkaar te vestigen.

Een voorbeeld is de haven van Antwerpen: uiteraard is er de haven die aanvoer en afvoer van goederen gemakkelijk maakt. Maar ook het vinden van gespecialiseerd personeel zal makkelijker worden omdat de bedrijvencluster deze mensen ook aantrekt. In de “nieuwe economische geografie” wordt meer en meer aandacht gegeven aan niet-tastbare zaken, zoals oversijpelingseffecten van kennis.

Ook steden kunnen als clusters bekeken worden. In België kan je volgens mij, behalve steden, nog twee andere soorten clusters onderscheiden: de Vlaamse havens, met Antwerpen op kop (maar ook Gent en Zeebrugge) die handel en industrie aantrekken, en Brussel, de administratieve hoofdstad van België, de Europese Unie en de NAVO en dus veel diensten. Eventueel ook nog de kuststreek, wegens het toerisme.

Clusters: politiek verantwoordelijk of niet?

Het ontstaan van clusters is zeer moeilijk te sturen en eens ze ontstaan versterken ze elkaar. Hoe belangrijker clusters zijn voor de rijkdom van een regio en hoe moeilijker clusters te sturen zijn, hoe minder verantwoordelijk je de politiek (en haar kiezers) kan stellen voor de gerealiseerde economische activiteit.

De onderstaande grafiek probeert het belang van steden als economische clusters te analyseren voor België. De grafiek vergelijkt de economische activiteit in een arrondissement met het aantal van dat arrondissement. De economische activiteit wordt berekend als BBP per inwoner ten opzichte van het Belgische gemiddelde (uitgedrukt in procent).

bbp per capita - scatter aantal

Het resultaat is erg verrassend: bijna 58% van de economische activiteit per inwoner wordt verklaard door het aantal inwoners van het arrondissement.

Ik bespreek hierna een aantal datapunten:

– Brussel (Hoofdstedelijk Gewest): scoort boven de trendlijn. Bovenop het clustereffect van de grootstad, speelt hier wellicht ook mee dat Brussel een administratieve hoofdstad is (zie boven)

– Antwerpen: het arrondissement scoort onder de trendlijn. Ook dat is verrassend: ondanks de havenactiviteiten produceert het arrondissement onder wat men op basis van deze analyse zou mogen verwachten. Dat is wellicht te verklaren doordat het arrondissement Antwerpen zeer groot is in vergelijking met Brussel

– Sint-Niklaas: produceert iets boven de trendlijn, misschien omdat een deel van de Antwerpse havenactiviteiten oversijpelen naar dit relatief kleine arrondissement (en dus een relatief grote impact heeft)

– Halle-Vilvoorde: iets boven de trendlijn; ligt bijna volledig rond Brussel en kan zo allicht meeprofiteren van de agglomeratie-effecten van Brussel (oversijpelingseffect)

– Mechelen: iets boven de trendlijn: ligt middenin de “Vlaamse Ruit” en profiteert misschien van deze agglomeratie-effecten (oversijpeling)

– Nijvel (dit arrondissement valt samen met de provincie Waals Brabant): iets boven de trendlijn. Het rijkste arrondissement van Wallonië, en allicht niet toevallig het kortst tegen Brussel.

– Charleroi en Luik: duidelijk onder de trendlijn. Geen belangrijke havens in de buurt, noch kort bij Brussel.

– Leuven: verrassend iets onder de trendlijn. Te verklaren doordat het geografisch zwaartepunt van dit arrondissement relatief ver van Brussel ligt (zie kaartje hieronder)

– Brugge: duidelijk boven de trendlijn; heeft ook de haven van Zeebrugge op haar grondgebied

– Tongeren: armste arrondissement, maar ligt ook in de periferie (grenst aan Luik)

– Kortrijk + Ieper: boven trendlijn; misschien een cluster met Rijsel (Kortrijk, Ieper en Rijsel liggen op 30 km van elkaar)?

De onderstaande grafiek toont het zelfde maar dan op de horizontale as de bevolkingsdichtheid (inwoners/km²) in plaats van het aantal inwoners per arrondissement. Gezien Brussel een sterke uitbijter is, wordt de logaritme genomen van de bevolkingsdichtheid.

De conclusie is min of meer dezelfde: hoe meer inwoners per km², hoe groter het BBP per inwoner. De verklaringskracht is met R² = 0,49 wel wat lager.

bbp per capita - scatter dichtheid

Door louter rekening te houden met de bevolking of de bevolkingsdichtheid, kan de economsiche activiteit verklaard worden voor 58 of 49%.

Zonder de bevolkingsdimensie is het verschil in BBP per capita tussen Vlaanderen en Wallonië 27%. Indien we echter corrigeren voor het aantal mensen per arrondissement verkleint dit verschil naar 15%, of een vermindering met 44%. Indien gecorrigeerd wordt voor de bevolkingsdichtheid, dan verkleint het verschil naar 9% of een vermindering met maar liefst 67%.

De onderstaande tabel geeft een synthese van de resultaten.

tabel met correctie

Dat de havens van Antwerpen, Gent en Zeebrugge, en het administratieve centrum Brussel economische clusters zijn die activiteit aantrekken, blijkt ook visueel uit het onderstaande kaartje.

kaartjeMaarten

Bron: NBB+Economieblog.be – Kaart: Maarten Lambrechts

Solidariteit met de arme Waal of met de rijke Vlaming?

Om terug te komen op het oorspronkelijke onderwerp: als de bovenstaande analyse klopt, dan wordt de economische activiteit sterk bepaald door zaken waarop politici (en hun kiezers) weinig vat op hebben. De havens liggen nu eenmaal in Vlaanderen; Brussel is nu eenmaal een belangrijk dienstencentrum.

Men zou kunnen argumenteren dat de causaliteit omgekeerd ligt: economische centra trekken mensen aan. Maar dat is net het punt: het is zeer waarschijnlijk een wederzijds versterkend effect: economische activiteit trekt mensen aan, mensen trekken op hun beurt economische activiteit aan, waardoor… Eens dit proces gestart is, heeft de politiek hier weinig vat op.

Men zou eveneens kunnen argumenteren dat mensen maar moeten verhuizen naar de economische centra. Maar dat zou natuurlijk het probleem van het armere Wallonië niet oplossen, integendeel: indien productieve Waalse werknemers massaal naar de economisch centra van Vlaanderen en Brussel zouden verhuizen, dan zou de activiteit in Vlaanderen en Brussel blijven en zou de activiteit in Wallonië afnemen (de bevolkingsdichtheid in Wallonië zou ook afnemen). Bovendien is het wellicht zo dat veel Franstaligen inderdaad naar Brussel verhuisd zijn, of toch in de omgeving van Brussel, onder meer in de Vlaams rand rond Brussel.

Men zou er ook voor kunnen opteren dat Waalse werknemers in Wallonië blijven wonen en dagelijks naar de economische centra pendelen. Dat lijkt echter niet zo eenvoudig te zijn, gezien de Vlaamse havens ver van Wallonië liggen. Brussel ligt meer voor de hand, wat dan ook gebeurt.

De bovenstaande cijfers zijn volgens mij een sterke indicatie dat de economische activiteit moeilijk te sturen is door de politiek. Dat betekent niet dat politici geen verantwoordelijkheid hebben: je kan immers ook verhinderen dat de economie zich ontwikkelt. Het betekent volgens mij wel dat sommigen in de discussie over noord en zuid in België de impact van politiek op economie overschatten.

Transfers in eengemaakt Duitsland veel hoger ingeschat dan in België

Naar aanleiding de val van de Muur 25 jaar geleden, publiceerde de Tijd een artikel over de economische evolutie in het voormalige Oost-Duitsland. Daarin werd vermeld dat Oost-Duitsland naar schatting 1600 tot 2000 miljard euro ontving om West-Duitsland bij te benen. Als je het midden van de schatting neemt, 1800 miljard euro, dan is dat gemiddeld 72 miljard euro per jaar gedurende 25 jaar.

Dat kan je vergelijken met de zogenaamde transfers binnen België van Vlamingen naar Franstaligen. Vorig jaar stelde N-VA dat deze transfers 7,9 miljard euro bedroegen in 2010 (ik blogde er hier over). Die transfers lijken op het eerste gezicht van dezelfde grootte-orde als je rekening houdt met het bevolkingsaantal van België (11 miljoen) en Duitsland (+/- 80 miljoen).

Als je de transfer per persoon beschouwt ziet het plaatje er anders uit. Toen Duitsland herenigd werd, waren er ongeveer 63 West-Duitsers en 17 miljoen Oost-Duitsers. Er zijn momenteel ongeveer 6,6 miljoen Vlamingen en 4,4 Franstaligen. Als je de geldstromen per persoon berekend, dan krijg je onderstaande figuur. Let wel, dit zijn schattingen voor verschillende periodes: de Duitse cijfers als gemiddelde over 25 jaar, de Belgische enkel geldig voor 2010.

De grootte-orde is echter duidelijk: de West-Duitser betaalde gedurende 25 jaar gemiddeld ongeveer evenveel als de Vlaming in 2010: respectievelijk 1142 en 1197 euro. De Oost-Duitser ontving echter 4235 euro per jaar, tegenover 1795 euro voor de Franstalige, of 2,3 keer meer.

[Dat zegt overigens niets over de aard van de transfers; in België zijn de transfers grotendeels het gevolg van interpersoonlijke solidariteit: een rijke, gezonde Waal zal netto bijdragen; een arme, zieke Vlaming zal netto ontvangen, zonder onderscheid.]

transfersBEvsDL

Volgens The Economist is Oost-Duitsland nu op het niveau van de economische achtergestelde gebieden in Spanje, Italië en … België. Anderzijds zijn de verschillen tussen Oost en West-Duitsland kleiner geworden dan de verschillen binnen de twee landsdelen. Een beetje zoals in België dus, waar Waals-Brabant en Brussel het economisch beter doen dan bijvoorbeeld Limburg.

 

Welvaartskloof regio’s is een hardnekkig beest

Afgelopen weekend berichtte De Standaard over de welvaartskloof in Engeland. De ongelijkheid is er hoger dan in België. Maar nog sterker dan in België is de welvaart er geografisch ongelijk verspreid. In het noorden van Engeland liggen vooral de arme regio’s, in het zuiden de rijkere regio’s, met op kop de hoofdstad Londen. Op tien jaar tijd is deze ongelijke verdeling nauwelijks veranderd.

Het armere noorden heeft de neergang van de zware industrie nog steeds niet verteerd. In die zin lijkt Engeland wat op België, dat ook een geografische, economische ongelijkheid kent. Toch zijn de verschillen in Engeland groter en zijn de arme regio’s economisch er nog slechter aan toe. De bijgaande figuur toont dat  8 van de 37 regio’s in Engeland, of zo’n twintig procent, een lagere koopkracht genereert dan in Henegouwen, de armste regio van België.

Nochtans heeft Engeland niet de zogenaamde problemen die wij in België hebben en die soms aangehaald worden om de mindere prestaties van Wallonië te verklaren. Om te beginnen spreekt iedereen er dezelfde taal, wat de geografische arbeidsmobiliteit zou moeten vergemakkelijken. Men kan evenmin wijzen op de ingewikkelde politieke structuur van het land, aangezien Engeland geen federaal land is. Het hele Verenigd Koninkrijk kent bovendien slechts uitzonderlijk een coalitieregering: meestal krijgt de grootste partij alle macht, of die nu een absolute meerderheid heeft of niet. Het zorgt ervoor dat regeringen op een paar dagen gevormd zijn.

Ten slotte zijn de belastingen er veel lager. De totale overheidsinkomsten lagen in 2013 op 41,3% tegenover 52% in België. De belastingen ligger er dus een pak lager dan bij ons.

Men zou kunnen opwerpen dat België klein is en dat de economische activiteit homogener zou verspreid moeten zijn, maar ook dat gaat niet op. Hoewel het noorden duidelijk armer is, zijn er regio’s die er veel beter presteren, zoals Chesire. Die regio doet het beter doet dan bijvoorbeeld West-Vlaanderen. Chesire ligt vlak naast Staffordshire en Shropshire, die het dan weer slechter doen dan Henegouwen.

Zoals gezegd is de welvaartskloof in Engeland niet nieuw. Het noorden doet het al decennia slechter en er lijkt niet onmiddellijk beterschap op komst. Het is een fenomeen dat in vele landen te zien is. In de Verenigde Staten zijn de zuidelijke staten zoals Mississippi en Alabama al decennia het armst. In Duitsland zijn de Länder van het voormalige Oost-Duitsland nog lang niet op hetzelfde niveau als voormalig West-Duitsland. En ook in Italië boert het zuiden nog steeds achterop. Het gaat telkens om een kloof die zeer hardnekkig blijkt te zijn, bovendien in landen waar dezelfde taal wordt gesproken.

De verklaring is volgens mij te zoeken in de theorie van de economische geografie. In deze theorie tracht men rekening te houden met de ruimtelijke dimensie in de economie. Uiteraard betreft dit de transportkost, maar evenzeer concentratie- of agglomeratie-effecten. Voor veel aspecten is het voor bedrijven voordelig om zich dicht bij elkaar te vestigen, zoals het vinden van geschikt personeel. Eens een cluster gevormd is, krijgt dit een zelfversterkende dynamiek: de cluster trekt bijkomende activiteit aan.

Een groot nadeel aan clustervorming is dat dit zeer slecht gestuurd kan worden. De politiek kan wel de algemene voorwaarden trachten te verbeteren, maar de bedrijven zullen uiteindelijk toch die locatie kiezen die hen het beste past. Meer nog, het creëren van een beter economisch klimaat kan clustervorming nog versterken. Daardoor kunnen bepaalde regio’s nog armer worden, ook al wordt dat verlies meer dan gecompenseerd door de al rijke regio’s die nog rijker worden. Het land als geheel gaat er dan wel op vooruit, maar dat is dan ten nadele van zij die het al moeilijk hadden.

tijdclusters

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.

Waarom Brussel beter geen apart land wordt

Remi Vermeiren, oud-voorzitter van KBC, pleit in een nieuw boek voor de splitsing van België in drie: Vlaanderen, Wallonië en Brussel. De idee komt voort uit de vaststelling dat Vlamingen en Franstaligen eigenlijk nu al in twee aparte landen leven. Het splitsen van België zou besturen gemakkelijker maken. De twee landsdelen zouden bovendien dan zelf hun economische politiek kunnen voeren, nog meer dan nu het geval is. Vermeiren wil wel de transfers voor vijf jaar behouden, om ze daarna over tien jaar tijd tot nul af te bouwen.

Dat Brussel ook een apart land wordt, een stadstaat, is een oplossing voor het probleem dat in Brussel zowel Vlamingen als Franstaligen wonen. En dat er misschien ook zoiets bestaat als een Brusselse identiteit.

Maar is het wel zo dat Vlamingen en Franstaligen in twee aparte landen wonen? Als het op economie aankomt alvast niet. In Brussel wordt bijna 20 procent van de welvaart gecreëerd, ondanks dat er slechts 10 procent van de bevolking woont. Dat valt op het eerste gezicht niet te rijmen met de hoge werkloosheid in Brussel. Er zijn dan ook heel wat pendelaars vanuit Vlaanderen én Wallonië die in Brussel komen werken.

Inkomstenverlies

De onderstaande figuur geeft het aantal pendelaars naar Brussel in procent van de bevolking. (Ik vond het in een studie van UC Louvain-onderzoekers Jacques-Franc¿ois Thisse en Isabelle Thomas: Brussels within the Belgian Economy: a geo-economic approach). Hoe donkerder de kleur, hoe meer pendelaars. Wat opvalt is dat er geen onderscheid kan gemaakt worden wat betreft Vlaamse en Waalse pendelaars: het is de bereikbaarheid die bepaalt of er veel naar Brussel wordt gependeld, en niet of je nu in Vlaanderen dan wel Wallonië woont.

pendelbxl

De kaart suggereert dat er geen grens door België loopt als het op pendelbereidheid naar Brussel aankomt. Brussel is dan ook een belangrijke economische cluster, net zoals de Vlaamse havens dat zijn. En het zijn clusters die zorgen voor de welvaart van ons land. Ik zie niet hoe een landsgrens rond die clusters de efficiëntie zal verhogen, integendeel.

Men kan zich ook de vraag stellen waar de pendelarbeid zal belast worden. Als Brussel een apart land wordt, zal een Vlaamse en Waalse pendelaar als een buitenlander beschouwd worden en dan wordt de activiteit belast waar ze plaatsvindt. Dat betekent inkomstenverlies voor Vlaanderen en Wallonië. Het zal alvast één probleem oplossen: de transfers naar Brussel worden automatisch onnodig als België in drie gesplitst wordt.

Wat betreft de afbouw van de transfers is er volgens mij een contradictie in de redenering. Enerzijds wordt vaak gesteld dat de politieke overheden zich niet moeten bezighouden met industrieel beleid: de politiek kan de winnaars van de competitie op de vrije markt niet kiezen. Dat moet zoveel mogelijk aan de vrije markt overgelaten worden. Een standpunt dat ik onderschrijf.

Maar anderzijds geeft Vermeiren aan dat Wallonië ervoor moet zorgen dat ze in vijftien jaar hun economische achterstand moeten ingehaald hebben. Daarna stoppen immers de transfers. Als ze tegen dan nog economisch achtergesteld zijn, dan is dat hun probleem. Deze redenering getuigt ofwel van een geloof in de politieke overheid om de economische activiteit aan te zwengelen, ofwel van de overtuiging dat rijke Vlamingen niet solidair moeten zijn met arme Walen, ook al is de arme Waal zelf niet verantwoordelijk voor zijn economische achterstand.

Duitse hereniging

Zelf denk ik dat economische achterstand (en voorspoed) geografisch hardnekkig is en dat de politiek hier weinig impact op heeft. En dat is niet enkel in België zo, maar ook in andere landen. In de VS zijn het ook overwegend de zuidelijke staten die reeds gedurende decennia transfers krijgen (sommige staten krijgen zelfs relatief meer dan wat Wallonië krijgt). En de ex-DDR zit na meer dan 20 jaar hereniging nog lang niet op het niveau van het vroegere West-Duitsland.

Economische activiteit laat zich dan ook moeilijk dicteren. Dat gebeurt voornamelijk in geografische clusters. Met de evolutie naar een kenniseconomie zal het clustereffect wellicht nog sterker spelen. En die clusters ontstaan vaak toevallig. Het economisch succes van Brussel of Silicon Valley is niet op een politieke tekentafel tot stand gekomen. De politiek moet daar bescheiden in zijn, opiniemakers zoals Remi Vermeiren evenzeer.

Deze tekst verscheen eerst in De Morgen