Het einde van de euro geeft enkel verliezers

België beleefde een sombere week: de formatiegesprekken voor een nieuwe regering sprongen begin deze week (alweer eens) af en de referentierente voor Belgisch overheidspapier steeg donderdag tot 5.7%. Voor velen is het duidelijk dat de patstelling rond de formatie de oorzaak is van de rentestijging.

Er is echter meer aan de hand, want niet enkel België kwam in het vizier; ook AAA-landen zoals Frankrijk, Nederland en Oostenrijk zagen hun rente stijgen. Maar het grote nieuws kwam er woensdag toen Duitsland maar 40% van de geplande obligatie-emissie kon uitvoeren tegen de gevraagde rente. De Duitse rente staat nu hoger dan die van de UK. Mogelijk beginnen investeerders zich nu ook vragen te stellen over de kredietwaardigheid van het Duitse overheidspapier.

Eurozone solvabel

De crisis verspreidt zich dus, terwijl dit niet zou moeten. Landen zoals Duitsland, Nederland en Oostenrijk, maar ook Frankrijk en België zijn fundamenteel gezond. Ze hebben hun overheidsfinanciën onder controle en hebben een economie met competitieve bedrijven. België heeft weliswaar een relatief grote overheidsschuld, maar we hebben in het verleden al aangetoond dat we die kunnen beheersen en op termijn afbouwen. België geldt in Europa dan ook als een voorbeeld voor schuldafbouw. En toch worden we aangevallen door de financiële markten, of beter, worden we massaal genegeerd door de markten. Inderdaad, als de rente stijgt, dan is dat omdat de marktspelers je overheidspapier niet meer wensen. Dat is net het omgekeerde van een aanval: we moeten de investeerders lokken met een steeds hogere rente om toch maar te kunnen lenen. En nu moet zelfs Duitsland, de rots in de branding, haar rente verhogen. Hoe is dit toch mogelijk? Zijn de markten totaal gek geworden?

Dat zijn ze helemaal niet. De markten houden er op dit moment rekening mee dat de eurozone daadwerkelijk opgebroken wordt, doordat één of meerdere landen gedwongen worden de eurozone te verlaten, omdat hun economie onmogelijk nog een Duits rentebeleid voor hun munt kan verdragen. De break-up van de eurozone lijkt op het eerste gezicht een oplossing: elk land weer zijn eigen munt waardoor het evenwicht zich via devaluaties kan herstellen. Maar een muntunie terug opbreken is helemaal iets anders dan ze te creëren, zeker als de landen economisch zo verschillend zijn (wat juist de reden is voor de break-up). Het is alsof je eerst een taart bakt waarvan je achteraf de afzonderlijke ingrediënten terug wilt.

Opbreken eurozone moet in het geheim voorbereid worden

Dat het opbreken van de eurozone enorme kosten zal veroorzaken, kan als volgt geïllustreerd worden. Een Belg heeft zijn spaargeld geparkeerd op een Belgische bank. De eurozone wordt opgebroken en de euro’s van de Belg worden automatisch omgezet in Belgische euro’s. De euro’s op een Duitse bank worden Duitse euro’s. Vervolgens worden er vrije wisselkoersen toegelaten (dat is net een reden voor de break-up). Gezien de macro-economische en politieke toestand zullen de Belgische euro’s minder waard zijn dan de Duitse euro’s. De Belg zal bijgevolg zijn euro’s afhalen van zijn Belgische bank om ze op een Duitse bank te zetten en er zo Duitse euro’s van te maken (de eurobiljetten zijn toch gelijk).

Uiteraard zal dit niet toegelaten worden en zullen er grenscontroles opgezet worden die zullen trachten te vermijden dat mensen eurobiljetten de grenzen oversmokkelen. Deze grenscontroles halen de facto één van de pijlers van de Europese Unie onderuit, namelijk het vrij verkeer van kapitaal. Bovendien zal niet alleen deze Belg proberen om zijn geld naar een Duitse bank te krijgen, maar alle Belgen, en alle inwoners van de periferie-landen. Iedereen zal dus zijn geld willen afhalen (bank-run), waardoor de banken in België en de periferie in de problemen geraken en omvallen. Om dat te vermijden, zullen er limieten gesteld worden op het afhalen van cash. Maar om die limieten te vermijden, zullen de burgers (en financiële instellingen) een break-up van de eurozone trachten te anticiperen.

En dan wordt het echt gevaarlijk. Want het correct anticiperen van het uiteenvallen van de eurozone is niet gemakkelijk, omdat de break-up in het uiterste geheim voorbereid en onverwacht van de ene op de andere dag moet uitgevoerd worden (zoals indertijd met de devaluatie van de Belgische frank). Indien de beleidsmakers zouden toegeven dat ze een break-up aan het voorbereiden zijn, dan veroorzaken ze onmiddellijk een bank-run in alle landen waar de ‘nationale euro’ minder waard wordt dan de Duitse euro. Deze bank-run zal de beleidsmakers dan dwingen om onmiddellijk alle nodige drastische maatregelen te nemen om dit tegen te gaan (kapitaal- en grenscontroles, limieten voor afhalen van geld, starten met drukken van nationale euro’s). Ze zullen er echter niet klaar voor zijn, want ze waren nog volop in voorbereiding, wat tot chaos leidt.

Caveat: break-up eurozone is sterke self-fulfilling prophecy

De beleidsmakers zullen dus tijd willen winnen en ten stelligste ontkennen dat ze een break-up aan het voorbereiden zijn. Maar, en dat is het grote gevaar, ook als ze in werkelijkheid geen break-up voorbereiden, zullen ze dat natuurlijk ten stelligste ontkennen. Met andere woorden, vanaf het moment dat er geloofwaardige geruchten zijn dat een break-up wordt voorbereid, kunnen de beleidsmakers zeggen wat ze willen: het zal aan de markten geen informatie geven, omdat ze in beide gevallen net hetzelfde zouden zeggen. En ook als ze effectief géén break-up aan het voorbereiden waren, zullen ze gedwongen worden om er één uit te voeren, of op zijn minst de drastische maatregelen tijdelijk in te voeren.

Meer nog, zelfs indien de markten geloven dat er slechts een kleine, maar realistische kans bestaat dat de euro uiteenvalt, dan nog kan dit een bank-run veroorzaken. Stel dat er 10% kans is op een break-up, waarbij de Belgische euro 20% minder waard wordt dan de Duitse euro, dan is het voldoende dat de kost om uw Belgisch geld op een Duitse bank te zetten lager is dan 2% van uw kapitaal. De man in de straat maakt misschien dergelijke kosten-batenanalyses niet, maar wel de professionele investeerders. En de beter geïnformeerde burgers zullen het gedrag van de professionele spelers oppikken en volgen, vervolgens ook de familie en vrienden van deze beter geïnformeerde burgers, en ten slotte ook uw buurman. Op dat moment is de paniek totaal en zullen de drastische maatregelen zoals grenscontroles hals over kop moeten ingesteld worden.

Dit is natuurlijk het rampscenario, want het zou ook kunnen dat de euro’s vooral omgezet worden in dollars of in Zwitserse franken; daardoor zakt de koers van de euro (wat nu al gebeurt) en dat heeft dan weer een stabiliserend effect op onze economie omdat de eurozone dan competitiever wordt ten opzichte van de andere landen.

Duitse exit ook voor Duitsland een catastrofe

Maar ook al vermijden we het rampscenario en slagen de beleidsmakers erin om de break-up in het geheim voor te bereiden en ordentelijk uit te voeren, dan nog zullen de economische gevolgen desastreus zijn. We leven immers in een geglobaliseerde wereld waarbij bedrijven en mensen intens met elkaar verbonden zijn, ver over de landsgrenzen heen. Deze banden zullen voor een tijd sterk bemoeilijkt en zelfs onmogelijk worden. Dat zou tot gigantische kosten leiden. De Zwitserse bank UBS schat de kost voor Griekenland op 40-50% van het BBP het eerste jaar nadat Griekenland uit de euro zou stappen, en de jaren erna nog eens 15%. Als Duitsland zelf uit de eurozone zou stappen, zou dat voor Duitsland het eerste jaar een kost betekenen van 20-25% van het BBP en de jaren daarna 10-12% (zie artikel Economist). Dat zou de schuldratio van Duitsland doen stijgen van 83% van het BBP dit jaar naar meer dan 130% in 2014-2015. Dat zijn cijfers om van te duizelen. Ze zetten de kredietwaardigheid van Duitsland in een ander perspectief, omdat een schuldratio van 130% ook voor Duitsland onhoudbaar kan worden.

Gezien deze gigantische kosten, achtten de financiële spelers een uitstap van Duitsland of een volledigebreak-up van de eurozone dan ook niet realistisch. Dat de investeerders nu echter ook het Duitse overheidspapier mogelijk als risicovol beginnen te bekijken, kan erop wijzen dat dit aan het veranderen is. De halsstarrige weigering van Angela Merkel en de Europese Centrale Bank (ECB) om de problemen drastisch aan te pakken maken het horrorscenario meer en meer geloofwaardig. De ECB schermt met het argument dat ze de prijsstabiliteit moet bewaken in de eurozone en niets meer, maar dat betekent wel dat er een eurozone moet zijn.

Mario en Angela spelen met vuur

Mario Draghi, de nieuwe voorzitter van de ECB, moet aankondigen dat de ECB – indien nodig – onbeperkt zal tussenkomen door geld bij te drukken en daarmee overheidsobligaties zal opkopen van landen die fundamenteel gezond zijn en de noodzakelijke hervormingen doorvoeren. Dat zijn dus alle eurolanden, behalve Griekenland. En deze aankondiging moet door de politieke leiders (lees: Angela Merkel) gesteund worden, zodat de markten er zeker van kunnen zijn dat de ECB zal doen wat ze zegt. Als de ECB geloofwaardig is, dan zal ze waarschijnlijk nauwelijks zelf iets moeten opkopen. We krijgen dan een positief zelf-versterkend effect. De ECB kan daar niet te lang meer mee wachten, want eens de markten het zelfs maar een relatief kleine kans geven dat er een break-up van de eurozone komt, eens we voorbij dat onzichtbare kantelpunt zijn, is het te laat.

Intussen moeten alle Europese overheden hun begroting, maar vooral hun langetermijnperspectieven financieel duurzaam maken. En dat zou dan ook de inzet moeten zijn van de Belgische regeringsonderhandelaars. Een paar dagen hogere rente, dan nog vooral veroorzaakt door externe oorzaken, mag Open VLD en MR niet afschrikken om het been stijf te houden en de nodige lange termijn hervormingen te eisen. De begroting voor 2012 is in deze van secundair belang en kan eventueel als pasmunt gebruikt worden. Als de welvaartstaat maar duurzaam gemaakt wordt.

 

Deze tekst verscheen eerder als column bij Liberales.

Boekbespreking – ‘De zwarte zwaan’ door Nassim Nicholas Taleb

Bescheiden politici citeren wel eens graag het antwoord van Harold Macmillan, voormalig Brits premier, op de vraag wat hij het meest vreesde als staatsman: ‘Events, dear boy, events’. Met dit antwoord wees Macmillan op de onvoorspelbaarheid van belangrijke gebeurtenissen. Het is meteen de centrale idee van De zwarte zwaan van Nassim Nicholas Taleb, die stelt dat de moderne wereld gedomineerd wordt door zeer zeldzame en onverwachte gebeurtenissen die de heersende consensus omgooien. Het is de zwarte zwaan die plots opduikt en de heersende gedachte dat alle zwanen wit zijn naar de geschiedenisboeken verwijst. Het probleem, aldus Taleb, is dat bijna iedereen doet alsof die zwarte zwanen niet bestaan.

Nassim Nicholas Taleb is econoom en werkt als kwantitatieve analist op de financiële markten. Dat weerhoudt hem er niet van om grote kritiek uit te oefenen op de heersende opvattingen die deze wereld zolang hebben gedomineerd. Heel veel financiële modellen baseren zich op inductie: de toekomst valt af te leiden uit het verleden. Een veelgebruikte methode zoalsValue at Risk steunt hier sterk op: met dit model probeert een financiële instelling met 99% zekerheid in te schatten wat ze maximaal kan verliezen in de komende tien dagen. Het model neemt aan dat opbrengsten van een financieel product een bepaalde statistische eigenschap heeft, namelijk de normaalverdeling die uitgedrukt wordt met de bekende Gaussiaanse klokfunctie. Taleb wijst deze methode radicaal af, omdat de normaalverdeling eerder zeldzaam is in de sociale wereld (zoals de financiële wereld), waardoor al deze modellen fundamenteel fout zitten.

Taleb deelt de wereld op in twee soorten: Mediocristan en Extremistan. In Mediocristan kunnen gebeurtenissen geen echt extreme waarden aannemen. Het gaat dan bijvoorbeeld over het gewicht en de lengte van mensen. Je hebt inderdaad zeer grote mensen, maar de grootste mens is nog steeds minder dan twee- of driemaal zo groot als de kleinste mens. Voeg de grootste mens toe aan een groep van duizend willekeurig gekozen mensen en de gemiddelde lengte van deze groep zal nauwelijks verhogen. In Mediocristan volgen de onbekende variabelen inderdaad een klokvormige kansverdeling, met zeer veel waarden rond en op het gemiddelde. Maar hoe verder weg van het gemiddelde, hoe kleiner de kans dat er nog een waarde voorkomt (en die kans neemt exponentieel af). In Extremistan, de verzamelnaam voor gebeurtenissen uit voornamelijk de sociale wereld, is dat volledig anders. Voeg Bill Gates toe aan een groep van duizend willekeurig gekozen mensen en het gemiddelde inkomen van deze groep zal drastisch verhogen. Gebeurtenissen in de sociale wereld, zoals de financiële markten en de politiek, behoren typisch tot Extremistan.

Zijn kritiek op de financiële wereld is vlijmscherp. Hij gaat in tegen het heersende paradigma en stelt dat de huidige financiële modellen niet gebruikt kunnen en mogen worden om de toekomst te voorspellen. Ze geven een vals gevoel van veiligheid. Gezien de huidige economische crisis die veroorzaakt werd door onder meer foute financiële modellen, lijkt deze kritiek volledig terecht. En wat opmerkelijk is: het oorspronkelijk Engelstalige boek is uitgebracht in 2007, voordat de economische crisis toesloeg. De huidige crisis is dan ook een typische ‘zwarte zwaan’ en aan Taleb wordt toegeschreven dat hij deze crisis voorspeld heeft. Hij schreef in De Zwarte Zwaan dan ook het volgende (pagina’s 225-226 van de Engelstalige paperbackeditie –eigen vertaling):

“Financiële instellingen zijn gefuseerd tot een kleiner aantal van zeer grote banken. Bijna alle banken zijn nu met elkaar verbonden. Aldus is de financiële ecologie aan het zwellen tot gigantische, incestueuze, bureaucratische banken – wanneer er één failliet gaat, gaan ze allen failliet. The toegenomen concentratie in de bankwereld lijkt de kans op een financiële crisis te verkleinen, maar als het gebeurt zal ze globaler zijn en ons zeer hard treffen. We zijn weggegaan van een diverse ecologie van kleine banken met gevarieerde leenstrategieën naar een homogener kader van bedrijven die allemaal op elkaar gelijken. Het klopt dat we nu minder faillissementen hebben, maar als het gebeurt…. Ik huiver bij de gedachte.” En in de voetnoot: “Wanneer ik de risico’s bekijk van Fannie Mae, de door de overheid gesubsidieerde instelling, dan lijkt ze op een vat dynamiet te zitten, kwetsbaar voor de kleinste rimpeling. Maar geen zorgen: haar uitgebreide staf van wetenschappers acht dit ‘onwaarschijnlijk’.”

Met andere woorden, het financiële systeem lijkt stabiel, maar is dat helemaal niet. Alle financiële instellingen maken gebruik van dezelfde modellen die zich baseren op Gaussiaanse klokfuncties die gelden in Mediocristan, terwijl de financiële wereld behoort tot het domein van Extremistan. Taleb zelf is bescheidener: hij heeft de crisis niet voorspeld en zal ook de volgende crisis niet voorspellen. Hij zegt alleen maar dat er nog crisissen zullen komen, zeker als men niet afstapt van de huidige waan dat men de toekomst kan voorspellen of, algemener, dat men de wereld begrijpt. Misschien is dat wat mager, maar “it is better to be broadly right rather than precisely wrong”.

Het boek besteedt veel aandacht aan de redenen waarom we zo weinig rekening houden met ‘zwarte zwanen’. Het komt erop neer dat we als mens nu eenmaal zo in elkaar zitten. De menselijke conditie die Taleb beschrijft is op zich niet vernieuwend. Zo verwijst hij veelvuldig naar het onderzoek van Daniel Kahneman, een psycholoog die de Nobelprijs Economie gekregen heeft (en volgens Taleb één van de weinige verdiende winnaars van deze prestigieuze prijs). Kahneman is één van de grote namen die mechanismen als ‘anchoring’ en ‘framing’ hebben bestudeerd. Ook, zo stelt de auteur, behandelen mensen ideeën als ware het hun bezit waar ze heel wat in geïnvesteerd hebben. Daardoor kunnen ze moeilijk afstand doen van die ideeën, ook als het duidelijk is dat ze fout zijn.

De auteur gaat lijnrecht in tegen de heersende opvattingen binnen de economische wereld. Hij verhaalt in het boek ook over de tegenkanting die hij mocht ervaren van het establishment. Talebs boek is dan ook veel meer dan alleen maar een aanklacht tegen het gebruik van verkeerde modellen in de financiële wereld. Het is ook de visie op de wereld van een vrijdenker. Iemand die doordrongen is van Poppers idee dat we uit het verleden geen betrouwbare inductie kunnen doen over de toekomst; dat we als mensen veel bescheidener moeten zijn als het om onze kennis over de toekomst gaat. En dat verdedigt hij op een zeer onbescheiden manier.

En hier en daar laat de auteur nog een schitterend inzicht noteren. Of wat vind je van de volgende: de vrije markt is zo succesvol omdat het een systeem is dat domme CEO’s kan verdragen. Aangezien niemand weet wat de toekomst brengt, maakt het niet veel uit welke keuze bedrijfsleiders nemen. De vrije markt kiest de winnaars, die achteraf heel precies kunnen uitleggen waarom zij succesvol waren, terwijl ze volgens de auteur gewoon geluk gehad hebben. De factor geluk, aldus de auteur, bepaalt dus veel meer het succes dan algemeen wordt aangenomen (zeker door zij die succesvol zijn) en dat is op zich niet zo slecht. Het maakt de maatschappij veel gelijker dan gelijk welke andere ordenaar (zoals talent). Iedereen kan immers geluk hebben – dat is haar intrinsieke eigenschap – terwijl niet iedereen talentvol is.

 

Nassim Nicholas Taleb, De Zwarte Zwaan, uitgeverij Nieuwezijds, 2008

Deze boekbespreking verscheen eerder bij Liberales.

De huidige crisis is geen maatschappelijke cesuur

In de Liberales-nieuwsbrief van 6 maart schuwt prof. Frank Ankersmit de grote woorden niet. Hij stelt dat de huidige economische crisis zal leiden tot een cesuur die hij vergelijkt met de Franse Revolutie, de twee wereldoorlogen en de val van de Muur. “Onze wereld zal nooit meer zo zijn als die was voor 2008. Natuurlijk zal ook veel hetzelfde blijven – daarover geen misverstand. Maar wat hetzelfde blijft, is niet van belang meer.”, zo stelt hij, “Wat voor en na 2008 gemeen hebben, kan geen kompas voor ons wezen in de tijd die ons te wachten staat. Zo gaat dat nu eenmaal met keerpunten in de geschiedenis.” En, aldus prof. Ankersmit, we kunnen bij deze hertekening maar beter geen economen om raad vragen.

Bij de onderbouwing van de stelling dat de huidige crisis een maatschappelijke cesuur inluidt, maakt prof. Ankersmit, en velen met hem, een redeneerfout. Het is niet omdat er een ramp gebeurt dat het hele systeem waarbinnen deze ramp gebeurd is noodzakelijkerwijze een grondige hertekening nodig heeft. Alvast een voorbeeldje ter illustratie: in 1996 ontplofte de Ariane 5 raket van de ESA tijdens haar eerste testvlucht, met een kost van enkele honderden miljoenen dollars tot gevolg. Een regelrechte ramp voor de Europese ruimtevaartindustrie. Het zorgde er echter niet voor dat het hele systeem op zijn kop gezet werd, laat staan dat wetenschappelijke ‘zekerheden’ ondermijnd werden. Na onderzoek bleek immers dat aan de oorzaak van de ramp een simpele foute conversie van computerwaarden lag die de controlesystemen door de mazen van het net hadden laten glippen met de ramp tot gevolg. Nieuwe controlesystemen zouden dat in de toekomst vermijden. De huidige economische crisis lijkt in die zin op de eerste Ariane 5: een aantal fouten in het systeem, een aantal controlemechanismen die fout gelopen zijn, met inderdaad desastreuze gevolgen. Een aantal regels zullen moeten veranderen, maar het economische systeem met de vrije markt en de globalisering is daarmee niet failliet verklaard.

Dat is ook de teneur van het essay van André Decoster, professor economie aan de K.U.Leuven, dat in deze nieuwsbrief is opgenomen. Hij stelt dat de oorzaken van de huidige crisis al lang gekend zijn. Het gaat om een gekende marktfaling, namelijk ‘asymmetrische informatie’. Voor een econoom is er een marktfaling wanneer de klassieke invisible hand niet tot de meest efficiënte uitkomst leidt. Met andere woorden, als blijkt dat de vrije markt zonder regels niet leidt tot de meest efficiënte uitkomst. Aan die marktfalingen hebben economen heel wat literatuur gewijd, om de eenvoudige reden dat economen zelf maar al te goed weten dat de vrije markt geen perfect werkend instrument is. Alleen is het zo dat het mitigeren van marktfalingen kosten met zich meebrengt en dat er bijgevolg een afweging moet gemaakt worden tussen enerzijds de kosten van de marktfaling zelf en anderzijds de kosten van de mitigatie ervan. In het verleden werd de kost van het mitigeren van de marktfaling (in dit geval meer regulering en dus minder innovatie) hoger ingeschat dan de marktfaling zelf (in dit geval asymmetrische informatie waarbij risico’s niet door alle partijen goed ingeschat kunnen worden, wat uiteindelijk tot deze crisis geleid heeft). Achteraf blijkt dit een foute inschatting te zijn. En dat is voor sommige economen een echte schok. Prof. Decoster verwijst naar Alan Greenspan die “in shocking disbelief” is: “Greenspan stelde voor zichzelf geen wetenschappelijk inzicht bij, bvb. door een rapport te lezen. Het was een erkenning dat hij om ideologische redenen (een “belief”) algemeen aanvaarde inzichten een te klein gewicht had gegeven.”

Dat is er dus fout gelopen: er werd aan bepaalde algemeen aanvaarde inzichten een te klein gewicht gegeven. En dat zal dan ook veranderen: de kosten van de marktfaling zullen hoger ingeschat worden en er zal dus meer geopteerd worden om marktfalingen te mitigeren. Wereldschokkend? Nee. Een cesuur? Helemaal niet. De vergissing heeft ingrijpende gevolgen, de Ariane 5 is nog maar eens ontploft, maar het economisch denken staat niet op zijn kop, hoezeer niet-economen zoals prof. Ankersmit dat ook denken of wensen.

Het is dus, ook voor liberalen, geen nieuws dat de onzichtbare hand niet volstaat. In januari 2007, in tempore non suspecto, zei professor Paul De Grauwe het al in een gespreksavond met Liberales: “Het is duidelijk dat veel liberale denkers een evolutie meegemaakt hebben: waar vroeger liberalen pleitten voor een minimal state, erkennen de meeste liberalen nu dat de overheid zich niet zoveel mogelijk moet terugtrekken uit de samenleving, maar integendeel sterk aanwezig moet zijn om de markt te regelen, aangezien de markt niet altijd perfect werkt. Waar de liberalen het echter wél bij het rechte eind hadden was hun pleidooi dat de overheid geen producent moet zijn. De private sector moet de producent zijn en de overheid de controleur.”

Ook Amartya Sen, Nobelprijswinnaar economie, pleit niet voor een “nieuw kapitalisme”, maar wel voor een betere toepassing van oude inzichten (net zoals Decoster verwijst ook hij naar de econoom Pigou). Daarenboven stelt Sen expliciet dat de inzichten over de vrije markt vooral in de VS aan verandering toe zijn, en niet zozeer in Europa. In Europa hebben we immers al een heleboel voorzieningen (deels) onttrokken aan de markt en het winstprincipe, zoals onderwijs en gezondheidszorg.

De tweede fout die prof. Ankersmit maakt gaat over de rol van economen om de huidige crisis in de toekomst te vermijden. Ankersmit schrijft hierover: “[Het] is sowieso vreemd om nu het heil van de economen te verwachten. Tenslotte zijn het juist de economen geweest die met hun theorieën (…) alle rampen over ons afriepen. (…) De economen zijn niet de oplossing van onze huidige problemen, maar zelf een deel daarvan.” Hier gaat Ankersmit compleet uit de bocht. Ten eerste is deze redenering in logische zin fout: het is niet omdat je de eerste keer fout bent dat je dan sowieso de volgende keer fout bent. Ten tweede gooit prof. Ankersmit alle economen op een hoopje. Zo herinnert Ivan Van de Cloot (Itinera Institute) eraan dat Joseph Stiglitz een fervent tegenstander was van de afschaffing van het systeem van narrow banking, zodat spaarbanken in meer risicovolle producten konden investeren, net zoals zakenbanken, die niet met deposito’s werken. Moeten we dan plots een econoom als Stiglitz aan de kant schuiven? Integendeel, zou ik denken. Trouwens, en dat is de derde fout in het pleidooi van prof. Ankersmit om economen te negeren, het is niet zo dat economen “met hun theorieën alle rampen over ons afriepen”. Zoals hierboven al gesteld en zoals door prof. Decoster uiteengezet, beseffen vele economen maar al te goed dat markten niet perfect zijn. De essentie van het debat is hoe groot je de kosten inschat van een marktfaling en hoe groot je de kosten inschat van het remediëren van die faling.

Betekent dit nu dat er geen vuiltje aan de lucht is? Nee, natuurlijk niet. Er zijn fouten gemaakt en het vermijden van deze fouten betekent andere afwegingen dan in het verleden, wat zal leiden tot andere regels, zoals bijvoorbeeld de terugkeer naar narrow banking. Dat zal waarschijnlijk door het financiële wereldje aanzien worden als een revolutie(tje), maar een maatschappelijke cesuur als de Tweede Wereldoorlog? Nee, dat wordt het niet. We moeten beseffen dat het in essentie gaat om de financiële wereld waar de regels niet werkten. Onze andere bedrijven, echter, waren en zijn gezond en productief, dankzij het kapitalistische systeem. Deze organisaties zijn en blijven bronnen van innovatie en welvaart.

Bij het vermijden van een crisis zoals we die nu kennen, legt prof. Ankersmit zijn hoop zoals gezegd niet bij de economen, maar bij een heropleving van het publiek belang en wil hij dat de overheid hier (terug) de hoeder van wordt. Een belangrijk punt dat prof. Ankersmit hierbij maakt betreft wat hij noemt de oligarchisering, “een clubje mensen dat goed voor zichzelf zorgt ten koste van de rest”. Hij heeft het dan eigenlijk over belangengroepen die bij de overheid lobbyen voor een specifieke regelgeving of subsidie in hun voordeel. Het is een probleem dat door politieke economen, zoals Mancur Olsen, uitgebreid is geanalyseerd. Economen zijn daarbij echter niet zo positief over de rol van de overheid als het erop aankomt om de problemen van deze rent seeking te beperken. Het is opmerkelijk dat Ankersmit, en zovele anderen, wel blijkbaar een groot vertrouwen hebben in de overheid. Nochtans heeft de overheid zelf heel wat fouten gemaakt waardoor de crisis mogelijk werd.

Inderdaad, in een interessant filmpje van Jonathan Jarvis wordt beknopt en duidelijk uitgelegd wat er fout liep. Een belangrijke oorzaak was dat de Amerikaanse centrale bank de interest historisch laag zette (op 1%) waardoor investeerders op zoek gingen naar een hoger rendement. Ze gingen hierbij níet hoofdzakelijk op zoek naar meer risico, gezien ze investeerden in veilige producten (AAA-rating), die achteraf en na verloop van tijd rommelkredieten bleken te zijn. Foutje van de rating agencies. Het probleem was dus niet zozeer hebzucht van de investeerders, zoals zo graag wordt beweerd, maar een verkeerde inschatting door de rating agencies.

Een belangrijke oorzaak van de crisis was en is dan ook de rol van rating agencies, de instellingen die zeggen hoe veilig een financieel product is (zie ook het filmpje). Zij hebben duidelijk gefaald: de producten die door deze instellingen veilig werden bevonden bleken dat achteraf niet te zijn. Volgens sommigen omdat de producten dermate complex werden dat deze niet meer goed beoordeeld konden worden. Volgens anderen liggen er echter belangenconflicten aan de basis: immers, de rating agencies werden door de bedrijven betaald om advies te geven over hoe men financiële producten moest structureren om een zo goed mogelijke rating te krijgen… waarna diezelfde rating agencies de producten moesten beoordelen. Het is exact hetzelfde belangenconflict dat het faillissement van Enron, een Amerikaanse frauderende energiegigant, mogelijk gemaakt heeft: hier waren het de audit bedrijven die de boekhouding moesten goedkeuren, maar tegelijkertijd door hetzelfde bedrijf werden ingehuurd als consultant. Als remedie heeft men de audit en consultancy opgesplitst (en één van de Big Five, de vijf grote consultancy firma’s, ging failliet).

Het is ook zo dat de vrije markt al gereguleerd werd door de overheid en dat deze regulering gefaald heeft, maar dan weer niet overal, wat aantoont dat de overheid wel degelijk middelen tot haar beschikking had die ze echter niet of slecht gebruikte. Zo was de Spaanse overheid veel strenger voor haar banken. Blijkbaar slaagde de Spaanse regulator waar andere Europese regulatoren niet in slaagden, namelijk strenge kapitaalvereisten opleggen aan hun banken, zonder de competitiviteit in het gedrang te brengen (het Spaanse Santander zat samen met Fortis en Royal Bank of Scotland in de deal om ABN Amro over te nemen).

Maar de overheid heeft niet enkel fouten gemaakt in slechte toepassing van regulering. Ook als ze actiever tussenkwam, liep het soms mis. Zo werden de Amerikaanse semi-overheidsinstellingen Fannie Mae en Freddy Mac aangespoord om, bij wijze van sociale politiek, kredieten te verlenen aan een “bredere waaier van mensen”, zeg maar arme mensen die zich dat eigenlijk niet konden veroorloven. De problemen bij Fannie Mae en Freddy Mac zijn op dit moment dan ook dezelfde als bij de private financiële instellingen. Overheidsbeheer is blijkbaar geen garantie voor goed beheer. Dichter bij huis hebben we in Vlaanderen bijvoorbeeld het gepoliticeerde Ethias met tot voor kort Steve Stevaert als voorzitter; ook deze instelling is het niet goed vergaan. Het is dus wat vreemd dat prof. Ankersmit zo gretig de rol van de overheid versterkt wilt zien als hoeder van het algemeen belang.

Ik hou mijn hart vast voor zij die zonder kennis van zaken over de toekomstige regels inzake het economisch verkeer zullen beslissen. Economie is inderdaad geen exacte wetenschap en dus zullen wetenschappers die met deze discipline bezig zijn, zich vergissen, helaas. Maar dat economie geen exacte wetenschap is, komt door het feit dat economie zich bezighoudt met de samenleving: hoe kunnen we met de beperkte middelen zoveel mogelijk welvaart creëren? En dat betekent dat er met enorm veel aspecten rekening moet gehouden worden, niet in het minst met de voornaamste actor in dit systeem, namelijk de mens zelf. Een keukenrecept hiervoor bestaat niet. En dus is economie soms trial and error. Maar dat mag niet verward worden met onkunde of complete onwetendheid. Integendeel, doordat ook de economen het niet exact weten, blijkt net hoe complex het geheel is. En dat daar enorme vergissingen uit kunnen voortkomen, ondervinden we helaas vandaag.

 

Deze tekst verscheen eerder als column bij Liberales.

Wederzijdse afhankelijkheid in crisis

Nederland, in casu de minister van Financiën Wouter Bos, zou een bedenkelijke rol gespeeld hebben om ten koste van België het Nederlandse deel van Fortis tegen een zacht prijsje over te nemen. In België wordt er terecht verongelijkt gereageerd. Paul De Grauwe, professor economie, verwoordde het erg scherp in een opiniestuk dat ook in het NRC Handelsblad verscheen: “De extreme, nationalistische reactie van Nederland heeft velen in België geschokt. (…) We verwachten niet van Nederland dat de slogan ‘eigen volk eerst’ de drijfveer wordt van het beleid.”

Fortis is één van de vele voorbeelden waar de landen enkel keken naar het eigen belang. Ook bij de beslissing om Lehman Brothers half september failliet te laten gaan, zou één van de belangrijke redenen voor de Amerikaanse regering geweest zijn dat de fall-out voor 60 procent in Europa lag. Dus wogen de voordelen (voor de VS) niet meer op tegen de nadelen en werd er geen actie ondernomen.

In deze crisis zijn korte-termijn-eigenbelangen de enige die nog van tel zijn. Het is ieder voor zich. Dat staat haaks op het mechanisme van de globalisering, namelijk samenwerking. Die samenwerking (ten gevolge van specialisatie en technologische vernieuwing) heeft enorme efficiëntie- en synergiewinsten opgeleverd voor de landen die zich in deze wereldwijde economie hebben ingeschakeld. Wanneer nu zou blijken dat die samenwerking, die een wederzijdse afhankelijkheid met zich meebrengt, enkel werkt in goede tijden, en niet in de kwade dagen zoals we die nu kennen, dan staat ook het model van de globalisering zelf onder druk. Het pleidooi voor meer protectionisme wint zo aan kracht, met een gevaar voor het verlies van de welvaartswinsten die de globalisering ons brengt.

Gelukkig blijken minder provincialistische politici dit in te zien. Het komt zelfs uit min of meer onverwachte hoek: Nicholas Sarkozy, president van het als chauvinistisch te boek staande Frankrijk, heeft ter voorbereiding van de G20 vijf richtsnoeren opgesteld. Het zijn richtlijnen die overal van toepassing zouden moeten zijn, zodat die financiële wederzijdse afhankelijkheid op een correcte manier beheerd kan worden in het geval het misloopt. Drie van de vijf richtsnoeren zijn expliciet gericht op internationale regelgeving en geüniformeerde en gecoördineerde actie. Zo moeten de rating bureaus, zoals Moody’s en Standard & Poor’s, onder internationaal toezicht komen en moeten de boekhoudregels internationaal op elkaar afgestemd worden. Tevens moet een internationale instelling, namelijk het IMF, de eerste verantwoordelijke worden en voldoende financiële middelen krijgen om landen in moeilijkheden te helpen.

Als de landen zo sterk economisch van elkaar afhankelijk zijn, dan is er ook nood aan een globaal regelgevend kader. Bovenstaande richtlijnen zijn een eerste stap naar die zo noodzakelijke global governance. Op die manier zal de financiële samenwerking ook verzekerd zijn wanneer het wat minder goed gaat. De ontwikkeling van globale regels om globalisering, zeg maar het globale samenwerkingsmodel, veilig te stellen, kent haar analogie met de evolutie van onze moraal. Ook onze moraal heeft zich zodanig ontwikkeld dat die regels geselecteerd worden die samenwerking belonen en bevorderen. Het is wat Jan Verplaetse in zijn boek Het morele instinct de samenwerkingsmoraal noemt. Er zijn natuurlijk andere drijfveren van het menselijke handelen, maar telkens weer blijkt dat samenwerking van nature vaak efficiënter is dan ieder voor zich. Maatschappijen die regels hebben waarin die samenwerking gemakkelijk en vlot kan verlopen, worden welvarender dan maatschappijen waar dit niet het geval is en hebben dus een grotere kans om als maatschappij doorheen de jaren te blijven bestaan. Daarbij is het ook belangrijk dat iedereen die zich engageert in een samenwerkingsverband eerlijk behandeld wordt, ook als het mis gaat. Een goed functionerende rechtstaat, met uniforme regels, is bijgevolg cruciaal voor de welvaart.

Maar behalve het efficiëntievoordeel dat globale samenwerking biedt, is er nog een tweede belangrijk voordeel aan de globalisering, namelijk het feit dát we allemaal van elkaar afhankelijk worden. Dit zorgt voor een stabiele situatie. Immers, als het slecht gaat in land A, heeft dit ook een negatieve impact in land B. Land B zal zolang trachten te verhinderen dat het slecht gaat in land A tot het moment dat het voor land B meer kost dan het opbrengt om land A te helpen. In sommige situaties volstaat die wederzijdse afhankelijk niet (zoals de Fortis-saga aantoont) en dat kan het hele samenwerkingsmodel ondermijnen. Vandaar de nood om globale regels in te stellen zodat het samenwerkingsmodel op lange termijn gevrijwaard blijft.

Dit principe van wederzijdse afhankelijkheid was ook één van de achterliggende gedachten van de EGKS (Europese Gemeenschap van Kolen en Staal) en stond aan de wieg van de Europese Unie: Frankrijk en Duitsland gingen kort na de Tweede Wereldoorlog een economisch samenwerkingsverband aan met het oog op een duurzame vrede. Vijftig jaar later is het ondenkbaar dat de twee landen in oorlog zouden treden en dat is verder uitgebreid naar de rest van Europa. Het is een toestand die we ondertussen normaal vinden. En het is dit vredebrengend mechanisme dat via de globalisering zal herhaald en verspreid worden over de hele wereld, op voorwaarde dat er ook globale regels komen.

Daarom is het initiatief van Sarkozy niet alleen belangrijk om de welvaartwinst die we verkregen hebben onder impuls van de globalisering veilig te stellen, hier en in de opkomende landen. Het heeft ook als belangrijk neveneffect dat de wereld er veiliger op zou worden.

 

Deze tekst verscheen eerder als column bij Liberales.