Dit weekend reageerde Jonathan Holslag in De Morgen op de kritiek van onder meer Peter De Keyzer en mezelf op zijn eerdere, naar mijn mening, zeer negatieve opinie over globalisering, waarin hij de grote woorden niet schuwde. Het meest in het oog springende van dat eerste opiniestuk was volgens mij de volgende uitspraak van Holslag: “wees er maar zeker van: die middenklasse gaat eraan”, die ook door De Morgen als titel werd gebruikt.
Hieronder geef ik vier punten van commentaar op dit tweede stuk van Holslag, volgens oplopend belang.
1. Holslag vermijdt deze keer wél de grote woorden
Leg de opiniestukken naast elkaar en je zou je kunnen afvragen of ze door dezelfde persoon geschreven zijn. Er is niets in het tweede opiniestuk te vinden dat nog maar enigszins lijkt op een uitspraak als “de middenklasse gaat eraan” of “ik gruw van deze globalisering”. Integendeel, ook Holslag erkent dat de globalisering ons zeker baten heeft opgeleverd, maar hij wil gewoon nadenken om ze nog beter te maken.
Ik speculeer erop dat Holslag zich in het eerste opiniestuk even liet gaan, en dat hij in het tweede stuk terug de ratio liet spreken en zodoende heel wat gas terugnam.
[Ik ga er ook vanuit dat Holslag nooit de baten van globalisering ontkend heeft, maar het was volgens mij toch nuttig dat hij dit nog eens expliciet erkende.]
2. Holslag onderbouwt straffe stelling niet
Holslag erkent dat Chinezen en Koreanen nu een hoger inkomen hebben, maar “de prijs die ze daarvoor betalen is gigantisch: vereenzaming, stress, depressies, zelfmoordneigingen”. Ik heb hier nog niets over gelezen als zou dat een groter probleem zijn dan vroeger, maar ik ben ook geen expert terzake, enkel een geïnteresseerde leek. Als Holslag hierover cijfers of degelijke studies kent die inderdaad een negatieve evolutie kunnen aantonen, dan moet hij hiernaar verwijzen, eventueel heel kort. Zoniet, dan zou hij als wetenschapper die uitspraken niet mogen doen.
En zelfs al zouden depressies en stress en andere psychische ziekten toegenomen zijn, dan nog moet je dat afzetten tegen de baten die de sterk toegenomen welvaart gebracht heeft. Het is volgens mij een straffe stelling dat mensen die in bittere armoede leefden toch beter af zijn dan de huidige Chinezen en Koreanen. Ik kan dat maar moeilijk vatten.
3. Holslag creëert een stroman en valt die aan
Holslag vindt dat “we de discussie zo dogmatisch voeren”, verwijzend naar de kritiek van onder meer Peter De Keyzer en mezelf. “Alsof elk voorstel om de globalisering te verbeteren een populistisch plot is van de PVDA”, schrijft hij.
Dit verraste me ten zeerste. Zowel De Keyzer als ikzelf geven in onze kritiek immers duidelijk aan dat de huidige globalisering gebreken vertoont en geven beiden ook aan hoe we dit zouden kunnen verbeteren. Zo stelt De Keyzer bijvoorbeeld heel duidelijk dat er meer onzekerheid is omtrent jobs en dat mensen moeten geholpen worden om aan een job te geraken. “Ze verdienen de nodig zorg en aandacht”, schrijft De Keyzer.
Ik schuif dan weer naar voren dat externe kosten (zoals vervuiling) moeten geïnternaliseerd worden (wat ik hier ook al eens schreef, als reactie op een student van Holslag die ten strijde trok tegen geïmporteerde appels). Overigens pleit nagenoeg elke econoom voor het “internaliseren van de externaliteiten”.
Ik geef bovendien aan dat de verliezers van de globalisering moeten gecompenseerd worden. De titel van mijn opiniestuk, gekozen door DeMorgen, vatte dat goed samen: “Net méér globalisering is nodig, zolang iedereen kan meeprofiteren”.
Is dit het dogmatisch voeren van de discussie? Integendeel, De Keyzer en ik waren de nuance zelve, al zeg ik het zelf!
Meer nog, Holslag is het op dit vlak wellicht met ons eens, zeker als hij pleit voor het internaliseren van milieukosten. Maar nergens geeft hij aan dat de zogenaamde dogmatici daar ook voor pleiten. Het zou zijn stelling dat we het debat dogmatisch voeren dan ook onderuit halen.
Aan dit punt til ik persoonlijk relatief zwaar, omdat het creëren van een stroman neerkomt op het subtiel je tegenstanders bepaalde standpunten aanwrijven die ze niet innemen. Het is een oneerlijke manier van debatteren en is nefast voor het publieke debat. Anderzijds durf ik niet te beweren dat ik het nooit gedaan heb of nooit zal doen. Het is zeer menselijk om het te doen. Maar dat maakt het niet minder nefast.
4. Holslag blijft vaag over zijn essentiële kritiek
Het belangrijkste punt van kritiek is dat Holslag te vaag blijft over wat hij dan wel wil veranderen, buiten het internaliseren (of vermijden) van externe kosten. Holslag begint veelbelovend als hij aangeeft dat hij eerst wil verduidelijken wat hij bedoelt met een ‘betere’ globalisering. Ik citeer uitvoerig:
Maar laat me eerst verduidelijken wat ik bedoel met ‘beter’. Mijn uitgangspunt daarbij is altijd: hoe wil ik dat de wereld eruit ziet waarin ik zelf oud word en waarin ik mijn kinderen zie opgroeien? Cynische zielen zullen misschien aanvoeren dat dit een overweging is voor watjes, voor mensen zonder realiteitsbesef, mensen die niet doorhebben hoe darwinistisch deze wereld is. Wel, ik durf te stellen dat ik in mijn onderzoek steevast de vinger leg op het feit dat deze wereld een bijzonder akelige plek is en dat we moeten vechten om onze veiligheid, onze welvaart en onze waardigheid te handhaven.
Maar waar ik niet in meega, is dat we in die strijd onze menselijkheid moeten opofferen: dit is nét een strijd om meer menselijkheid. Dat is voor mij een rode draad door het werk van alle denkers over machtspolitiek heen, zoals Sun Tzu, Kautilya, Thucydides, Machiavelli: de leider mag nog zo schrander zijn in het bezigen van de macht, als hij het algemeen belang niet bevordert, het welzijn van zijn mensen, gaat hij eraan. Macht zonder doel is opportunisme.
Dit is geen verduidelijking. Het is vaagheid troef. Een betere globalisering betekent voor Holslag dat “we onze menselijkheid niet mogen opofferen”, en dat “we het algemeen belang moeten bevorderen”. Hey, dat vind ik ook allemaal; en alle mensen van goede wil samen met mij.
Op het einde gaat Holslag wel even in op de essentie van het verschil in visie op globalisering in vergelijking met Peter De Keyzer en mezelf, wanneer hij zich afvraagt waarom lokaal produceren zo slecht zou zijn en wanneer hij pleit voor een meer zelfredzame economie met kortere ketens. Opnieuw wordt er hier gebruik gemaakt van een stroman, gezien noch ik, noch De Keyzer tegen een lokale economie pleiten. Globalisering betekent immers niet dat het allemaal per se elders moet geproduceerd worden. Het betekent wel dat de barrières voor vrijhandel zoveel mogelijk weggenomen worden en dat het dus elders kan geproduceerd en ingevoerd worden of hier kan geproduceerd en uitgevoerd worden (en als de theorie van de comparatieve voordelen klopt, zal dat effectief ook deels gebeuren). Het is dan aan de markt, lees: de consumenten, om te kiezen, idealiter met alle externe kosten geïnternaliseerd, van wie ze koopt. Daar is geen waarde-oordeel over nodig.
Maar ook hier blijft Holslag veel te vaag. Hij schrijft: “De essentie is dus dat we opnieuw meer op eigen kracht voorzien in de essentiële behoeften en dat we met de globalisering vooral uitwisselen wat ons bijzonder maakt op het gebied van stijl, smaak, cultuur, wetenschap en technologisch vernuft.”
Het is één zinnetje, maar er schuilt volgens mij een grondig andere visie op globalisering achter, dan die van bijvoorbeeld Peter De Keyzer en mezelf. En dat is legitiem, zelfs interessant. Mijn kritiek is echter dat Holslag deze grondig andere visie niet uitwerkt. Het is dus voor mij gissen waarom hij die andere visie heeft, wat hij er precies mee bedoelt en hoe hij dat wil implementeren. Om een voorbeeld te geven: betekent dit dat we zelfredzaam moeten zijn wat betreft voedselproductie (toch een essentiële behoefte)? Zo ja, dan roept dit heel wat vragen op, zoals: is er geen of enkel beperkte invoer mogelijk (en welke producten wel en welke niet)? Ook geen uitvoer? Van wie wel en niet eventueel invoeren? Waarom is dit nodig? Hoe ga je dat in EU invoeren? Aantal antwoorden op deze vragen: nul.
Conclusie
Kortom, ik vind het debat over globalisering nuttig, omdat er effectief verbeteringen mogelijk en nodig zijn. Ik denk echter niet dat het debat goed gevoerd kan worden zoals Jonathan Holslag dit nu doet. Ik stel voor de grote woorden te schuwen, straffe stellingen beter te onderbouwen, geen stromannen te gebruiken en, vooral, precies aan te duiden wat je wil veranderen aan de huidige globalisering en waarom en hoe je dat wil. En wie weet geef ik Holslag aan het einde van de rit wel gelijk…