In Nederland willen 13 gemeenten experimenteren met het basisinkomen, in nog eens 28 gemeenten wordt dat idee in overweging genomen. “Gemeenten gaan ‘gratis geld’ uitdelen”, kopte hetFinancieel Dagblad gisteren. In De Correspondent werd dat “Hoe het basisinkomen Nederland verovert”.
Zo start Utrecht na de zomer met een experiment voor de toekenning van de bijstandsuitkering die onderhevig is aan allerlei regels en controles. Met het experiment wil men nagaan of die regels en controles kunnen worden afgeschaft zonder dat er ongebreideld geprofiteerd wordt.
De aandacht die initiatieven als die in Utrecht krijgen, toont hoe sterk het idee van een basisinkomen is geworden. En bewijst dat er niet zoiets bestaat als ‘het’ basisinkomen: achter dit radicale idee – een onvoorwaardelijk inkomen voor elk individu – zit een waaier van implementaties. Dat werd fijntjes geïllustreerd door de Utrechtse projectleider van het experiment, die stelde dat het niet het ultieme doel is om een basisinkomen in te voeren, wel om de erg bureaucratische regels in de bijstand te vereenvoudigen.
Om een goede discussie over nut en wenselijkheid van een basisinkomen te voeren, moeten de doelstellingen ervan duidelijk gemaakt worden. Zo kun je nagaan of het basisinkomen zou kunnen werken en vooral of er geen betere alternatieven zijn binnen het systeem zoals we dat kennen, namelijk een systeem met onder meer een uitgebreide sociale zekerheid.
Stel dat men kinderarmoede wil uitroeien. Het huidige systeem is inderdaad inefficiënt om dat te bereiken, omdat we voor elk kind een relatief hoge kinderbijslag geven, dus ook voor kinderen uit de midden- en hogere inkomensklasse. Het zou dan beter zijn om enkel die gezinnen voldoende kinderbijslag te geven die in armoede leven. Dat is makkelijk uit te voeren binnen het huidige systeem, maar dat impliceert wel een meer selectieve kinderbijslag. Dat gaat ironisch genoeg in tegen het idee van een basisinkomen, dat net universeel is.
Een andere doelstelling van veel voorstanders van een basisinkomen is de vrijheid vergroten. Een onvoorwaardelijk basisinkomen zou de vrees wegnemen om zonder inkomen te vallen. Hierdoor zouden mensen tijdens de drukke periodes van hun leven minder kunnen werken, als er bijvoorbeeld voor kinderen of ouderen gezorgd moet worden. Femma, een vzw die opkomt voor gendergelijkheid, is terughoudend omdat ze vreest dat het toekennen van een basisinkomen de positie van de vrouw kan ondermijnen. Vrouwen zetten immers nog steeds sneller een stapje terug op de arbeidsmarkt en een basisinkomen zou dat effect kunnen versterken.
En als de doelstelling is om de bureaucratische kostprijs van onze sociale zekerheid te verminderen, dan zou je je kunnen beperken tot een onvoorwaardelijke bijstandsuitkering, zoals Utrecht onderzoekt.
Met andere woorden, voor verschillende doelstellingen zijn meerdere antwoorden binnen het bestaande systeem mogelijk. Dat heeft het voordeel dat het systeem niet radicaal moet worden aangepast, maar stapsgewijs kan evolueren. De sociale zekerheid is een essentieel onderdeel van een rechtvaardige maatschappij, omdat op die manier de sociale risico’s worden beperkt. Iedereen kan immers ziek of werkloos worden. Om dat risico te beheren, betalen we als individu een verzekeringspremie in de hoop dat we niet de pech hebben om ziek of werkloos te worden. Hebben we die pech wel, dan krijgen we een uitkering van de verzekeringsmaatschappij.
Een verzekeringssysteem is dus in essentie niet universeel, maar juist discriminerend wat de uitkering betreft: enkel diegenen met extra noden krijgen geld. Een basisinkomen is het tegenovergestelde: iedereen krijgt evenveel, ongeacht de verschillende noden.
Een basisinkomen dat het principe van de sociale zekerheid uitholt, is dan ook een stap terug.
Deze tekst verscheen eerst als opiniestuk in De Morgen.