Commentator Bart Eeckhout pleitte gisteren in deze krant ervoor om de cultuursector toch meer te subsidiëren dan nu in de Vlaamse regering afgesproken is. Zo niet, zo argumenteert hij, zal er “bloed vloeien in de kunstensector” (DM 28/4).
Op zich is een pleidooi voor meer cultuursubsidies door De Morgen geen verrassing. Toen de Vlaamse regering in september 2014 besparingen aankondigde in allerlei beleidsdomeinen, dus ook cultuur, besteedde deze krant een voorpagina en een speciaal katern aan de besparingen in de cultuursector. Ook toen al met plastische titels als ‘There will be blood‘.
Wat wel opvalt, is de argumentatie van Eeckhout. De extra subsidies zijn niet zozeer nodig voor de economische impact op tewerkstelling of op onze internationale uitstraling. Die kosten zijn immers volgens Eeckhout niet budgetteerbaar. Nee, de subsidies zijn nodig omdat “een mensenleven vollediger, rijker en mooier (is) als het een opera van Verdi, een tekening van Rinus Van de Velde of een choreografie van Rosas heeft ervaren”.
De overheid moet dus bepaalde (niet alle) vormen van kunst en cultuur subsidiëren omdat die nu eenmaal nodig zijn om een beter leven te kunnen leiden. Dat is onversneden paternalisme. Blijkbaar kunnen volwassen mensen niet zelf beslissen of en welke kunst en cultuur goed voor hen is. Daarvoor is een overheid nodig die de prijs van bepaalde kunstvormen drukt opdat men hier makkelijker van zou kunnen genieten.
Dat paternalisme is problematisch. Te meer omdat de interesse van de gemiddelde Vlaming in kunst en cultuur beperkt is. Uit de participatiesurvey die Vlaanderen om de vijf jaar uitvoert blijkt bijvoorbeeld dat slechts een minderheid participeert aan podiumvoorstellingen, kunstig of populair. De reden dat men hierbij opgeeft is niet zozeer dat de ticketprijs te duur is (slechts 10 procent van de opgegeven redenen), maar dat het hen gewoon niet interesseert. Het zijn vooral lageropgeleiden die niet geïnteresseerd zijn (50 procent van de opgegeven redenen), maar ook bij hoogopgeleiden is dat voor een kwart het geval.
Is het bij de voorstanders van cultuursubsidies al opgekomen dat deze ongeïnteresseerden wel eens gelijk kunnen hebben? Niet zozeer dat kunst niet kan bijdragen tot een beter leven (dat kan het zeker wel), maar dat kunst voor hen niet kan bijdragen tot een beter leven. Toch worden deze mensen gedwongen om te betalen voor iets dat ze onnodig vinden en waarvan de positieve effecten niet gebudgetteerd kunnen worden.
Daarenboven kan men zich de vraag stellen waarom andere cultuurvormen niet gesubsidieerd worden. Zelf had ik graag dat mijn reisje naar New York en mijn culinair restaurantbezoek worden gesubsidieerd. En nee, ik kan de positieve effecten niet budgetteren, maar dat is blijkbaar ook niet nodig. Ik moet gewoon zeggen dat het mijn leven vollediger, voller en rijker maakt. En wie spreekt me tegen?
Tot slot, het siert Eeckhout dat hij dit paternalistisch argument zo open en bloot naar voren schuift, omdat ik de indruk heb dat veel pleitbezorgers van cultuursubsidies dit argument ook ondersteunen, maar niet expliciet durven gebruiken. Paternalisme is immers niet aanvaard, omdat we in een liberale democratie veronderstellen dat iedereen zelf mag kiezen wat het goede leven voor hem of haar inhoudt. De overheid heeft zich daar niet mee te moeien.
Deze tekst verscheen eerst als opinietekst in De Morgen.