De vierdagenweek met loonbehoud lijkt utopie
PS-voorzitter Elio Di Rupo heeft een nieuw boek geschreven met daarin zijn ideeën om België te hervormen. Eén van de opvallende voorstellen is het invoeren van een werkweek van vier dagen, met loonbehoud. Het zou een oplossing zijn voor de hoge werkdruk van zij die werken en nieuwe jobs creëren voor zij die werkloos zijn. Vooral Franstalig België kampt met hoge werkloosheidscijfers, tot boven 10 procent, terwijl in Vlaanderen nauwelijks 5 procent werkloos is.
De reacties in Vlaanderen zijn overwegend negatief tot zeer negatief. Ik vind het voorstel wel interessant, maar niet als oplossing voor de werkloosheid. Een vierdagenwerkweek met loonbehoud maakt de arbeid immers net duurder, waardoor het aantal jobs daalt. Maar dit kan je oplossen door de vierdagenwerkweek slechts zeer geleidelijk in te voeren door de productiviteitsverbeteringen om te zetten in arbeidsduurverkorting, zodat een uur arbeid evenveel kost als oplevert in vergelijking met ervoor.
Dat zou ook al een breuk met het verleden zijn, omdat de voorbije decennia een hogere productiviteit nagenoeg volledig omgezet werd in hoger loon. In 1970 werkte een gemiddelde werknemer bijna 1900 uren per jaar. In 2016 was dat gezakt naar gemiddeld 1550 uren per jaar of een daling met 18 procent. Niet verwaarloosbaar, maar de gemiddelde compensatie voor de werknemer is in die periode in reële termen wel meer dan verdubbeld (berekend op basis van het loonaandeel). De arbeidsduur kon dus nog veel sterker verminderd worden zonder reëel loonverlies. Als je vergelijkt met 1990 kom je tot dezelfde conclusie. Kortom, werknemers hebben op de één of andere manier gekozen voor een hoger loon, niet voor meer vrije tijd.
Maar misschien vinden de meeste werknemers nu wel dat ze meer dan genoeg inkomen hebben en te weinig vrije tijd. Hebben de meesten onder ons het immers niet meer dan goed genoeg? Is er echt zoveel te bedenken wat we in 1990 niet hadden en nu wel én wat we echt nodig hebben om een goed leven te kunnen leiden (en wat niet collectief gefinancierd wordt, zoals gezondheidszorg, veiligheid en onderwijs)? Ik denk het niet en ik vind een expliciet debat over een maatschappelijke focus op minder werken relevant, waarbij ik ervan uitga dat niemand de concurrentiepositie van onze bedrijven wil ondermijnen. Simpel gesteld: willen we meer loon, of meer vrije tijd?
Ik weet echter niet of de gemiddelde werknemer liever meer tijd dan meer loon wil. Het betekent dat de gemiddelde werknemer niet rijker wordt. De aandeelhouder zal zijn inkomen echter wel zien aandikken. De reden is eenvoudig: de productiviteitsgroei komt er in grote mate doordat er in bijkomende kapitaalgoederen geïnvesteerd wordt en die bijkomende investering moet vergoed worden. De gemiddelde investeerder wordt dus rijker, maar de gemiddelde werknemer niet, waardoor de ongelijkheid stijgt.
Een remedie tegen die stijgende ongelijkheid is om het arbeidsaandeel te doen stijgen, namelijk het aandeel van de economische output dat naar de werknemers gaat, ten koste van kapitaal. Maar het arbeidsaandeel in België is al relatief hoog ten opzichte van de andere ontwikkelde landen (dit is wel vóór belastingen). Als je dat nog verhoogt, is het gevaar voor kapitaalvlucht reëel, wat op langere termijn dan weer nefast is voor de werkgelegenheid en productiviteitsgroei. Een andere oplossing is dat er in totaal meer gewerkt wordt, ondanks een daling van de gemiddelde arbeidsduur. Dat impliceert dat mensen die nu zonder job zitten massaal aan het werk gaan. Dat is een na te streven doel, maar dan denk ik dat maatregelen voor een beter onderwijs, minder schooluitval en langer werken effectiever zijn dan arbeidsduurverkortingen.
Deze tekst verscheen eerst als opinie in De Morgen.