Begin juli mocht ik voor Open VLD een lezing geven over de theorie van de public choice, in aanloop van het ideologisch congres half november. De public choice-theorie is onder meer door James Buchanan, een Amerikaans econoom, ontwikkeld. Buchanan heeft er een Nobelprijs Economie voor gekregen.
De titel van de lezing was ‘De enige goede overheid is geen overheid?; de slides van de lezing vindt u hier. De lezing, zeker het theoretische luik, was grotendeels gebaseerd op het handboek ‘Public Choice III’ van Dennis C. Mueller, en dat gebruikt werd door prof. Erik Schokkaert in zijn lessen ‘Economische theorie van de politiek’.
Hieronder vindt u de uitgeschreven tekst van een deel van de lezing. Let wel, dit is niet letterlijk, want pas achteraf uitgeschreven. Ik beperk me ook tot het theoretische luik van de lezing, namelijk het deel over de rationele kiezer, een belangrijk concept binnen public choice.
Inleiding
De theorie van de public choice heeft een totaal andere benadering van de overheid. Vóór de theorie van de public choice werd er niet zoveel aandacht gegeven aan de problemen die een overheid met zich meebrengt; de overheid werd algemeen bekeken als een benevolente, of goedbedoelende actor die het algemeen belang nastreeft. Als dat je visie op de overheid is, dan zal je aannemen dat er weinig of geen kosten verbonden zijn aan een tussenkomst van de overheid.
De public choice-theorie breekt hier radicaal mee. Zij bekijkt de overheid niet als een monolithisch geheel, maar als een verzameling van individuen die elk hun eigen nut trachten te maximaliseren. Dit is een economische visie op de overheid, en public choice wordt dan ook soms omschreven als de economische theorie van de politiek.
De nutsmaximalisatie van die veelheid van individuen die een overheid telt, stemt vaak niet overeen met het algemeen belang. Als dit je visie op de overheid, dan zal je aannemen dat er wél grote kosten kunnen verbonden zijn aan een overheidstussenkomst. Je kan dan pleiten tegen overheidsinterventie, zelfs als het in theorie gewenst is dat een overheid zou tussenkomen.
Rationele kiezer
Een fundament van de public choice theorie is de rationele kiezer. Public choice bekijkt niet enkel de overheid als een verzameling van individuen die hun voordeel trachten te maximaliseren, maar de hele samenleving. Dus ook de burgers die in een democratie mogen (moeten) gaan stemmen.
Een belangrijke assumptie is dat voor de meeste burgers geldt dat hun ideeën of wat ze doen geen impact heeft op de massa. Dat geldt misschien niet voor bekende mensen, zoals de BV’s, maar die zijn natuurlijk maar met zeer weinig.
De economische theorie stelt dat een individuele burger zich zal informeren en zal stemmen indien dat een groter verwacht nut oplevert voor die individuele burger in vergelijking met de kost om zich te informeren en te gaan stemmen. Het nut voor een individu is de kans dat zijn of haar individuele stem het verschil maakt en effectief het beleid oplevert dat een voordeel geeft aan die individuele burger (P), vermenigvuldigd met het nut of voordeel dat het beleid oplevert voor die individuele burger (V). De kost (K) is niet enkel de moeite om te gaan stemmen, maar ook om zich te informeren zodat je weet welk beleid het meeste oplevert voor jezelf.
Volgens de public choice theorie zal je dus gaan stemmen als P*V > K. We weten dat P, de kans dat jouw ene stem het beleid bepaalt, verwaarloosbaar klein is. Nooit heeft één stem het beleid bepaald, en dat zal in de toekomst zeer waarschijnlijk ook niet gebeuren. Daar is genoeg empirisch onderzoek naar. Dat heeft als gevolg dat het onnuttig is om je te informeren en te gaan stemmen: of je dat nu doet of niet, het beleid is toch net hetzelfde. De kost K om te gaan stemmen is dan ook steeds groter dan het verwachte voordeel P*V. Een burger die rationeel is, informeert zich dus niet en gaat niet stemmen.
[Er is één uitzondering: als je toevallig sterk geïnteresseerd bent in politiek en het maatschappelijke reilen en zeilen, dan vervalt de kost om zich te informeren. Het wordt dan een hobby. Maar dat geldt dus enkel voor zij die toevallig deze interesse hebben. En dat aantal is laag. Ook al zal de lezer van deze blog in zijn omgeving heel wat mensen kunnen opnoemen die ook van nature geïnteresseerd zijn in een politiek. Dat is dan de typische selection bias: mensen zoeken andere mensen op met dezelfde interesse en creëren, bewust of onbewust, een bubbel die niet overeenstemt met een willekeurige steekproef van de maatschappij. Als je wél denkt dat jouw kennissenkring een goede proxy is voor de gemiddelde burger, dan zit je waarschijnlijk goed fout.]
Rent-seeking
Een tweede belangrijk concept is rent-seeking, gedefinieerd als het manipuleren van de sociale en/of politieke omgeving voor het gewin van een kleine groep (lobby) ten koste van een grote groep (kiezer/consument), zonder dat hierdoor extra welvaart gecreëerd wordt.
Rent-seeking is volgens mij zeer moeilijk uit te roeien, omdat het grote voordelen oplevert en er weinig tegenactie is. Dat komt door een ongelijke kostenverdeling en door free-riding (of vrijbuitersgedrag).
De ongelijke kostenverdeling is goed te illustreren met het huidige landbouwbeleid van subsidies en quota. Quota leiden tot hogere prijzen voor producent en consument. De producent, de boer, zal dus pleiten vóór quota; de consument, wij allemaal, tegen.
Public choice bekijkt dit opnieuw vanuit het standpunt van het individu. Een individuele boer zal actie ondernemen opdat er quota zouden komen, indien het verwachte voordeel of nut voor de boer groter is dan de kost van de actie. Het verwachte voordeel is de kans (P) dat het lukt, vermenigvuldigd met het voordeel (Vquota) dat het de boer oplevert indien zijn actie lukt. Hetzelfde geldt voor de consument, waarbij een gelukte actie betekent dat er geen quota zijn (voordeel = Vgeenquota).
Stel dat de boer het pleit wint, dan gaan de prijzen van landbouwproducten naar omhoog. Die prijsstijging wordt betaald door alle consumenten aan alle boeren. Stel dat alle Belgische consumenten samen door de ingevoerde quota 100 miljoen euro per jaar meer betalen voor hun landbouwproducten, en dat die 100 miljoen euro gaat naar de Belgische boeren (voor de eenvoud van de argumentatie). Die 100 miljoen euro moet dan verdeeld worden over 11 miljoen consumenten, of minder dan 10 euro per consument. Echter, de 100 miljoen euro die de boeren extra ontvangen door de quota moet verdeeld worden over slechts 80.000 boeren, of 1.250 euro per jaar.
Wie zal er actie ondernemen om quota in te stellen of af te blokken? Alvast niet de consument, want het levert nog geen 10 euro per jaar op. De boer, daarentegen, heeft heel wat meer te winnen per jaar.
En dat is nog niet het einde van het verhaal. Deze dynamiek wordt nog versterkt door free-riding of vrijbuitersgedrag. Stel dat ik zo irrationeel ben dat ik voor 10 euro per jaar wél actie wil voeren tegen landbouwquota. En stel dat ik met mijn tegenlobby er effectief in slaag om de quota af te blokken. Dan zal ik inderdaad 10 euro minder moeten betalen. Maar 11 miljoen andere consumenten zullen ook 10 euro minder moeten betalen. Dus waarom zou ik überhaupt actie ondernemen, als ik gewoon kan meesurfen op de actie van iemand anders? Laat iemand anders maar de kastanjes uit het vuur halen…
Dat geldt natuurlijk ook voor de boer en zijn collega-boeren. Maar dat is nog een bijkomend gevolg van het feit dat er veel consumenten zijn en slechts relatief weinig boeren (naast de ongelijke kostenverdeling): het is gemakkelijker voor een kleinere groep om zich te organiseren dan voor een grote groep. Bovendien kan je in een kleinere groep gemakkelijker in het oog houden of iedereen zijn steentje wel bijdraagt: de sociale controle is er groter en vrijbuiters kunnen gemakkelijker geïdentificeerd en afgestraft worden. De groep is vaak ook homogener. Dat is bij de massa consumenten zeer moeilijk, zoniet onmogelijk. Daarenboven moet de massa consumenten zich op veel domeinen verdedigen tegen lobby’s, terwijl de boeren-lobby zich kan concentreren op landbouwbeleid.
Rationeel onwetend
Als het concept van de rationele kiezer gecombineerd wordt met dat van free-riding, dan moet je concluderen dat het voor een individuele kiezer rationeel is om zich niet te informeren. En dat blijkt ook het geval te zijn: de grote meerderheid weet weinig af van het politieke reilen en zeilen. Uit een enquête bij jonge mensen die een lerarenopleiding volgen bleek dat 30% niet weet dat Kris Peeters Vlaams minister-president is; meer dan de helft weet niet dat Wouter Beke een CD&V’er is en een kwart denkt dat de PS in Vlaamse regering zit.
Een geruststelling kan zijn dat de onwetende burgers door hun onwetendheid misschien wel foute keuzes maken, maar dat die fouten willekeurig zijn: als je ze allemaal samen neemt, dan compenseren de fouten elkaar. De ongeïnformeerde kiezers zorgen dan enkel voor ruis. Zij die zich wél informeren bepalen dan toch nog steeds het beleid; zij zijn dan het signaal in de ruis.
Rationeel irrationeel
Zo optimistisch is niet iedereen. Bryan Caplan, een Amerikaans econoom, schrijft in zijn boek ‘The Myth of the Rational Voter’ dat kiezers niet rationeel onwetend zijn, zoals de theorie van de public choice lang gesteld heeft, maar rationeel irrationeel.
Caplan stelt dat, aangezien één stem toch geen significante impact heeft op het beleid, de kost van een foute keuze nagenoeg nul is. Kiezers zullen zich dan laten leiden door ‘aangename’ keuzes, of ze nu juist zijn of niet. Meer nog, politici weten zelf wel wat de goede keuzes zijn, maar willen natuurlijk verkozen worden en volgen de keuzes van de burgers, ook als ze fout zijn.
Caplan zelf geeft onder meer het voorbeeld van vrijhandel, waar kiezers vaak tegen zijn, omdat ze denken dat vrijhandel de welvaart verlaagt, ook al is er weinig twijfel bij economen dat vrijhandel de welvaart verhoogt. Ze zijn dan vóór verstorende maatregelen zoals landbouwquota en subsidies, om de boeren te beschermen. Zelf zou ik het voorbeeld geven van een congestietaks, zeker in België: Brussel en Antwerpen zijn blijkbaar de steden met de meeste files. Elke econoom zou een congestietaks invoeren, maar de politiek is vooralsnog niet gevolgd. En Bruno Tobback heeft het als minister zelfs letterlijk gezegd: “we weten wat we moeten doen, maar dan geraken we niet herkozen”. Hij had het dan over klimaatbeleid.
Besluit
Er is dus een reden waarom er een kloof is tussen de burger en de politiek: het brengt de individuele burger niets op om geïnteresseerd te zijn. Is de burger wél geïnteresseerd in politiek, dan is dat louter toevallig zo, net zoals er mensen zijn die toevallig geïnteresseerd zijn in sport, de natuur, geschiedenis,….
Voor economisch gewin moet je je als individu niet interesseren in politiek, omdat het simpelweg economisch niets opbrengt. Je kan volgens mij de ongeïnteresseerde burger dan ook niets verwijten.
Zelf ben ik pessimistisch over de mogelijkheid om de kloof tussen burger en politiek te dichten. Het feit dat er geen economisch gewin te halen valt, de ongelijke kostenverdeling van het lobbyen, het free-rider probleem: het zijn allen zaken die moeilijk te verhelpen zijn.
Transparantie kan zeker helpen, zodat er tenminste controle kan zijn door de toevallig geïnteresseerde burger. En dat kan zelfs enigszins een impact hebben op de beleidsmakers, omdat ook zij (deels) in een bubbel leven, namelijk die van de geïnteresseerde burger.
Tot slot, er is volgens mij wel een belangrijk onderscheid te maken tussen de geïnteresseerde en de geëngageerde burger. De eerste werd in deze tekst gedefinieerd als iemand die het maatschappelijke debat opvolgt en een goed geïnformeerde stem kan uitbrengen bij de democratische verkiezingen. De geëngageerde burger zou ik definiëren als iemand die concreet wil meebouwen aan de samenleving en zich wil inzetten voor andere mensen. En daar heb je niet noodzakelijk kennis van politiek voor nodig: om een kansarm kind in je buurt te helpen met huiswerk of om jeugdtrainer te zijn bij de plaatselijke voetbalclub is het echt niet nodig te weten dat Wouter Beke de voorzitter is van CD&V.
koenfucius
August 25, 2013 at 6:58amEen belangrijk element in je betoog is het (gebrek aan) economisch voordeel verbonden aan stemmen—of zelfs een interesse in politiek. Dat speelt ongetwijfeld een rol.
Maar mensen laten zich niet enkel leiden door economische motieven. Dit stukje uit Dan Ariely’s Predictably Irrational illustreert het contrast tussen marktnormen, waar financieel en economisch voordeel de drijfkracht vormen, en sociale normen.
Dit wordt wel eens onderschat door pur sang economen. En toch denk ik dat het merendeel van ons gedrag niet economisch, maar sociaal wordt bepaald. Denk eens even na over de keuzes die je maakt in een typische dag: welk percentage van je handelingen wordt geïnspireerd door economisch gewin? Een koffie meebrengen uit de automaat voor een collega, even wachten om de deur open te houden voor een onbekende met de handen vol, de buurman helpen een oude wasmachine in zijn auto te laden, een verjaardagsgeschenk kopen voor een vriend, je tafel afruimen bij McDonalds—noem maar op.
En dan hebben we het nog niet over wat we niet doen: ook wanneer we zeker weten dat we ongezien iets kunnen ontvreemden uit een winkel, zullen de meesten onder ons toch eerlijk betalen voor onze aankoop. Er zijn weinig zaken makkelijker dan het oude vrouwtje dat daar alleen over straat sukkelt, en die net haar pensioen is gaan ophalen bij het postkantoor, haar handtas afhandig te maken—en toch zijn we geschokt bij de suggestie alleen al dat we zó economisch voordeel zouden halen.
Als ons gedrag hoofdzakelijk door economisch voordeel zou worden gestuurd, dan is de rationele kiezer inderdaad diegene die niet kiest, en die inzichten in de politiek links laat liggen (tenzij het toevallig om een thema gaat dat zijn belangstelling heeft). Maar dat is dus niet zo, en ik deel dan ook niet je pessimisme.
Er zijn wel degelijk manieren om het gedrag van mensen te beïnvloeden zonder dat daar economisch voordeel moet bij betrokken worden. Een prima voorbeeld hiervan is de situatie die iedereen die wel eens in een hotel overnacht wel kent: het hergebruik van handdoeken. Typisch wordt hier het ecologische bewustzijn van de gast aangesproken—”draag zorg voor het milieu”, je weet wel. Maar onderzoek van Robert Cialdini vond dat er veel effectievere manieren zijn dan om het hergebruik van handdoeken aan te moedigen. In twee hotels gebruikten ze, als referentie, de conventionele boodschap, wat tot zo’n 30% hergebruik leidde. Maar wanneer ze verwezen naar het gedrag van andere gasten in hetzelfde hotel nam hergebruik toe met bijna 50%, en wanneer de boodschap naar eerdere gasten in de zelfde kamer verwees steeg het zelfs met tweederden.
Ik denk dat het wel degelijk mogelijk is de burger wakkerder te maken—zonder dat daar economisch voordeel moet bij komen kijken. Natuurlijk moet iemand daarvoor het initiatief nemen—bij voorkeur iemand die niet op zoek is naar economisch voordeel…
André Brokken
December 12, 2013 at 4:02pmDe burger heeft geen doctor nodig om te weten dat
politici de plicht hebben een landschap te creëren dat werkgevers de mogelijkheden biedt bedrijven op touw te zetten opdat werknemers een inkomen zouden hebben en dusdanig belastingen kunnen betalen voor alle noodzakelijke doeleinden.
De politici vervullen deze plicht niet.
Wat zij wel doen is de schuld van hun falen in de schoenen schuiven van hun slachtoffers die met de rug tegen de muur staan, de werklozen, door hen uit te maken voor luieriken, hen aan te zetten om zelfstandig te worden (zie VDAB) of hen gratis te laten werken voor de overheid, waar geen enkele werkgever baat bij heeft.
Laat ons niet vergeten dat bij vorige economische crisissen de politici onbeschaamd werklozen 10.000€ aanboden om een zelfstandige activiteit op te starten, die zij dan wel op termijn moesten terugbetalen, ongeacht hun slaagkansen. De lijst van werklozen die door dit onverantwoord initiatief in nog grotere problemen kwamen omdat zij deze schuld niet konden afbetalen is nooit gepubliceerd geweest.
Dit is dan ook een oproep aan alle werkgevers zich niet tot dezelfde lage uitspraken of praktijken te laten verleiden.
Of erger nog, de politici aan te porren om alle werklozen te mobiliseren met de bedoeling hen aan lage lonen te kunnen uitbuiten.
Politici die zich bezighouden met de werklozen, ipv een klimaat te creëren voor werkgevers om op een gezonde manier banen te creëren, misprijzen de aanvaring die zij zelf veroorzaakten.
Mochten politici bezorgd zijn om onze economische problemen dan zouden zij wetenschappers in dienst nemen waarvan zij nu bang zijn (Il Principe, Machiavelli).
En zullen zij van deze wetenschappers hun knowhow ooit gebruik maken? U mag het antwoord zelf invullen.
Van de eekhoorns, die zuinig zijn op zichzelf en vooruitgaan met grote sprongen, verwachten wij als moderne werkgevers in de komende legislatuur een ernstige, maximale, maar ook een oprechte inzet, hun naam waardig.