Met het huidige regeerakkoord en een nieuwe regering is de aandacht even afgeleid van de kern van de politieke crisis, namelijk een akkoord over een grote staatshervorming. De contouren voor een dergelijke staatshervorming werden en worden uitgetekend in de zogenaamde ‘Raad der Wijzen’. De vorderingen die deze raad heeft gemaakt, zijn echter niet spectaculair te noemen. Als men de tekst bekijkt die Yves Leterme eind november onderhandelde met de oranje-blauwe partijen en je vergelijkt dat met de tekst die nu voorligt, dan ziet men geen essentiële verschillen. Op zich verbaast een dergelijke analyse al lang niet meer: we zijn de voorbije negen maanden wel wat meer gewend geworden van de politiek.
Interessanter is echter dat het Leterme-akkoord van eind november uiteindelijk werd gekelderd doordat de N-VA bijkomende eisen stelde, onder meer in verband met fiscale autonomie, namelijk de overheveling van de vennootschapsbelasting, en dat de CD&V boog voor deze nieuwe eisen. De reden die de N-VA voor haar eisen aanhaalt, is steeds dezelfde: enkel door meer Vlaamse hefbomen is beter bestuur in Vlaanderen mogelijk. Met de eis voor meer fiscale autonomie lijkt de partij niet gehinderd door enig gezond verstand. In een interview eind november met De Morgen verklaarde Paul De Grauwe, professor economie aan de KULeuven, dat de eis voor de overheveling van de vennootschapsbelasting ‘de laagste prioriteit moet hebben’. “Zo’n overheveling heeft totaal geen economisch nut”, aldus De Grauwe. Gevraagd waarom dat scenario dan zo lang circuleerde, antwoordde hij: “Uit onwetendheid misschien?”
Een topeconoom spreekt zich uit tégen de eis voor meer fiscale autonomie, terwijl juist die eis een akkoord over de staatshervorming en bijgevolg een einde uit de politieke impasse verhinderde. Met andere woorden, eind november hádden we een echte regering kunnen hebben, moest de N-VA wat meer kennis van zaken gehad hebben of moest de CD&V het been stijf gehouden hebben door het Leterme-akkoord te blijven steunen. De staatshervorming zou per definitie een technische aangelegenheid moeten zijn en de kennis daarover ontbreekt duidelijk bij het Vlaamse kartel.
Een belangrijke vraag is wel in hoeverre professor De Grauwe over deze politiek gevoelige materie een neutrale uitspraak kan doen. Hij heeft immers jarenlang als senator voor de VLD gezeteld. En de VLD is een koele minnaar van een eenzijdige regionalisering. Toch kan men zonder problemen stellen dat hij zijn wetenschappelijke objectiviteit behouden heeft, getuige zijn vernietigende analyse die hij maakte van het paarse beleid. Hij verwoordde deze kritiek in de Leuvense Economische Standpunten in mei 2007 (‘Beloften en realisaties van de paarse coalitiepartners’), net vóór de verkiezingen van juni, wat sommigen (bij Open VLD) als een pure daad van oppositie zagen. Daar is uiteraard niets van aan: hij deed gewoon zijn werk, namelijk een regering beoordelen op het einde van haar regeerperiode. En het einde van een regeerperiode valt natuurlijk vlak voor de verkiezingen. Met de geloofwaardigheid van Paul De Grauwe zit het dus wel snor.
In die Leuvense Economische Standpunten staan trouwens nog wel meer interessante zaken die de onderhandelaars over de staatshervorming bewust of onbewust over het hoofd zien. Zo komt professor Erik Schokkaert tot de conclusie dat er wel degelijk inefficiënties bestaan in de gezondheidszorg, maar dat het niet mogelijk is om daarin een duidelijk noord-zuid-breuklijn te herkennen. Belangrijker nog is de conclusie van professor Wim Moesen die stelt dat België 3,9% van het BBP boven zijn ideale gewicht zit qua overheidsuitgaven, rekening houdend met de gezinsgrootte en de openheid van de Belgische economie. Met andere woorden, met 3,9% minder uitgaven zou de Belgische overheid net dezelfde diensten kunnen leveren dan ze nu doet.
3,9% van het BBP is meer dan 10 miljard euro. Dus élk jaar verspilt de Belgische overheid meer dan 10 miljard euro… We weten eigenlijk al langer dan vandaag dat België een inefficiënte bedoening is, maar het blijft toch even slikken als je de cijfers nog eens hoort. Het maakt ook onmiddellijk duidelijk dat de eis voor beter bestuur een zéér relevante eis is. De vraag is echter hoe dat moet ingevuld worden. Tijdens een uiteenzetting van professor Marc De Vos (Itinera Institute) voor het Centrum Emile Flamant kwam aan het licht dat de impact van de overheid op het BBP vooral gegroeid is door de uitbreiding van de lokale besturen, zeg maar de gemeentes en de provincies. Dáár zit dus de voornaamste vervetting van de overheid. In deze materie heeft Vlaanderen al meer dan voldoende bevoegdheden om efficiënter te besturen, maar ze blijkt hier onvoldoende haar bevoegdheden te gebruiken.
De absurditeit van de huidige politieke impasse is niet de zogenaamde onkunde van de huidige generatie van politici om tot een compromis te komen, wat blijkbaar de actuele mantra geworden is. Alsof dat het hoogste goed is in de politiek: tot een compromis komen. Nee, het moet ook nog over de inhoud gaan. Als we dat van naderbij bekijken, dan is de toestand werkelijk absurd: de N-VA en, in haar kielzog, de CD&V kelderden een akkoord, zonder dat ze ook maar even stilstonden bij de relevantie van hun eisen. Maar het beperkte zich niet alleen tot het Vlaamse kartel: de volledige Vlaamse politieke kaste eiste meer bevoegdheden, terwijl ze de reeds verworven Vlaamse bevoegdheden niet eens naar behoren uitvoert. We staan er blijkbaar niet bij stil, maar door onze Vlaamse zelfgenoegzaamheid zien we niet dat we afstevenen op een budgettaire bom: langs de ene kant de aankomende vergrijzing en langs de andere kant de alsmaar uitdijende (lokale) overheid. Nee, beter bestuur, of correcter, efficiënter bestuur is dringend nodig en dat kan nu al voor een groot deel, zonder staatshervorming.