Vrijhandel zorgt ervoor dat alleen de beste producten de Belgische consument bedienen, en omgekeerd.
Door geen inheemse appels maar Pink Lady’s te verbruiken, gooien we onze eigen ruiten in, zo stelde Wouter Torbeyns gisteren in deze krant. Pink Lady’s worden immers met vervuilende schepen vanuit de andere kant van de wereld ingevoerd naar Europa. Door deze appels te eten, schaden we niet alleen onze binnenlandse economie maar dus ook ons klimaat. Onze eigen appels eten, kan helpen om dat probleem op te lossen, zegt Torbeyns. De overheid moet volgens hem dan ook ingrijpen.
Deze stelling wegzetten omdat het maar om appels gaat, klopt niet, want het gaat Torbeyns niet alleen om de Pink Lady, maar ook om andere markten, van fruit tot suiker.
Zijn argumenten zijn economisch, maar ook ecologisch. Het economische argument is puur protectionisme: de regering en consumenten worden opgeroepen om de binnenlandse productie te consumeren ten nadele van buitenlandse productie. Dat gaat regelrecht in tegen de huidige regels van vrijhandel, die volgens de economische theorie meer welvaart opleveren. En – ironisch genoeg – is de Pink Lady dan een mooi empirisch voorbeeld dat de theorie bevestigt. Want hoe komt het dat het marktaandeel van deze appel sterk toeneemt, ten nadele van de inheemse soorten? Simpelweg omdat de consument de Pink Lady lekkerder vindt. En dus kopen consumenten meer Pink Lady’s, ook al zijn ze duurder.
Neutrale positie
Vrijhandel werkt dus: mensen veranderen vrijwillig hun keuze, in dit geval gaat het om een appel, omdat hen dat een voordeel oplevert ten opzichte van het status quo. Zonder vrijhandel hebben ze die betere keuze niet. Een ander voordeel van vrijhandel is de toegenomen concurrentie: vrijhandel vergroot het aantal potentiële aanbieders, en dus ook de concurrentie. Dat leidt uiteindelijk tot lagere en/of betere producten voor de consument.
En dus zorgt vrijhandel ervoor dat enkel de beste bedrijven de Belgische consument bedienen, of die bedrijven zich nu in België of Australië bevinden. En aangezien vrijhandel bijna altijd wederkerig is, geldt dat ook omgekeerd. Ook onze bedrijven kunnen gaan exporteren naar andere landen, op voorwaarde dat ze betere producten kunnen leveren dan de lokale markt. Blijkbaar doen heel wat appelboeren dat ook: we exporteren in economische termen evenveel appels als we importeren.
Het ecologische argument dat Torbeyns zijdelings aanhaalt, is volgens mij veel belangrijker. Internationaal transport met boot en vliegtuig is vervuilend. Een oplossing zou kunnen zijn om mensen te sensibiliseren om producten die met vervuilend transport naar hier komen niet te kopen. Maar dat werkt niet, omdat te weinig consumenten zich hierdoor laten leiden. Het is ook moeilijk om dit voor alle producten te doen, omdat dit heel wat informatie- en zoekkosten voor de consument veroorzaakt, wat niet efficiënt is. Bovendien worden onze eigen exporteurs hierdoor niet getroffen, terwijl ook zij vervuilend transport gebruiken om hun goederen te exporteren.
Het is dan ook beter dat de overheid de kosten van het vervuilende transport doorrekent aan de handelaars. Dat gebeurt nu niet: vliegtuigen en containerschepen betalen niet of nauwelijks voor de vervuiling die ze veroorzaken, terwijl bijvoorbeeld vrachtwagens dat veel meer doen. Het zou dan ook rechtvaardiger en efficiënter zijn dat de Europese overheid een milieutaks oplegt voor boten en vliegtuigen die Pink Lady’s en andere producten van en naar Europa vervoeren.
Het is ook een neutrale positie die de overheid dan inneemt: het gaat haar dan niet om de Pink Lady op zich, maar om de vervuiling die het transport van deze appel veroorzaakt. En dat is meteen ook het enige, valabele argument tegen deze zoete lekkernij.
Deze tekst verscheen eerst als opiniestuk in De Morgen.