In de nasleep van de verschrikkelijke gebeurtenissen begin januari in Parijs is de algemene reactie dat de vrijheid van meningsuiting moet beschermd worden. Dit individuele grondrecht is immers één van de fundamenten van onze liberale democratie. De vraag is echter hoe je dat doet en waar dit nog beter kan.
Mijn stelling is dat we het meer over de concrete gevallen moeten hebben. In algemene bewoordingen de liberale democratie met haar individuele grondrechten (zoals de vrijheid van meningsuiting) verdedigen is onvoldoende. We moeten zelf verder doordenken over wat die liberale democratie betekent en hoe deze concreet ingevuld kan worden.
Ik doe hieronder alvast een poging met drie concrete gevallen. Ik bespreek achtereenvolgens :
– de « uitlachtelevisie » van De Ideale Wereld
– de vrije meningsuiting en de hoofddoek
– het afnemen van de nationaliteit van Syriëstrijders (indien ze een dubbele nationaliteit hebben)
1. de « uitlachtelevisie van De Ideale Wereld
In de nasleep van de aanslagen op Charlie Hebdo hebben Syriëstrijders het niet onder de markt, ook niet in België. En dat is terecht: de dreiging die uitgaat van dergelijke mensen blijkt een reëel gevaar waartegen we ons zo goed mogelijk moeten wapenen, soms letterlijk.
Maar bij de bescherming van onze liberale democratie tegen mogelijke terroristen moeten we er ons voor hoeden dat we die liberale democratie zelf niet ondermijnen. Cruciaal daarbij is het respect voor de rechten van elk individu, hoe sympathiek of onsympathiek iemand ook is.
Dat we onze vrijheden niet mogen opgeven in de strijd tegen terreur is al tot vervelens toe gezegd. Er zou dan ook meer aandacht moeten gaan naar de concrete verdediging van wat een liberale democratie inhoudt. Een recent voorbeeld is de satire die De Ideale Wereld bracht over de radicalisering van Jejoen Bontinck. Het programma bracht een ontluisterend filmpje uit 2010, toen Jejoen nog geen 15 jaar was en meedeed aan een taltentenjacht op VT4.
Op zich heeft dit filmpje veel nieuwswaarde, omdat het tenenkrullend toont welk irreëel wereldbeeld de vader van Jejoen heeft. Het roept ook heel wat medelijden voor Jejoen op. Maar het is ook uitlach-tv van de zoon die niet ongeschonden uit de reportage komt. Ik kan me inbeelden dat Jejoen liever wou dat die beelden niet getoond werden.
Nergens viel te lezen dat het uitzenden van de niet al te flatterende beelden van een minderjarige minstens enkele vragen zouden mogen oproepen, ook als is de persoon in kwestie ondertussen meerderjarig en heeft de vader indertijd zijn toestemming gegeven. Hey, het gaat hier om een Syriëstrijder, en dus hoeven we zulke bedenkingen blijkbaar niet meer te maken.
Ik vrees dat dit symptomatisch is voor een algemene houding: alles wat nu –terecht of niet- verdacht kan worden van moslimterreur verliest de sympathie van de publieke opinie. Voor de individuele rechten van zulke mensen komen we niet op.
Het gevolg daarvan is de mogelijkheid van een negatieve spiraal waarbij het wantrouwen tegenover moslims hen (nog meer) doet vervreemden van de samenleving, waardoor het wantrouwen nog toeneemt en dus ook de vervreemding. Dat kan enkel doorbroken worden indien we elk individu ook als individu bekijken, los van zijn of haar groep, zolang de kans op terreur verwaarloosbaar is.
Daarvoor moeten we de terreurkans tot zijn ware proportie herleiden. De volgende statistiek kan helpen: stel dat 97% van de moslimterroristen een baard heeft, als 25% van de gewone moslims ook een baard heeft en 1 op 10.000 moslims een terrorist is, dan is de kans dat een baardige moslim een terrorist is minder dan 0,04%. Hou dat verwaarloosbaar getal in gedachten als u de volgende keer een baardige moslim tegenkomt.
En die redenering gaat ook op voor een moslima met hoofddoek. Geef het voordeel van al dan niet terechte twijfel en bekijk die hoofddoek niet als teken van afwijzing van de westerse cultuur maar als de vrije uiting van haar mening en strijdt samen met haar om de vrije meningsuiting voor iedereen zo groot mogelijk te maken, dus ook voor haar (zie ook hieronder). Die gezamenlijke strijd verbindt mensen en zal tegelijkertijd zeer concreet invulling geven aan de waarden van onze liberale democratie.
2. de vrije meningsuiting en de hoofddoek (dit punt is eerder als column in De Tijd verschenen)
Bart De Wever stelde tijdens de nieuwjaarsreceptie van N-VA dat grote woorden en abstracte idealen niet volstaan, maar dat er ook daden nodig zijn. Hij voegde de daad bij het woord door een niet al te flatterende cartoon van hemzelf te tweeten. Het is –ironisch genoeg- een symbolisch gebaar.
Uiteraard horen daar cartoons bij, ook als die een religie bespotten. Maar ook uitingen van religiositeit horen daar bij. Zo schreef Dyab Abou Jahjah in een opiniestuk voor de Standaard dat de hoofddoek ook een uiting is, zij het een religieuze uiting. En hij heeft gelijk. Het dragen van een hoofddoek moet dan ook zo vrij mogelijk kunnen gebeuren. Alvast wat de hoofddoek op school betreft, moeten de huidige regels dan ook aangepast worden.
De discussie over de hoofddoek op school dateert van 2009 toen een Antwerps Atheneum een hoofdoekenverbod instelde op haar school. De directrice deed dit met pijn in het hart, maar de school kende teveel meisjes die een hoofddoek wilden dragen, waardoor de directie de groepsdruk op andere meisjes om een hoofddoek te dragen te hoog achtte.
Hier was sprake van ‘negatieve externaliteiten’: een meisje dat een hoofddoek draagt heeft ook effecten op andere meisjes, namelijk dat die zich verplicht kunnen voelen om ook een hoofddoek te dragen. Om die negatieve externaliteiten op individuen te bestrijden kan een tussenkomst van hogerhand, in dit geval de schooldirectie, gerechtvaardigd zijn. Immers, als dat niet gebeurt, dreigt er onvoldoende ruimte te zijn voor het niet-dragen van een hoofddoek. De vrijheid van expressie wordt dan beperkt.
Maar het mechanisme van externaliteiten speelt nog op een ander niveau. De plotse stijging van meisjes die een hoofddoek wilden dragen in het Antwerpse Atheneum werd veroorzaakt doordat andere scholen in de omgeving eerst een hoofddoekenverbod instelden. Meisjes die de hoofddoek minder belangrijk vinden bleven op die scholen, maar meisjes die een hoofddoek wel belangrijk vinden gaan op zoek naar een school waar je de hoofddoek wel nog mag dragen. En na verloop van tijd bleven nog maar een paar scholen over, zodat deze scholen een hogere concentratie krijgen van meisjes die per se de hoofddoek willen dragen en zo groepsdruk kunnen veroorzaken.
Dezelfde redenering als hierboven kan dan toegepast worden: om de negatieve externaliteiten op scholen te bestrijden kan een tussenkomst van hogerhand gerechtvaardigd zijn. Immers, als dat niet gebeurt dan dreigt er onvoldoende ruimte te zijn voor het dragen van een hoofddoek. De vrijheid van expressie is dan te zeer beperkt. De overheid moet dan beslissen dat geen enkele school nog zelf mag beslissen de hoofddoek te verbieden.
Dat lost echter niet het probleem op indien er in een bepaalde school toch een te hoge concentratie is van meisjes die per se de hoofddoek willen dragen en zo groepsdruk veroorzaken. Om hieraan tegemoet te komen zou, vanaf een bepaald voldoende hoog percentage meisjes die een hoofddoek willen dragen, een uitzondering mogelijk moeten zijn dat de schooldirectie toch een hoofddoekenverbod oplegt. De meisjes die een hoofddoek dan heel belangrijk vinden kunnen deze dan nog steeds dragen op scholen waar het percenage onder de voorafbepaalde drempel ligt.
Ik denk dat deze maatregel een intelligente manier is om een bepaalde vrijheid van expressie, namelijk het al dan niet dragen van een hoofddoek, zoveel mogelijk te beschermen. En het zou kunnen dat een ruime meerderheid van Belgen een hoofddoek dragen een slechte vorm van expressie vindt. Maar dat is in de discussie over de vrijheid van meningsuiting irrelevant: het gaat niet om de inhoud van de mening maar om het kunnen uiten van deze mening, op de manier dat je zelf kiest. En zolang je anderen daarmee geen schade berokkent, ben je vrij dat te doen en hoe je dat wil.
Andere gevallen die een concreet antwoord verdienen is het al dan niet afschaffen van de wet op het negationisme en de antiracismewet voor het gedeelte dat racisme-uitingen strafbaar stelt (waarvoor de Belgische grondwet veranderd moest worden – zie Wikipedia).
3. de nationaliteit afnemen van Syriëstrijders
Eén van de anti-terreurmaatregelen van de federale regering is het afnemen van de nationaliteit van de Syriëstrijders die terugkeren. Het is een maatregel die onaanvaardbaar is voor sommige verdedigers van de liberale democratie.
Voor mij is dat echter niet zo duidelijk. De liberale democratie is inderdaad een open en tolerante samenleving. En daarin is het totale tegendeel van totalitaire systemen zoals het communisme, het fascisme, en nu recent, het religieuze fundamentalisme.
Totalitaire systemen hebben allen één gemeenschappelijk kenmerk : ze zijn onbescheiden in het weten wat de waarheid is, hoe mensen moeten leven. Ze hebben op elk vlak van het leven en de samenleving de waarheid in pacht en schrijven nauwkeurig hoe mensen moeten denken en leven. En doordat de machthebbers zo goed weten hoe men het goede leven kan bereiken, is elke afwijkende gedachte per definitie een vorm van sabotage en moet dat de kop ingedrukt worden.
Diametraal daartegenover staat de liberale democratie. Afwijkende gedachten zijn toegelaten, omdat we met zijn allen erkennen dat we niet kunnen voorschrijven hoe mensen moeten leven. Een liberale democratie is bescheiden in het weten.
Maar in dezelfde mate dat een liberale democratie bescheiden is in het weten, is ze onbescheiden in het niet weten. Wij weten misschien niet wat het « goede leven « zou inhouden, maar iemand anders ook niet. Iemand anders kan ons dus ook niet opleggen hoe te moeten leven. De bescheidenheid in het weten en de onbescheidenheid in het niet-weten wordt concreet gemaakt in de grondwet die onvervreemdbare rechten geeft aan elk individu.
Het is de onbescheidenheid in het niet-weten die ervoor zorgt dat we niet in in de val van het relativisme trappen. Alle culturen of samenlevingen zijn aan elkaar gelijk, ja dat klopt, op voorwaarde dat ze zoveel mogelijk vrijheid nastreven voor elk individu (ik heb er hier en hier meer over geschreven).
Dat betekent ook dat een liberale democratie mensen mag, nee, moet veroordelen die de liberale democratie daadwerkelijk afwijzen. Strijders die zich aansluiten bij IS horen daarbij en als zij terugkeren dan vraag ik me af waarom we hen de nationaliteit niet zouden mogen afnemen. Het gaat hier om individuen die zeer concreet onze samenleving verwerpen en zelfs hun leven willen geven voor de gruwel van IS.
Er is hierbij een probleem dat Joël De Ceulaer beschreef in zijn laatste Lastpost voor Knack, namelijk dat je mensen enkel de nationaliteit kan afnemen als ze een dubbele nationaliteit hebben. Bij terugkerende Syriëstrijders die enkel de Belgische nationaliteit hebben kan dat niet en die zouden dan een proces krijgen.
Dat is volgens De Ceulaer een discriminatie. Ik denk dat hij gelijk heeft als het gaat om mensen die niet kunnen kiezen om enkel de Belgische nationaliteit te hebben. Sommige landen kennen immers niet de mogelijkheid om hun nationaliteit op te geven (zoals Griekenland en Marokko – zie wikipedia). Dergelijke personen hebben dan nooit de keuze gehad om enkel de Belgische nationaliteit te hebben.
Je zou het afnemen van de nationaliteit dan conditioneel kunnen maken op het feit of je je andere nationaliteit überhaupt kan opgeven. Indien dat niet het geval is, dan word je behandeld alsof je slechts één nationaliteit hebt. Had je wel de keuze om je andere nationaliteit op te geven, dan word je Belgische nationaliteit afgenomen als je je bij IS aangesloten hebt (of je kan ze de kans geven om hun andere nationaliteit op te geven en zo te kiezen voor een proces, maar dan geef je hen meer keuzevrijheid dan iemand die enkel de Belgische nationaliteit heeft, wat ook een discriminatie zou kunnen zijn). Op die manier kan een antwoord gegeven worden op de eventuele discriminatie bij het afnemen van de Belgische nationaliteit.
Yves helsen
February 9, 2015 at 2:13pmGeachte,
Ik zal op jouw artikel onvoorbereid reageren, mijn excuses voor de waarschijnlijke ongestructuureerdheid in de onderstaande tekst.
De hamvraag blijft wat is democratie? Vaak wordt deze waarde (want dat is democratie) te pas en te onpas gebruikt. Onlangs gebruikt van overtveldt dit woord om zijn beleid te legitimeren. Kan een persoon die ondemocratisch is verkozen (want dat is deze persoon als zijnde minister) dergelijk uitspraak geloofwaardig verkondigen?
Is de “representatieve democratie”( dat ontstaan is om het gepeupel door de nieuwe burgerij tijdens de Franse Revolutie de mond te snoeren) een concretisatie van deze waarde of werd de waarde misbruikt.
Na het lezen van het nieuwste boek van kuleuven emiritus hoogleraar Wilfried Dewachter kunnen we de concluderen dat de besluitvorming niet prioriteair door het volk maar door de partijtoppen worden genomen. Voor een macro-econoom is een beschreven theorie enkel succescol concretiseerbaar door een democratische en efficiente besluitvorming. Het is zeer opvallende dat de politieke laag weinig animo heeft om een open debat aan te gaan van politieke besluitvorming. Ik vrees dat ze angst hebben voor machts en statusverlies!
Mvg,
Yves Helsen
Ps:indien je wat meer wetenschappelijk info nodig hebt over het gemeten wantrouwen tov politici geef me maar een seintje.