Ons land moet zijn landbouwoppervlakte geleidelijk aan afbouwen. Die stelling blijft overeind, ook na de misnoegde reactie van de Boerenbond.
In mijn vorige column pleitte ik ervoor dat België minder ruimte voor landbouw zou reserveren en meer voor natuur, wonen en economie. Landbouw neemt immers 44 procent oppervlakte in voor slechts 0,7 procent van het bruto binnenlands product (bbp) in 2014.
Mijn pleidooi was niet naar de zin van Sonja De Becker, de voorzitster van de Boerenbond, de belangenorganisatie van de landbouwers. Ze erkende dat het aandeel van de landbouw inderdaad was teruggevallen tot 0,7 procent van het bbp, maar wees erop dat de landbouwsector voor een hefboomeffect van 10 zorgt in de voedingssector in termen van omzet en toegevoegde waarde. Wie de landbouwsector uitvlagt, vlagt ook de voedingsindustrie uit, was de conclusie. Ze noemde mijn voorstel ook een vorm van beggar-thy-neighbour.
Het is een belangrijk argument dat landbouw ook een positieve impact heeft op de voedingssector. Het hefboomeffect van 10 is wel overdreven: de voedingssector was in 2012 goed voor 2,1 procent van het bbp, of 2,5 keer het aandeel van landbouw. En ook het aandeel van de voedingssector is afgenomen: in 1995 was dat nog 2,6 procent van het bbp.
Als je de landbouw- en de voedingssector als één en ondeelbaar beschouwt, wat de voorzitster van de Boerenbond lijkt te beweren maar zeker niet volledig zo is, dan is het aandeel van die gecombineerde sector gedaald van bijna 4 procent van het bbp tot bijna 3 procent in 17 jaar. Dat is een daling van een kwart, terwijl het oppervlaktegebruik nagenoeg gelijk bleef op 44 procent. De grafiek bij de vorige column blijft dus gelden, ook als de landbouw- en de voedingssector worden samengenomen. En dus ook de bijbehorende stelling blijft overeind.
Bovendien is mijn voorstel een geleidelijke vermindering van de landbouwoppervlakte van 44 naar 34 procent van de Belgische oppervlakte in de komende twintig jaar. Na die tijd blijft dan nog altijd meer dan driekwart van de oorspronkelijke landbouwoppervlakte over. Dat kan je bezwaarlijk omschrijven als ‘het uitvlaggen van de landbouw’, zoals De Becker deed.
Tijdens de geleidelijke overgang zullen de eerste vierkante meters landbouwgrond die worden afgegeven bijna per definitie de voor landbouw minst productieve gronden zijn, terwijl die gronden zullen worden ingenomen door de meest productieve activiteiten van natuur, wonen en economie. Minder landbouw kan inderdaad leiden tot een kleinere voedingsindustrie, maar dat zal niet een op een gebeuren. Landbouwproducten voor de voedingsindustrie kunnen worden ingevoerd, zoals nu al soms het geval. Bovendien zal de vrijgekomen oppervlakte ingenomen worden door andere functies die het verlies aan landbouw maatschappelijk meer dan genoeg compenseren.
In het begin zal die geleidelijke overgang dus grote maatschappelijke efficiëntiewinsten opleveren. Die zullen geleidelijk afnemen door de wet van de afnemende meeropbrengsten. Het is dan ook waarschijnlijk maatschappelijk niet optimaal de landbouw helemaal te laten verdwijnen. Wat ik wel weet, is dat een nagenoeg constant aandeel van 44 procent oppervlakte veel te veel is voor een (sterk) afnemende economische activiteit. Afbouwen moet, totaal verdwijnen niet.
Ten slotte begrijp ik niet wat de voorzitster van de Boerenbond bedoelt met beggar-thy-neighbour. Het begrip wordt gebruikt om beleid aan te duiden waarbij het ene land zijn economische problemen probeert op te lossen ten koste van een ander land. Zo’n strategie leidt vaak tot een zero sum game of soms nog slechter. Dat is met mijn voorstel absoluut niet het geval: de oppervlakte, die in België en zeker in Vlaanderen een schaars goed is, zal maatschappelijk efficiënter gebruikt worden, waardoor we uiteindelijk beter af zullen zijn.
Een belangenorganisatie als de Boerenbond heeft het recht op te komen voor de belangen van haar leden, maar ze kan daarbij niet blind zijn voor de belangen van anderen. Mijn voorstel is geen decimering van de landbouw, maar een geleidelijke afbouw van de oppervlakte met nog geen kwart. Dat lijkt me in een dichtbevolkt land als België een zeer redelijke vraag. Ik hoop dat de Boerenbond het voorstel ernstig overweegt.
Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.