Vlaktaks van 30 procent is cadeau voor hoogste inkomens

Open VLD publiceerde vorige week hun voorstellen voor het partijcongres van eind november. Een voorstel dat in het oog springt is een vlaktaks van 30 procent voor de inkomensbelasting. Open VLD zou de vlaktaks combineren met een verhoogde belastingvrije som, zonder deze te specifiëren. De vlaktaks zou in de plaats moeten komen van het huidige systeem waarbij de tarieven gestaag oplopen tot 50% voor een netto belastbaar inkomen boven 38.000 euro. Let wel, zowel de vlaktaks als het huidige systeem werken met marginale tarieven. Dat betekent dat je bijvoorbeeld in het huidige systeem enkel 50 procent betaalt op het deel dat boven 38.000 euro ligt. Voor het deel onder 38.000 euro betaal je minder belastingen. Je totale inkomensbelasting kan dus nooit hoger zijn dan 50 procent.

Het bestaande systeem, met haar oplopende marginale tarieven, leidt tot een progressieve belasting: de hoogste inkomens betalen effectief ook het hoogste tarief. Concreet betaalden in 2015 de laagste tien procent inkomens niets (ze kregen zelfs iets terug), terwijl de hoogste tien procent gemiddeld bijna 34 procent inkomensbelastingen betaalt. De rest zit daar tussen. Dus ondanks de veelheid aan bestaande aftrekken en belastingverminderingen wordt het progressieve karakter van de inkomensbelasting goed behouden. De reden is dat hogere inkomens weliswaar meer profiteren van de belastingverminderingen, maar dat ook middeninkomens er vaak baat bij hebben. Belangrijke verminderingen gaan immers over kinderen en het huwelijksquotiënt.

Met een vlaktaks van 30 procent, gecombineerd met een belastingvrije som, wordt de progressiviteit van de inkomensbelasting sterk verminderd. Als de inkomensbelasting budgetneutraal moet zijn, dan kan dit nagenoeg enkel als alle huidige belastingverminderingen worden afgeschaft en kan je maar een belastingvrije som van 5300 euro toekennen. Dat is gevoelig lager dan nu.

Dat is eenvoudig te simuleren met de publiek beschikbare Mefisto-rekentool die professor André Decoster (KU Leuven) en zijn onderzoeksteam hebben ontwikkeld. Deze tool simuleert niet enkel de impact op de totale belastinginkomens, maar ook de impact op het netto gezinsinkomen, per inkomensniveau. De resultaten voor de budgetneutrale vlaktaks zijn te zien op de bijgaande figuur (blauwe balkjes). Uit deze figuur blijkt duidelijk dat een budgetneutrale vlaktaks van 30 procent een cadeau is aan de 20 procent hoogste inkomens, gefinancierd door de rest.

tijdvlaktaks

Maar voor Open VLD mag de hervorming van de inkomensbelasting niet budgetneutraal zijn. Ze wil het overheidsbeslag, dat tegen 2019 zal gedaald zijn naar 50 procent, verder verminderen naar 45 procent. Dat geeft ruimte om bijvoorbeeld de belastingverminderingen in de inkomensbelasting toch te behouden en de belastingvrije som te verhogen naar pakweg 10.000 euro. Uit de Mefisto-simulatie blijkt dat een dergelijke belastinghervorming maar liefst 14 miljard minder belastinginkomsten zou opleveren (evenwel zonder rekening te houden met alle terugverdieneffecten, die sowieso moeilijk te voorspellen zijn).

Het klopt dat alle inkomens er dan bij winnen, maar dat is niet moeilijk als je sinterklaas kan spelen met 14 miljard euro belastingsverlaging. Het is niet te zien op de figuur, maar de simulatie toont dat 37 procent van de 14 miljard euro naar het hoogste inkomensniveau gaat (de tien procent hoogste inkomens) en 18 procent naar het tweede hoogste. De 20 procent hoogste inkomens krijgen zo meer dan de helft van de belastingsvermindering. Aftrekken afschaffen helpt daarbij niet echt, omdat, zoals gezegd, ook middeninkomens hier vaak baat bij hebben.

Het is dan ook moeilijk uit te leggen dat een vlaktaks sociaal kan zijn. Om met een vlaktaks toch de progressiviteit te behouden zou men per inkomensinterval een andere belastingvrije som kunnen toekennen. De vraag is dan of de vlaktaks met “variabele” belastingsvrije som niet complexer is dan het huidige systeem. Naar mijn mening zou het beter zijn om het huidige systeem te behouden, maar om de inkomensdrempels te verhogen waarop de marginale tarieven van toepassing zijn. Want we betalen in België inderdaad heel snel hoge inkomensbelastingen.

Deze tekst verscheen eerst als column voor De Tijd.

Verontwaardiging over Spaanse politiegeweld is selectief

Afgelopen zondag ging de Spaanse oproerpolitie in Catalonië hardhandig tekeer. Het geweld werd door velen afgekeurd. Het schokkende van het gebruikte geweld wordt versterkt doordat het om onschuldige activisten lijkt te gaan, die enkel maar hun opinie willen uiten.

Dat is echter maar schijn, omdat het een illegaal referendum betrof, niet één of andere betoging. En een referendum is niet onschuldig in een democratie. Dat betekent niet dat de Spaanse politie dan maar disproportioneel veel geweld mag gebruiken. Maar het feit dát de politie geweld gebruikte, was in dit geval wel toegestaan. Als je aan een illegale, aangekondigde massale actie deelneemt dan is de kans groot dat de overheid oproerpolitie inzet om dat -desnoods hardhandig- te verhinderen. Zet je als activist dan toch door met de illegale actie, dan impliceert dat ook een keuze om proportioneel geweld te ondergaan. En dat de oproerpolitie vaak disproportioneel te werk lijkt te gaan, is niet enkel in Spanje het geval, maar volgens mij ook in België, hoewel ik hier enkel anekdotisch bewijs voor heb.

Niet onbelangrijk bij de afgelopen gebeurtenissen is dan ook het feit dat de Catalaanse slachtoffers van dit Spaans politiegeweld de keuze hadden om het geweld te ontlopen. Ze hadden immers gehoor kunnen geven aan de Spaanse politie om de stemlokalen te verlaten.

De meeste slachtoffers van politiegeweld hebben echter niet de keuze om het geweld al dan niet te vermijden.

In 2011 werd er een Griekse activiste in Brussel hardhandig opgepakt en geboeid aan de kant gezet. Ze werd vervolgens keihard in het gezicht getrapt door een politieman. Enkel doordat het toevallig gefilmd werd, kwam er een proces, waarbij de dader opschorting van straf kreeg. De verontwaardiging over de opschorting bleef uit.

In 2012 maakte John Vandaele voor Mo Magazine een reportage over onnodig politiegeweld door een aantal agenten van de Brusselse politie. Hij verzamelde getuigenissen van slachtoffers, vaak mensen van vreemde origine, en sprak met mensen uit het veld. Het gaat om schrijnende gevallen waarbij individuen zonder goede reden hardhandig worden opgepakt, geslagen en vernederd. De commissaris van Molenbeek en het comité P ontkenden de problematiek niet. Maar geen enkel medium pikte het op. De verontwaardiging bleef uit.

In 2010 vindt Jonathan Jacob de dood, nadat een bijzonder bijstandsteam in zijn cel passeerde. De zaak haalt een paar keer de pers wanneer de vader de gewelddadigheid van de politie aanklaagt, maar er volgt geen brede verontwaardiging over het politiegeweld. Het is pas een paar jaar later, wanneer een reportage van de VRT politiebeelden van de raid toont, dat er een brede verontwaardiging komt over de zaak. De daders worden in 2015 veroordeeld en de straf wordt in beroep bevestigd. In een opiniestuk kloeg John Vandaele de selectiviteit van de verontwaardiging aan: voor hem was het geval Jacob geen alleenstaand, uitzonderlijk voorbeeld van geweld, maar paste het in een breder patroon. Politiegeweld is veel wijder verspreid dan men vaak wil aannemen.

Het zijn verschillende voorbeelden van onnodig politiegeweld, vaak onzichtbaar en gericht tegen machteloze individuen, waardoor de impact voor de slachtoffers des te groter is. Bijgaande figuur toont de evolutie van het aantal klachten in verband met politiegeweld sinds 2010. Op basis van deze cijfers zijn er geen indicaties dat het politiegeweld de voorbije zeven jaar significant gedaald is. Politiegeweld is in ieder geval geen thema in de Belgische publieke opinie. Tenzij de voorbije dagen dan, als het elders gebeurt.

tijdpolitiegeweld

Dit is geen poging om het Spaanse politiegeweld te minimaliseren, maar wel om al het onnodige en disproportionele politiegeweld ernstig te nemen en luid en duidelijk af te keuren. Ook bij ons. Ook, nee, voorál, wanneer het minder zichtbaar is en gericht op individuen of kleine groepjes mensen.

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.

Asielbeleid is onvermijdelijk hard

Afgelopen dagen was er opnieuw commotie over een beleidsdaad van Theo Francken, staatssecretaris voor Asiel en Migratie. Francken pakte zondag uit met het nieuws dat er identificatieteams uit Soedan in België waren om mensen zonder papieren uit het Maximiliaanpark te kunnen identificeren, waarna ze kunnen teruggestuurd worden.

Francken wordt verweten met een crimineel regime samen te werken, omdat het identificatieteam uit Soedan op één of andere manier verantwoording zal moeten afleggen aan dat regime. Deze manier van samenwerken met het Soedanese regime roept dan ook vragen op.

De vraag blijft echter hoe het dan wel opgelost moet worden. Voor een efficiënt en rechtvaardig asielbeleid is immers ook een effectief terugkeerbeleid noodzakelijk van mensen zonder verblijfsrecht. Indien je deze niet kan terugsturen, dan kan iedereen die in België geraakt hier ook blijven.

Als je mensen zonder verblijfsrecht wil kunnen terugsturen, dan moet het land van herkomst deze mensen ook terug toelaten op hun grondgebied. Er moet dus op één of andere manier gewerkt worden met de regimes van die landen. Daar zitten ook regimes bij die de mensenrechten schenden. Maar het asielrecht geeft net asiel aan mensen die in hun thuisland een groot risico lopen op vervolging en foltering. De erkenningsgraad van Soedanese asielzoekers ligt dan ook hoog, tot meer dan 50 procent.

In het geval waar het nu over gaat, is asiel echter geen optie, omdat de betrokkenen naar verluidt geen asiel willen vragen in België. Ze zouden wachten op een kans om door te reizen naar het Verenigd Koninkrijk. Daar zouden ze beter opgevangen worden, met een snellere procedure. Ook spreken ze er Engels, zoals veel Soedanezen, en hebben ze er vaak familie of vrienden wonen. Het is natuurlijk moeilijk om je in de plaats te stellen van een Soedanees in België, maar als het risico op vervolging bij terugkeer in Soedan zo groot zou zijn, waarom vragen ze dan niet alsnog asiel aan in België? Ik heb de indruk dat niemand het antwoord kent of wil geven, ook de critici van Francken niet.

Het asielbeleid is dan ook een makkelijk doelwit voor kritiek, om de eenvoudige reden dat we niet alle 60 miljoen vluchtelingen in de wereld kunnen en willen opvangen. Er is een overaanbod aan mensen die naar hier willen komen, maar een grote schaarste aan opvang in België en Europa. Het is onmiskenbaar dat we miljoenen mensen in nood weigeren te helpen. Dat is keihard, maar het alternatief is een opengrenzenbeleid. En daar pleit niemand voor.

De hardheid van het beleid kunnen we echter meestal goed verstoppen en negeren. Zo heeft de Europese Unie jaren geleden een wet gestemd dat ervoor zorgt dat asielzoekers niet met het vliegtuig of de ferryboot naar Europa kunnen komen. Dat is de reden dat ze hun toevlucht zoeken tot gammele bootjes en mensensmokkelaars. Dat is een serieuze, maar voor ons onzichtbare drempel voor mensen die een dergelijke overtocht niet kunnen of durven te maken. Hierdoor worden we in Europa veel minder geconfronteerd met vluchtelingen dan zonder die Europese wet het geval zou zijn. Maar daarmee is het vluchtelingenprobleem niet weg. Het komt gewoon veel minder tot bij ons. Meer nog, we maken zelfs een deal met Turkije om nog meer vluchtelingen daar te houden. Niemand is gelukkig met die deal, maar men hoopt tegelijk wel dat hij standhoudt.

Het zou humaner zijn om vluchtelingen ter plaatse te selecteren en met het vliegtuig naar hier te brengen. Dat zou dan wel een enorme toestroom creëren van mensen die volgens de huidige criteria recht hebben op asiel. Er zou dan onvermijdelijk een bovengrens op het aantal erkende vluchtelingen moeten komen. Een bovengrens die alleen maar rechtvaardig kan zijn als ze hoog is. Maar een bovengrens willen we dan weer niet, want wat doe je met een oorlogsvluchteling die er net boven zit? De hardheid van de weigering om die oorlogsvluchteling op te vangen zou te opzichtig zijn en dat willen we niet.

De critici van het huidige Belgische en Europese asielbeleid hebben gelijk als ze stellen dat dit beleid hard is. De kritiek is echter vaak oneerlijk, omdat er geen alternatieven zijn die geen hard beleid impliceren. Uiteraard kan alles beter, maar ook een verbeterd asielbeleid zal hard zijn, tenzij je pleit voor open grenzen. Ik zie voorlopig geen geloofwaardige tussenpositie.

Deze tekst verscheen eerst als column voor De Tijd.

Er is nooit een ‘Kamikaze-Michel’ geweest

Met het zomerakkoord op zak lijkt de federale regering haar tweede adem gevonden te hebben. In een interview met De Tijd van afgelopen weekend blaakte premier Michel van zelfvertrouwen. Niemand noemt dit nog een kamikaze-regering.

Dat was bij de vorming van Michel I wel anders. Veel waarnemers waren het eens dat de MR een groot risico nam om als enige Franstalige partij in een federale regering te stappen, gedomineerd door Vlaamse partijen. MR dreigde een paria te worden in het politieke landschap, één tegen allen, en dreigde bij de verkiezingen in 2019 afgeslacht worden. Politieke zelfmoord, klonk het onheilspellend.

Die doemberichten blijken nu onterecht, maar dat waren ze volgens mij al van bij de start van de regering in 2014. MR trad immers, als liberale partij, in een federale regering met twee andere partijen, N-VA en Open VLD, die op sociaal-economisch vlak minstens even liberaal zijn dan MR. Bovendien had de N-VA de communautaire eisen laten varen, net om te kunnen inzetten op sociaal-economische hervormingen. In 2014 gaven de Belgische overheden 55 procent van het BBP uit en ontvingen ze 52 procent van het bruto binnenlands product (BBP) aan inkomsten. In Vlaanderen was een afbouw van de overheid een duidelijk thema bij de regeringspartijen. Zouden de kiezers van MR hun partij werkelijk afstraffen als ze de overheidsuitgaven, de belastingen en het begrotingstekort zouden verminderen?

Want dat is wat deze regering doet. De Europese Commissie voorspelt dat de uitgaven in 2018 zullen terugvallen tot 52 procent in 2018, de inkomsten zullen dalen tot iets meer dan 50 procent, waardoor het tekort van 3 procent zal teruggedrongen worden naar 1,8 procent.

tijdkamikazemichel

Hoewel de trend van de overheidsfinanciën duidelijk is, is het minder spectaculair dan sommigen voorgespiegeld hadden. Maar spectaculaire veranderingen zijn ook niet gewenst. Het is een kunstig laveren om de overheidsuitgaven te verminderen zonder dat dit de groei al te zeer fnuikt en om tegelijk de belastingen te verlagen zonder dat het begrotingstekort stijgt. De regering zal, op basis van deze cijfers, hierin slagen. Dat de klus nog niet geklaard is, zal ongetwijfeld als argument gebruikt worden om een tweede termijn te vragen voor de regering Michel.

Bovendien wordt dit traject gerealiseerd in een context van stijgende sociale uitgaven, vooral in de pensioenen. Deze regering zal de vruchten nog niet kunnen plukken van de door haar besliste, broodnodige verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar. Die wordt in twee fasen ingevoerd, maar pas in 2025 en 2030.

Oppositie voeren tegen deze cijfers lijkt me zeer moeilijk. Het zal dan vooral gaan over de rechtvaardigheid. Zijn de inspanningen wel eerlijk verdeeld? En dat hangt af van je politieke voorkeuren. Deze regering gaat er prat op dat ze de werkenden wil ondersteunen, terwijl de oppositie de inspanningen oneerlijk verdeeld vindt. Beide standpunten zijn te verdedigen. Maar de kiezers van MR zullen hun partij allicht niet afstraffen voor de gekozen verdeling van de lasten.

Toegegeven, er zijn ook wel wat omstandigheden die onverwacht gunstig zijn voor Charles Michel en de MR. Zo bijvoorbeeld waren het vooral de Vlaamse partijen die met elkaar in de clinch gingen, wat communautair niet uitgespeeld kon worden. Ook de relatieve populariteit van Francken en Jambon in Franstalig België was van te voren niet verwacht. Ten slotte zijn er de schandalen die vooral de PS teisteren waardoor MR nu met cdH een medestander heeft in het Franstalige politieke landschap.

Het zijn stuk voor stuk onverwachte meevallers voor MR. Maar de fundamentele reden voor het succes voor MR ligt volgens mij dus elders: MR geeft met deze regering het sociaal-economisch beleid dat haar kiezers willen. En dat was al duidelijk bij de vorming van deze regering. Charles Michel is dan ook nooit een Kamikaze-piloot geweest.

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.

Suiker- en vettaks zijn efficiënte belastingen

Vorige week pleitte de Gezinsbond voor het invoeren van een extra belasting op ongezonde voeding zodat mensen aangespoord worden om gezonder te eten. Daarmee wil de Gezinsbond verder gaan dan de suikertaks, een extra belasting op frisdranken. Die taks is vorig jaar in het leven geroepen om de taxshift mee te financieren, waardoor arbeid minder belast kan worden.

Fevia, de federatie van de Belgische voedselindustrie, reageerde al negatief. Fevia onderschrijft het doel om mensen aan te sporen gezonder te eten, maar wil dit niet via een extra belasting. Ze geeft daarvoor drie redenen, waarvan er volgens mij maar één eventueel terecht is, afhankelijk van de impact.

Een taks op ongezonde voeding is volgens Fevia onrechtvaardig, omdat vooral de lagere inkomensklassen proportioneel meer spenderen aan ongezonde voeding. Zij zouden dus relatief het meeste verliezen door een dergelijke extra belasting. En dat klopt. Maar de belasting geldt voor alle inkomensklassen. De opbrengst van de belasting is dus vele malen groter dan het verlies voor de lagere inkomensklassen (ook omdat rijkere mensen in absolute zin meer consumeren en dus meer extra belasting zullen betalen). Het is dus in principe makkelijk om het verlies voor lagere inkomensklassen financieel te compenseren. Dat wordt met de suikertaks overigens gedaan, omdat de laagste lonen door de taxshift het meeste winnen. En ook de uitkeringen zouden met het recente zomerakkoord stijgen.

Een tweede argument van Fevia is dat consumenten de prijsstijging kunnen vermijden door te kiezen voor de goedkopere, maar even ongezonde producten. Dan werkt de belasting niet. Althans niet om mensen gezonder te laten eten. Maar als financiering van de taxshift werkt de belasting dan wel. De reden voor de taxshift zijn de hoge arbeidslasten in België, waarvan nagenoeg iedereen overtuigd is dat ze zeer verstorend zijn. De taxshift moet die arbeidslasten verlagen, met meer jobs en welvaart als gevolg. Het is een oefening in optimale taxatie.

De kunst is dan om de taxshift te financieren met nieuwe belastingen die minder verstorend zijn, wat er in economische zin op neerkomt dat mensen hun gedrag minder laten beïnvloeden door de nieuwe belasting. Als mensen hun gedrag nauwelijks aanpassen bij een suiker- of vettaks, werkt de taks dus ook maar dan op het domein van optimale taxatie. Daarom werkt een suiker- of vettaks altijd, ook als mensen hun gedrag niet zouden aanpassen.

Het laatste argument van Fevia is volgens mij het beste. Fevia beweert dat een extra belasting op ongezonde voeding in België mensen aanzet om over de grens te shoppen. België is een klein land en men zit al snel over de grens. Als grensshoppen belangrijk wordt door de suiker- of vettaks, dan misloopt de regering een deel van de geplande belastinginkomsten en worden de grensshoppers niet gezonder. Bovendien kunnen er op termijn jobs verdwijnen.

De vraag is echter hoe belangrijk dit fenomeen is, ook in relatie met de positieve effecten van lagere arbeidslasten. Betrouwbare cijfers worden dan erg belangrijk. Fevia zegt dat het grensshoppen voor niet-alcoholische dranken in 2016 met 12 procent gestegen is tegenover het jaar ervoor en zou in 2016 90 miljoen euro bedragen. Die cijfers zijn gebaseerd op steekproeven, uitgevoerd door GfK, een marktonderzoeksbureau, aan de hand van kastickets van een vast panel gezinnen. Het is niet duidelijk of die cijfers ook rekening houden met wat buitenlanders bij ons komen grensshoppen of enkel wat Belgen over de grens kopen. Ook is het niet zeker of de stijging wel veroorzaakt wordt door de suikertaks. Zo zou grensshoppen voor voeding en drank in 2015 met 40 procent zijn toegenomen sinds 2008. Ruim vóór de suikertaks in voege trad. Eén van de redenen hiervoor is dat de hogere loonkosten in België consumentengoederen duurder maken (niet enkel voeding en drank). En net dat probleem pakt de taxshift aan. Misschien is het totale grensshoppen wel aan het verminderen door de taxshift? Er bestaan hier geen publiek beschikbare cijfers over. En het is begrijpelijk dat GfK deze cijfers niet wil publiek geven, gezien dat hun business model zou ondermijnen. Maar het is moeilijk discussiëren over partiële cijfers. Het is volgens mij geen overbodige luxe dat een overheidsinstelling zich hierover buigt.

Mensen aanzetten tot gezonder eten kan wellicht ook op andere manieren dan met een suiker- of vettaks. Maar de beste prikkels zijn vaak de financiële.

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.

Economische basistheorie vloert Republikeinen bij Obamacare

Dinsdag werd in de Amerikaanse Senaat gestemd om de debatten over de ziekteverzekering verder te zetten. Alvast de Better Care Reconciliation Act (BCRA), het Republikeinse senaatsvoorstel voor een volledige afschaffing en vervanging van Obamacare, werd dinsdag weggestemd, ook door negen Republikeinse senatoren. De vraag is nu of Obamacare gedeeltelijk zal weggestemd worden, de zogenaamde ‘skinny repeal’.

Dat de volledige afschaffing van Obamacare wordt weggestemd met de hulp van Republikeinse senatoren, is opmerkelijk. Toen deze wet onder Obama van kracht werd begin 2010 was de toenmalige Republikeinse oppositie virulent tegen. Ze zwoeren jarenlang om Obamacare af te schaffen en te vervangen door iets beters. De mantra ‘repeal & replace’ was geboren. Meer dan 50(!) wetsvoorstellen werden daarvoor ingediend door de Republikeinse oppositie. Je zou dus denken dat de Republikeinen, nu aan de macht, al bij de start Obamacare zouden afgeschaft hebben.

Maar dat bleek moeilijker dan gedacht. Sommige Republikeinen begonnen te twijfelen. De reden is eenvoudig: Obamacare werkt.

Dat Obamacare zou werken, was voorspeld door economische basistheorie. Studenten Economie krijgen het mee in hun eerste jaren aan de universiteit: de vrije markt werkt zelden of nooit perfect. De overheid is bijgevolg nodig om de marktwerking te verbeteren (op voorwaarde dat de overheidsremedie niet slechter is dan de marktimperfectie). Marktimperfecties kunnen heel gevarieerde oorzaken hebben. Voor de markt van ziekteverzekeringen gaat het vooral om averechtse selectie: in een volledig vrije markt kunnen juist mensen die het nodig hebben zich niet of zeer moeilijk verzekeren.

Dat is vrij eenvoudig in te zien als je de groep mensen bekijkt die erfelijk belast zijn of al duidelijk symptomen van een ziekte hebben (‘pre-existing conditions’). Ziekteverzekeraars weten dat deze mensen hoge ziektekosten zullen veroorzaken en moeten deze mensen dan ook veel hogere premies aanrekenen als ze winstgevend willen blijven. Die premies kunnen echter zo hoog worden dat ze onbetaalbaar worden. Mensen met ‘pre-existing conditions’ vallen dan uit de boot.

Er is dus een overheid nodig om de markt te reguleren en averechtse selectie tegen te gaan. Dat kan door op te leggen dat er eenvoudig gesteld maar één premie mag aangerekend worden, ook voor mensen met ‘pre-existing conditions’. Die gemiddelde premie moet dus verhoogd worden, waardoor het voor de gezondste mensen niet meer rendabel is om een ziekteverzekering af te sluiten. Die mensen verdwijnen uit het klantenbestand, waardoor de gemiddelde kosten stijgen, en dus ook de gemiddelde premie. Hierdoor zullen ook de iets minder gezonde mensen geen ziekteverzekering meer kopen, waardoor de premies nog wat verhoogd moeten worden. Dit mondt uit in een zogenaamde ‘death spiral’ waarbij niemand nog een ziekteverzekering kan of wil kopen.

Obamacare lost dit op door op te leggen dat iedereen zich moet verzekeren, ook de meest gezonde mensen. Op die manier worden de verschillende gezondheidsrisico’s gepoold. Toch zal dit voor sommigen nog te duur zijn, maar Obamacare voorziet ook subsidies opdat iedereen een ziekteverzekering kan kopen. De ‘skinny repeal’ wil de individuele verplichting van Obamacare afschaffen, wat dus wellicht tot een ‘death spiral’ leidt.

Nu de Republikeinen aan de macht zijn, wordt duidelijk dat een efficiënt alternatief zonder verplichting en zonder subsidies niet bestaat, tenzij je miljoenen Amerikanen hun ziekteverzekering laat verliezen. Dat is te zien op bijgaande grafiek, die het aantal onverzekerden vergelijkt tussen het initiële senaatsvoorstel van de Republikeinen en Obamacare. Al in 2018 zouden 15 miljoen Amerikanen onder het Republikeinse systeem hun ziekteverzekering verliezen. Tegen 2026 loopt dat op tot meer dan 20 miljoen.

tijdobamacare

Politiek is een raar beestje, en het is dus best mogelijk dat de Republikeinen nog liever miljoenen Amerikanen zonder ziekteverzekering zetten dan hun gezicht te verliezen en te moeten toegeven dat hun zeven jaar lange mantra van ‘repeal and replace’ onzin was. Maar het betekent ook dat de Republikeinse partij in dat geval naar alle waarschijnlijkheid een zware verkiezingsnederlaag zal lijden bij de verkiezingen in november 2018.

Deze tekst verscheen eerst als column voor De Tijd.

De pensioenuitgaven stijgen te snel

Afgelopen maandag presenteerde Daniel Bacquelaine, Minister voor Pensioenen, zijn oriëntatienota over het pensioen met punten aan de sociale partners. De details zijn me nog niet duidelijk, maar dit nieuwe systeem zou de pensioenen meer afhankelijk moeten maken van de arbeidsprestaties in het verleden en de productiviteitsgroei. Het systeem met punten is zonder twijfel één van de belangrijkste aanbevelingen van de Pensioencommissie onder leiding van Frank Vandenbroecke.

De link tussen pensioenen en de geproduceerde welvaart is er momenteel niet. Dat is goed te zien op onderstaande figuur. De blauwe lijn geeft de pensioenuitgaven in procenten van het bruto binnenlands product (BBP). De rode lijn geeft het aandeel van 65-plussers van de totale bevolking. De gegevens zijn gebaseerd op het verslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing van 2016. De periode in de figuur loopt van 2000 tot 2040, waarbij de cijfers voor 2016 en later een projectie zijn van de Studiecommissie.

tijdpensioenen

Je zou kunnen verwachten dat bij ongewijzigd beleid de pensioenuitgaven niet meer stijgen dan het aandeel 65-plussers. Maar dat is niet wat er te zien is. Van 2007 tot 2009 maken de pensioenuitgaven een sprong van één procent van het BBP, van 8,6 procent naar 9,6 procent. De reden is niet een plots veel guller pensioenbeleid, maar wel de economische crisis. Daardoor ging het BBP in die periode 1,5 procent achteruit in plaats van de normale groei van ongeveer 2 procent, een verschil van 3,5 procent. De pensioenuitgaven werden echter niet aangepast.

Dat is overigens een goede economische praktijk. Als de overheidsuitgaven niet onmiddellijk aangepast worden aan de economische activiteit, vermijd je immers dat de economische crisis nog dieper wordt. Echter, na de crisisperiode is het belangrijk dat de overheidsuitgaven terug normaliseren.

Dat is voor de pensioenuitgaven niet gebeurd. De lagere economische groei van de voorbije jaren is niet doorgesijpeld naar de pensioenuitgaven en dat zal ook niet in de toekomst gebeuren als het beleid niet verandert. Hierdoor groeien de pensioenuitgaven gevoelig meer dan het aandeel 65-plussers, zoals ook te zien op de figuur. Indien de pensioenuitgaven dezelfde groei gekend hadden als het aandeel 65-plussers, dan zouden in 2017 de pensioenuitgaven 1,2 procent van het BBP lager liggen dan nu het geval is. Die kloof stijgt nog tot 1,5 procent in 2024.

Om de uitgaven terug te brengen naar de historische trend kan men de hoogte van de pensioenen aanpassen. Dat is haalbaar voor de relatief hoge ambtenarenpensioenen, maar is veel minder evident voor de werknemers- en zelfstandigenpensioenen.

Een tweede oplossing is langer werken. Dat is wat deze federale regering al beslist heeft, met een verhoging van de pensioenleeftijd tot 66 en later tot 67 jaar. Maar dat geldt pas vanaf respectievelijk 2025 en 2030, zoals de twee knikjes op de figuur tonen. Hierdoor verlagen de pensioenuitgaven met telkens ongeveer 0,5 procentpunt. Dat zou eigenlijk sneller moeten gebeuren. Als die maatregel 5 jaar eerder genomen wordt, dus in 2020 en 2025, zou de overheid cumulatief 5 procent minder uitgeven en kan de schuldratio verder afgebouwd worden.

En zoals op de figuur te zien is, brengt zelfs werken tot 67 jaar de pensioenuitgaven nog niet op hetzelfde groeiniveau van het aandeel van 65-plussers. Het is bovendien nog maar de vraag of de pensioenuitgaven überhaupt die groei moeten volgen en of het niet nog lager moet (waarbij de blauwe curve dan onder de rode komt te liggen). Het is een vraag die nauwelijks aandacht krijgt in het maatschappelijk debat.

Zeker is dat de pensioenuitgaven volgens alle criteria in de toekomst te snel stijgen en dat bijkomende maatregelen, zoals een pensioen met punten, nodig zijn en dat bestaande maatregelen, zoals de verhoging van de pensioenleeftijd, versneld zouden moeten ingevoerd worden.

Deze tekst verscheen eerst als column voor De Tijd.

Pas de pensioenen aan de productiviteitsgroei aan

In zijn column van vorige week ging Peter De Keyzer hevig te keer tegen de Vergrijzingscommissie. Hij vindt hun berekeningen van de toekomstige vergrijzingskosten onrealistisch, omdat ze gebaseerd zijn op veel te optimistische assumpties, vooral wat de toekomstige werkzaamheidsgraad en productiviteit betreft. Een griezelverhaal, aldus De Keyzer.

Ik deel die strenge kritiek op de Vergrijzingscommissie niet. Het klopt dat de productiviteitsgroei met 1,5 procent per jaar zeer hoog wordt ingeschat en dat dit een impact heeft op de betaalbaarheid. Maar de commissie doet ook een sensitiviteitsanalyse met lagere productiviteitsgroeivoeten waardoor de impact ervan kan ingeschat worden.

De echte kritiek moet elders gegeven worden, namelijk dat de productiviteitsgroei nauwelijks relevant zou mogen zijn voor de betaalbaarheid van de pensioenen. Dat kan door het pensioen afhankelijk te maken van de productiviteitsgroei: als die hoger is dan verwacht, kan je de gepensioneerden laten delen in die hogere welvaart en omgekeerd. Net zoals dat, alvast op langere termijn, bij lonen ook het geval is. Dit principe staat gekend als de Musgrave-regel, een aanbeveling van de pensioencommissie en ruimer uitgewerkt in het Leuvens Economisch Standpunt van april van dit jaar over de pensioenhervormingen. In dat Standpunt wordt trouwens opgeroepen om na de punctuele maatregelen ook structureel te hervormen. Daar maakt De Keyzer dus een belangrijk punt, maar dan eerder ten aanzien van de federale regering.

Werkzaamheidsgraad

De kritiek van De Keyzer op de toekomstige werkzaamheidsgraad vind ik dan weer te pessimistisch. De bijgaande figuur geeft voor de periode van 2000 tot 2035 de werkzaamheidsgraad per geslacht voor twee leeftijdscategorieën, evenals de totale werkzaamheidsgraad (aangeduid met de dikke zwarte lijn). De Vergrijzingscommissie rekent met een werkzaamheidsgraad die de komende tijd blijft stijgen tot ze in 2035 73% bereikt. In 2000 stonden we op 63.5%, in 2016 op 65.5%. In dit tempo komen we er dus inderdaad niet.

tijdwerkzaamheidsgraad

Maar de figuur toont dat alvast voor de 55-plussers het voldoende is dat de historische trend van de sterk stijgende werkzaamheidsgraad voor deze leeftijdscategorie zich gewoon moet doorzetten. Er zal geen “tandje moeten bijgestoken” worden. Dat geldt overigens ook voor vrouwen onder de 55 jaar: hun werkzaamheidsgraad heb ik moeten berekenen (omdat de Vergrijzingscommissie deze niet publiceert) en wordt door mij geschat op 68,4 procent in 2016, komende van 62.6 procent in 2000 of een stijging met bijna 6 procentpunt. In 2035 zou die op 72,4 procent moeten staan, of nog een stijging van 4 procentpunt. Er is dus meer tijd voor een kleinere stijging.

Het grote probleem zit bij de mannen jonger dan 55 jaar. Daar is de werkzaamheidsgraad sinds 2000 afgenomen van net geen 81 procent tot 75,6 procent nu. Die trend moet gekeerd worden, wat inderdaad niet evident is. Maar het is niet dat de Vergrijzingscommissie een mirakel vraagt. In haar voorspelling gaat ze -als mijn berekening correct is- uit van een werkzaamheidsgraad voor deze groep van net geen 79%. Dat is 2 procentpunt ónder de werkzaamheidsgraad in 2000.

Laaggeschoolde jongere mannen

Dat lijkt allemaal doenbaar, zonder dat ik wil zeggen dat dit vanzelf zal gaan. Zo wordt de dalende werkzaamheidsgraad van jongere mannen vooral veroorzaakt door de laaggeschoolden. En mannen zullen in de toekomst nog vaker laaggeschoold zijn dan vrouwen: een studie van het Vlaamse departement Werk en Sociale Economie toont dat de 25-jarige mannen driemaal(!) meer laaggeschoold zijn dan 25-jarige vrouwen: 19,5 procent tegenover 6,5 procent. Het wordt niet evident om al die laaggeschoolde mannen aan het werk te krijgen en te houden.

Wat de werkzaamheidsgraad betreft zijn de assumpties van de Vergrijzingscommissie realistisch. De productiviteitsgroei in het basisscenario is daarentegen te optimistisch. Maar het is vooral aan de federale regering om structurele maatregelen te nemen zodat de pensioenkost onafhankelijk wordt van de moeilijk te voorspellen variaties in de productiviteitsgroei.

Deze tekst verscheen eerst als column voor De Tijd.

Een neutrale staat mag actief immigratie sturen

Sinds een aantal jaren is het integratiedebat helemaal terug. Daarbij wordt de focus gelegd op de islam en is de tweedeling voelbaar. Er lijken soms maar twee extremen te bestaan: zij die kritiek hebben op de islam zijn islamofoob en zij die kritiek hebben op de blanke meerderheid zijn moslimknuffelaars.

Om dit polariserend klimaat te bevechten heeft Patrick Loobuyck, hoogleraar moraalwetenschappen, een boek geschreven waar hij het opneemt voor de mensen die zich redelijk willen opstellen. In Samenleven met Gezond Verstand stelt hij dat het mogelijk is dat redelijke mensen, ongeacht hun diepste overtuiging, een set van waarden kunnen delen dat gebaseerd is op de gelijkwaardigheid van elke mens. Die overlappende consensus leidt tot de individuele vrijheden die door de staat moeten gegarandeerd worden, desnoods tegen de wil van de meerderheid in. De staat moet daarbij een neutrale positie innemen ten aanzien van de verschillende ideeën en levensbeschouwingen.

In onze liberale democratie, met haar individuele grondrechten, kan niet verplicht worden dat iedereen instemt met die overlappende consensus. Eén van de essentiële kenmerken in een liberale democratie is immers net dat het woord en de gedachten vrij zijn. En bijgevolg mag je in een liberale democratie ook de liberale democratie afwijzen.

Dat is dan ook de zwakke plek van onze open en tolerante maatschappij: in welke mate laten we woord, gedachte en actie toe die ons samenlevingsmodel kunnen ondermijnen? Hoe weerbaar is onze maatschappij tegenover intolerantie? Sommigen noemen het naïef te denken dat een meerderheid echt kan tegengehouden worden indien ze individuele grondrechten aan banden zou willen leggen.

Loobuyck erkent dit probleem en pleit voor een actieve staat. Om de duurzaamheid van de liberale democratie te beschermen moet de neutrale staat actief de ideeën achter de liberale democratie promoten. Neutraliteit is geen excuus voor passiviteit.

De liberale democratie promoten doe je het beste bij nieuwkomers en de grootste groep nieuwkomers zijn de kinderen die hier geboren worden. Loobuyck heeft jaren geleden al de idee gelanceerd dat alle kinderen een vak Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie (LEF) zouden moeten volgen, met daarin de fundamenten van onze samenleving uitgelegd. Het zal de verbondenheid rond een gedeelde set van waarden te stimuleren. Het is een pleidooi waar volgens mij weinig tegenin te brengen is en ik steun zijn oproep voor LEF op school dan ook volledig, en velen met mij.

Dezelfde actieve houding van de neutrale staat ten aanzien van kinderen kan ook toegepast worden op volwassen nieuwkomers. Loobuyck vindt het dan ook evident dat de overheid inburgeringscursussen aanbiedt en laakt het feit dat Vlaanderen daar pas begin jaren 2000 mee begonnen is (Franstalig België overigens nog veel later).

Die actieve, maar niet dwingende houding van de overheid is dus noodzakelijk om ervoor te zorgen dat voldoende mensen overtuigd worden van de waarden van de liberale democratie. Enkel op die manier kan de duurzaamheid van de liberale democratie gegarandeerd worden. Als je die redenering doortrekt, dan moet de overheid dat ook toepassen op de selectie van volwassen nieuwkomers. Nu wordt al vaak gepleit voor economische immigratie, namelijk een selectie van de juiste talenten voor de arbeidsmarkt. Hier kan een dimensie aan toegevoegd worden zodat de overheid ook zou selecteren op de overtuiging van de nieuwkomer ten aanzien van de waarden van de liberale democratie, zoals gelijkheid van man en vrouw, tolerantie ten aanzien van andersdenkenden en vrijheid van meningsuiting. Loobuyck levert volgens mij dan ook een goede argumentatie om de ondertekening van een nieuwkomersverklaring als selectiecriterium ernstig te nemen.

Dat is niet toegeven aan de culturele angst, die mij weinig gefundeerd lijkt, maar is ingegeven door de bezorgdheid over de duurzaamheid van de liberale democratie. Meer nog, het toelaten van overtuigde liberaal-democratische nieuwkomers zou de sociale cohesie en zo ons samenlevingsmodel versterken.

Tot slot, waar het boek te weinig op ingaat is hoe de overlappende consensus in de praktijk moet gebracht worden. Op het einde lanceert Loobuyck het principe van de redelijke accommodatie, waarbij aanpassingen aan bestaande regels aanvaard kunnen worden als de regels niet gebaseerd zijn op een ethisch principe. Maar hij werkt de gegeven voorbeelden, zoals gescheiden zwemuren of de hoofddoek bij de politie, onvoldoende uit. Terwijl dat net de grote discussiepunten zijn van vandaag. Maar hij geeft in de rest van zijn boek wel voldoende materiaal om die discussie op een redelijke manier aan te gaan.

Samenleven met Gezond Verstand, Patrick Loobuyck, uitgegeven bij Polis

Deze tekst verscheen eerst als column bij De Tijd.

België kan ruim dubbel zoveel vluchtelingen aan

Afgelopen weekend won de CDU, de partij van Bondskanselier Angela Merkel, afgetekend de verkiezingen in Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen. De verkiezingsoverwinning is niet enkel belangrijk omdat de deelstaat met bijna 18 miljoen inwoners de meest bevolkte is, maar ook omdat Schulz, Merkels rivaal voor de nationale verkiezingen in september, hier geboren is en de socialisten er normaal gezien de plak zwaaien. Een week eerder had de CDU ook al gewonnen in Schleswig-Holstein, zij het minder sterk.

De verkiezingsoverwinningen bevestigen Merkels populariteit en geven haar criticasters het nakijken. En die waren talrijk na de ‘Wir Schaffen Das’-speech die Merkel eind augustus 2015 gaf en waarmee ze stelde dat Duitsland haar morele plicht om de vele vluchtelingen op te vangen aankon. Ook Bart De Wever leverde al snel scherpe kritiek op deze koers en ging een paar maanden later nog wat verder door te zeggen dat Merkels vluchtelingenbeleid onvermijdelijk haar ondergang betekende; het zou nog slechts een kwestie van enkele weken zijn.

Maar Merkel bleef. En nu wint haar partij verkiezing na verkiezing. Ook de gevreesde overrompeling door AfD, de euro- en islamkritische partij, blijft uit. N-VA en Bart De Wever weigeren echter toe te geven dat ze het bij het verkeerde eind hadden. Meer nog, zij stellen dat het Merkel is die haar beleid bijgesteld heeft.

En dat klopt: Europa sloot, met de steun van Merkel, half maart 2016 een akkoord met Turkije zodat de grenzen konden gesloten worden voor vluchtelingen. Open grenzen kunnen inderdaad niet de oplossing zijn als er tientallen miljoenen mensen op de vlucht zijn, omdat te veel vluchtelingen op korte tijd een samenleving kunnen ontwrichten waardoor ze zich volledig kan keren tegen het opvangen van vluchtelingen. Dat is ook de redenering van Bart De Wever: door te veel vluchtelingen op te vangen, gaan mensen zich afzetten tegen immigratie. Het leidt tot de opkomst van populisten en extremisten zoals Trump, Le Pen en Wilders. Dat is nefast, omdat het verouderende Europa net immigratie nodig heeft, aldus nog De Wever in De Tijd afgelopen weekend.

Die redenering houdt steek. De vraag is dan wanneer het ‘te veel’ is. En daar hebben N-VA en De Wever zich vergist. In 2015 en 2016 heeft Duitsland in totaal 1,2 miljoen asielaanvragen verwerkt, of bijna 15.000 per miljoen inwoners. In dezelfde periode waren er in België 63.000 asielaanvragen of 5.600 per miljoen inwoners. Verhoudingsgewijs heeft Duitsland 2,7 keer meer vluchtelingen opgevangen. De verkiezingsoverwinningen van Merkel tonen aan dat dit niet ‘te veel’ is. Waarom zou dat voor België anders zijn?

tijdmerkel

Merkel heeft getoond dat een rijk, Europees land niet in een extreemrechtse kramp schiet als het op twee jaar tijd het equivalent van 1,5 à 2 procent van zijn bevolking aan vluchtelingen opvangt.

Het is belangrijk om dat te erkennen, omdat de nood om kwetsbare vluchtelingen te helpen niet weg is. Zo werd een paar weken geleden een rapport bekend dat stelde dat er in Griekse en Italiaanse vluchtelingenkampen kinderen vreselijk misbruikt worden. Er zouden 23.000 onbegeleide minderjarigen in die kampen zitten. Wouter De Vriendt, parlementslid voor Groen, schreef een open brief aan Theo Franken, staatssecretaris voor Asiel en Migratie voor N-VA, waarin hij vroeg om zo snel mogelijk 1.000 onbegeleide minderjarige vluchtelingen naar België te halen. Francken ging op deze vraag niet in en verwees onder meer naar de beperkte draagkracht van ons land.

Mij is het duidelijk dat de verkiezingsoverwinningen van Merkel aantonen dat er een veel groter draagvlak bestaat om mensen in nood te helpen dan sommige politici denken, en a fortiori als het om kinderen gaat. Hierbij steun ik dan ook de oproep van De Vriendt: haal zo snel mogelijk 1.000 onbegeleide kindvluchtelingen naar België. Wees gerust, daar is voldoende draagvlak voor.

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.