Vlaams-nationalistische statistiek: een nieuwe discipline?

Een paar dagen geleden publiceerde Dave Sinardet de resultaten van een onderzoek naar onder meer de houding van de Belgische parlementsleden ten opzichte van de staatshervorming. De conclusie van Sinardet was duidelijk: de communautaire breuklijn loopt niet langs de taalgrens. Sommige Vlaamse partijen, zoals Groen, zijn meer Belgisch gezind dan sommige Franstalige partijen, zoals MR. De echte breuklijn is ideologisch en niet geografisch, namelijk tussen de nationalistische partijen N-VA en Vlaams Belang aan de ene kant, en de rest, zijnde traditionele partijen en de groenen aan de andere kant. Dat was ook de conclusie van Bart Maddens die spreekt van de traditionele partijen (zonder onderscheid door de taalgrens) en de V-partijen (N-VA en Vlaams Belang).

Peter De Roover, politiek secretaris van de Vlaamse Volksbeweging, is echter op basis van hetzelfde onderzoek een andere mening toegedaan. Volgens hem loopt de breuklijn wel degelijk volgens de taalgrens. Hij verwijt Dave Sinardet aan ‘framing’ te doen, een zwaar verwijt aan een wetenschapper. Hij begint zijn artikel op Doorbraak als volgt:

Een studie van politicoloog Dave Sinardet kon gisteren op veel persaandacht rekenen. We moesten spontaan denken aan rapporten van psychiaters bij assisenzaken. Die bevestigen steevast wat de opdrachtgever wilde bewezen hebben. De framing van de resultaten van deze studie, mag dan ook niet verbazen.

De Roover klaagt aan dat er een rangschikking getoond wordt per partij, en dat de resultaten niet gewogen worden volgens electoraal gewicht. Volgens mij heeft hij hier wel een punt: niet zozeer dat de rangschikking per partij niet relevant is (dat is het wel), maar wel dat het óók interessant zou zijn om een electoraal gewogen gemiddelde te geven per relevante groep van partijen. Voor De Roover betekent die relevante groep enerzijds de Vlaamse en anderzijds de Franstalige partijen. Voor de electorale weging gebruikt hij de verkiezingen van 2010.

De resultaten die onderwerp van discussie zijn betreffen de vraag naar de houding van de parlementsleden ten opzichte van de staatshervorming. Alle parlementsleden van alle parlementen in België werd gevraagd een score te geven van 0 tot 10, waarbij ‘0’ staat voor “ik wil alle bevoegdheden naar de regio’s halen” en ’10’ voor “ik wil alle bevoegdheden naar België halen”. ‘5’ staat voor het status quo: “het is goed zoals het nu is”. Als de score dus onder de ‘5’ ligt, dan is de neiging eerder om (sommige) bevoegdheden naar de regio’s te halen.

De berekeningswijze van De Roover resulteert in een gemiddelde van 2,35 op 10 voor de Vlaamse partijen en 4,12 op 10 voor de Franstalige partijen. Hij besluit:

Op de as alles Belgisch (10) versus alles naar de deelstaten (0) blijkt Vlaanderen zeer ver af te wijken van francofonië. Het onderzoek van Sinardet is wel degelijk zeer interessant: het toont de kloof tussen noord en zuid in dit land loepzuiver aan, hoeveel moeite ook gedaan wordt om het te instrumentaliseren als bewijs van het tegendeel.

Met deze conclusie van De Roover zijn er volgens mij twee problemen, die ik in het citaat onderlijnd heb.

1. “blijkt Vlaanderen zeer ver af te wijken van francofonië.”

Volgens De Roover is een verschil van 1,77 (= 4,12 – 2,35) tussen de deelstaten een grote afwijking. Dat is natuurlijk subjectief, maar op een schaal van 10 kan je dit bezwaarlijk een groot verschil noemen. Gezien de grote politieke impasse van 2007 tot eind 2011 die door communautaire thema’s werd veroorzaakt had ik alvast eerder een verschil in de orde van 5 of hoger verwacht.

Uit reacties op Twitter meen ik ook te kunnen opmaken dat sommigen de data verkeerd interpreteren. Sommigen lijken te zeggen dat 4,12 bijna het dubbel is van 2,35 en dus een groot verschil. Dat is natuurlijk onzin: de schaal loopt van 0-10 dus moet het verschil vergeleken worden met 10 en niet met de scores op zich.

Om dat laatste te illustreren: stel dat de scores omgekeerd liepen, namelijk dat ’10’ wil zeggen dat je alles naar de regio’s wil halen en ‘0’ alles naar België. Dat zou betekenen dat het electoraal gewogen resultaat van De Roover 7,65 oplevert voor de Vlaamse partijen en 5,88 voor de Franstaligen. Er is nu geen spoor meer van het feit dat de Nederlandstaligen bijna dubbel zo communautair gezind zijn als de Franstaligen.

Maar dan nog zou je kunnen stellen dat de interpretatie van De Roover subjectief is en dus niet fout kan zijn: Peter De Roover mag 1,77 op 10 best een groot verschil vinden. Ik denk niet dat de meesten hiermee akkoord zouden gaan. Maar gezien het om een opinie gaat, is het niet fout. Maar het is in ieder geval niet correct om Sinardet ‘framing’ te verwijten.

2. “het toont de kloof tussen noord en zuid in dit land loepzuiver aan”

Deze stelling is wel objectief te weerleggen. Wat De Roover doet is een gemiddelde berekenen op een groep die hij definieert, namelijk Vlamingen versus Franstaligen. De vraag is of die groepsdefiniëring steek houdt. Natuurlijk houdt dat steek voor een nationalist, maar de werkelijkheid hoeft niet noodzakelijk samen te vallen met wat de nationalist graag heeft.

Ik heb de cijfers van Sinardet e.a. nader geanalyseerd (brongegevens). De grafiek hieronder geeft de verdeling van de antwoorden volgens de twee gemeenschappen, gewogen volgens het electoraal gewicht. Het electoraal gewicht wordt bepaald door het aantal parlementsleden dat elke partij heeft (dus een beetje anders dan de werkwijze van Peter De Roover die enkel de verkiezingen van 2010 beschouwt). Mijn werkwijze is als volgt: op basis van de procentuele verdeling van de antwoorden per partij die ik in tabel 3 vind van het artikel Sinardet gecombineerd met tabel 1 kan ik de absolute aantallen berekenen. Ik gebruik niet het aantal respondenten maar wel het aantal parlementsleden.

houdingVLFR

Brongegevens + eigen berekeningen (xls)

Uit de figuur blijkt dat er voor de Franstalige partijen (rode lijn) een duidelijke piek is rond score 3-4-5. Voor de Vlaamse partijen is dit niet het geval: er is een piek rond 0 en een kleinere piek rond 3. Er is dus veel meer spreiding in de antwoorden van de Vlaamse partijen, ook als je dat electoraal weegt. De Vlaamse partijen zijn dus alles behalve een monolithisch blok.

Dat kan ook kwantitatief aangetoond worden, door de spreiding te berekenen. De onderstaande tabel geeft het gemiddelde en de variantie (voor de berekeningswijze, zie de excel).

gemiddelde spreiding (var)
VL 2,49 4,93
FR 4,41 2,68
verschil 1,91 2,24

Uit deze tabel blijkt dat het verschil tussen de gemiddelde waarden 1,91 is (iets groter dan de waarde van De Roover; ik gebruik andere electorale gewichten). Wat echter opvalt is de grotere spreiding onder de Vlaamse partijen: 4,93 ten opzichte van 2,68, wat al duidelijk te zien is in de bovenstaande figuur.

Als we de zogenaamde V-partijen apart beschouwen (in dit onderzoek is dat N-VA en Vlaamse Belang), dan geeft dit de volgende grafiek.

houdingTradV

Brongegevens + eigen berekeningen (xls)

Nu blijkt duidelijk van waar de piek rond ‘0’ komt uit de vorige figuur: die wordt bijna uitsluitend veroorzaakt door Vlaams Belang en N-VA (groene lijn). De rest van de Vlaamse partijen (blauwe lijn) lijken plots zeer sterk op de Franstalige partijen (rode lijn). En wat betreft het communautaire kan men wel spreken van een monolithisch blok van de V-partijen. Dat is dan weer niet het geval voor de rest van de Vlaamse partijen, maar evenmin voor de Franstalige partijen (samenstelling van de Franstalige partijen is ongewijzigd ten opzichte van de vorige figuur).

Het gemiddelde en de spreiding zijn nu de volgende:

gemiddelde spreiding (var)
tradVL+groen 3,81 2,94
tradFR+ecolo+FDF 4,41 2,68
V-partijen (VB+N-VA) 0,26 0,38
verschil tradVL-tradFR 0,60 -0,25
verschil tradVL-V-partijen 3,55 2,56

Het gemiddelde van de V-partijen is 0,26, tegenover de rest van de Vlaamse partijen 3,81. Een verschil van 3,55. Het verschil tussen de rest van de Vlaamse partijen en de Franstalige partijen is echter slechts 0,60. Het is ook duidelijk dat er weinig spreiding is tussen de houding van de parlementsleden van de V-partijen: de spreiding is 0,38. De spreiding onder de rest van de Vlaamse partijen is 2,94, gelijkaardig aan de spreiding van de Franstalige partijen (2,68).

De breuklijn loopt dus loepzuiver tussen de V-partijen aan de ene kant en de rest van de Belgische partijen aan de andere kant, precies zoals Sinardet en Maddens beschrijven.

De Roover interpreteert de cijfers verkeerd. De breuklijn is niet geografisch, maar ideologisch. Het meest optimistische scenario is dat De Roover slordig geweest is; mensen met een slechter karakter zouden het ideologische blindheid noemen.

Ps: vlak voor publicatie van deze blogpost heb ik aan Peter De Roover via Twitter gevraagd of hij nog achter zijn tekst stond. Dat was het geval. De Twitter-conversatie leest u hier.

Leave a Reply

Your email will not be published. Name and Email fields are required.