Al meer dan vijf jaar bevindt de wereldeconomie zich in een crisis. Het begon nog vrij onschuldig in de zomer van 2007 met een credit crunch in de financiële sector. Dat werd wat erger in de loop van 2008, maar in september van dat jaar werd door het bankroet van Lehman Brothers een ware ravage aangericht op de financiële markten. Daardoor sloeg de financiële crisis over op de reële economie met een grote wereldwijde economische recessie in 2009. In 2010 kwamen verschillende overheden, vooral in de eurozone, in de problemen, omdat ze hun bankensector moesten redden en sindsdien sukkelen we verder. Daarbovenop komt nog eens de vergrijzing die de overheidsfinanciën verder onder druk zet.
Over die drie crises, van banken, de eurozone en de vergrijzing, schreven Koen Schoors en Gert Peersman het boek ‘De Pefecte Storm’. De auteurs zijn beiden professor Economie aan de universiteit van Gent. Ze trachten op eenvoudige manier te verklaren wat de oorzaken zijn (het zijn er veel) en hoe de verschillende overheden en centrale banken hebben gereageerd.
Banken
Wat de bankencrisis betreft, vermelden de auteurs de gekende oorzaken zoals onder meer de deregulering en het falende toezicht, de rommelkredieten, de rol van de kredietbeoordelaars en de lage rente. Mijns inziens wordt bij deze opsomming twee zaken onderbelicht, ook door Peersman en Schoors. Ten eerste de rol van de kredietbeoordelaars. Deze instellingen zeggen hoe veilig een financieel product is. Zij hebben duidelijk gefaald: de rommelkredieten werden immers door deze instellingen veilig bevonden. Dat bleek achteraf totaal fout te zijn. Erger is dat hun beoordeling zeer waarschijnlijk positief gekleurd werd door een belangenconflict: immers, de kredietbeoordelaars werden door de bedrijven betaald om advies te geven over hoe men financiële producten moest structureren om een zo goed mogelijke beoordeling te krijgen… waarna diezelfde kredietbeoordelaars die producten moesten beoordelen. Het is exact hetzelfde belangenconflict dat in 20041 het faillissement van Enron, een Amerikaanse frauderende energiegigant, mogelijk gemaakt heeft: hier waren het de audit-bedrijven die de boekhouding moesten goedkeuren, maar tegelijkertijd door hetzelfde bedrijf werden ingehuurd als consultant. Als remedie heeft men toen de audit en consultancy opgesplitst (en één van de Big Five, de vijf grote consultancy firma’s, ging failliet). Dat is nog niet gebeurd bij de kredietbeoordelaars.
Een tweede onderbelicht punt is dat grote banken niet bankroet kúnnen gaan. Ze waren én zijn nog steedstoo-big-to-fail. Dat wordt uiteraard wel vermeld door de auteurs, maar volgens mij is het één van de belangrijkste fouten in ons systeem die nog steeds niet opgelost is. Een essentieel kenmerk van de vrije markt is immers dat verkeerd beheerde bedrijven bankroet gaan en dat de goed beheerde bedrijven het marktaandeel overnemen. Dat is een evolutief proces dat ertoe leidt dat de slechte bedrijven verdwijnen en de goede, performante bedrijven overblijven. De aandeelhouders van de slecht beheerde bedrijven spelen bovendien hun geld kwijt, wat een voldoende prikkel moet zijn om goede managers te kiezen voor het bedrijf. Niets daarvan in de wereld van de topbanken. Ondanks het overduidelijke slechte beheer bij de banken, ging enkel Lehman Brothers failliet. Meer nog, de crisis die het bankroet van Lehman Brothers veroorzaakte leerde vooral dat de overheden het geen tweede keer zouden aandurven om een grote bank failliet te laten gaan. Dat betekent echter dat het o zo belangrijke selectiemechanisme dat inherent is aan de vrije markt niet kan werken. En dat is meer dan zomaar een oorzaak: het is essentieel. Christine Lagarde, topvrouw van het IMF, zei het dan ook recent: The bottom line is that we have yet to fix ‘too-big-to-fail’.
Euro
Wat de eurocrisis betreft, wijzen de auteurs op de constructiefouten van de eurozone: een muntunie die gevormd wordt door landen waarvan de economieën onvoldoende goed op elkaar gelijken waardoor één enkel monetair beleid altijd voor bepaalde landen te streng en voor andere lande te laks zal zijn. Bovendien is er geen fiscale unie en is er een lage arbeidsmobiliteit. Dat zijn dan ook meteen belangrijke voorwaarden voor een goede werking van eurozone.
Waar de auteurs echter te gemakkelijk meegaan in het heersende verhaal is dat de eurocrisis veroorzaakt werd door overdreven overheidsconsumptie. Dat klopt niet. Martin Wolf, de bekende columnist van de Financial Times, schreef al in december 2011 dat de oorzaak eerder ligt bij onevenwichten op de lopende rekening: de periferie voerde veel meer in dan ze exporteerde. Het gaat dus eigenlijk om het monetair beleid van de Europese Centrale Bank dat te laks was voor de periferie en te streng voor de kernlanden, waardoor het geld zeer vlotjes zijn weg vond van de kern naar die periferie, om daar, zeker in Spanje, bijvoorbeeld tot een zeepbel in de bouwsector te leiden. De ontsporing van de overheidsbegrotingen is er pas gekomen doordat de bankensector in de problemen kwam (Griekenland is een geval apart).
Het hoofdstuk over hoe de centrale banken gereageerd hebben, en meer specifiek de ECB, vind ik persoonlijk het boeiendst. Het is ingewikkelde materie die ik nog steeds niet volledig denk te begrijpen, maar het wordt heel goed en eenvoudig uitgelegd. De auteurs behandelen onder meer de onafhankelijke rol van de centrale bank, de werking van de conventionele maatregelen, maar ook de meer ingewikkelde onconventionele maatregelen. Voor een goed begrip van de werking van een centrale bank is het hoofdstuk verplichte lectuur. Nergens heb ik een dergelijk toegankelijke uitleg al kunnen lezen.
Het oordeel van de auteurs over wat de centrale banken hebben gepresteerd is overigens positief. Zo schrijven ze: “Het kan niet genoeg benadrukt worden dat de nooit gezien interventies van de centrale banken het financiële systeem van de totale ondergang hebben gered.” Het is aan de centrale banken te danken dat we niet in dezelfde miserie terecht gekomen zijn als in de jaren ‘30.
Vergrijzing
Het laatste, kortere deel gaat over de vergrijzing. De auteurs beginnen met de vaststelling dat België de voorbije crisisjaren al bij al goed doorstaan heeft. Daarna vervallen de auteurs echter in dezelfde mantra als wat nu gebruikelijk is in de Vlaamse publieke opinie: de Belgische overheden lijden volgens de auteurs aan “consumptiedrift”. Het is zeker zo dat de Belgische overheidsuitgaven de laatste jaren sterk gestegen zijn. De vraag is of dit niet normaal is in een recessie en in welke mate België daarin verschilt van haar buurlanden of van de Scandinavische landen. Als je die oefening maakt blijkt België in de middenmoot te zitten. En bovendien kan men zich de vraag stellen of het niveau van de overheidsuitgaven op zich wel betekenis heeft (ik denk het niet). Ook de steeds maar pessimistische toon over de toekomst van de huidige generatie is misplaatst. De jongeren van vandaag zullen het zeer waarschijnlijk beter hebben dan hun ouders, ook na de gestegen herverdeling om de babyboomers een degelijk pensioen en gezondheidszorg te kunnen geven. Alle economen weten dit.
Maar dat betekent niet dat er geen problemen zijn voor de toekomst. Er moeten wel degelijk hervormingen komen, zeker in België, want wij hebben echt een probleem in onze arbeidsmarkt, vooral aan het einde van de loopbaan. De auteurs tonen aan dat we in België veel sneller stoppen met werken dan elders. Ze stellen een aantal hervormingen voor, zoals een verschuiving van belastingen op arbeid naar consumptie. Het is dit brede onderwerp van de vergrijzing en hoe ze te financieren dat ongetwijfeld de komende jaren centraal zal staan in het publieke debat. Daarom had het hoofdstuk over deze problematie wat mij betreft gerust wat meer uitgebreid mogen zijn. Misschien is dat iets voor een volgend boek.
Boekbespreking door Andreas Tirez
De Perfecte Storm, Koen Schoors en Gert Peersman, Borgerhoff&Lamberigts, 2012
Deze boekbespreking verscheen eerst in de nieuwsbrief van Liberales.