Professor Toon Braeckman is filosoof en verbonden aan de KULeuven. Hij doceert onder andere hedendaagse wijsbegeerte en politieke filosofie. Zoals alle filosofen is ook professor Braeckman een kritisch waarnemer van de maatschappij. Liberales wou het met hem hebben over de vrije markt, een economisch vehikel dat door liberalen door dik en dun verdedigd wordt. Toch krijgt dit concept veel kritiek en niet alleen vanuit extreemlinkse hoek, maar ook bij meer gematigde, weldenkende mensen.
De vrije markt is een frequent gebruikt begrip, maar van waar komt de term eigenlijk?
Toon Braeckman: Ten eerste wil ik opmerken dat het begrip ‘vrij’ in de term vrije markt geen neutraal, beschrijvend begrip is, maar een ideologisch begrip geworden is. Als je bijvoorbeeld positief spreekt over de vrije markt, dan word je al onmiddellijk als een liberaal bestempeld, terwijl liberalisme veel meer inhoudt dan enkel een voorstander zijn van de vrije markt. En omgekeerd kan je ook tot andere ideologische strekkingen behoren dan het liberalisme en toch de vrije markt steunen. In de oorspronkelijke betekenis van de Griekse oudheid was de ‘agora’, Grieks voor markt, de plaats waar vrije burgers ideeën konden uitwisselen. Het betekende dus eerder een publieke ruimte waar mensen met elkaar konden praten. Nu is de vrije markt verworden tot een louter economische betekenis en geldt het als het vehikel waar op een optimale manier goederen en diensten kunnen uitgewisseld worden. De link met het vrij uitwisselen van ideeën is ondergeschikt geworden.
Het vrij uitwisselen van ideeën is misschien ondergeschikt geworden aan het begrip ‘vrije markt’, maar daarmee is het vrij uitwisselen van ideeën op zich toch niet onderdrukt?
Toon Braeckman: Nee, maar de economie is bij ons de motor geworden van de maatschappij. Het is alles overheersend geworden, waardoor vele aspecten van onze maatschappij die vroeger niet onderhevig waren aan een economische logica, dat nu plots wel zijn. En aangezien bij ons economie bijna synoniem is voor vrije markt, is het vrijemarktdenken dominant geworden in onze maatschappij. Politici, bijvoorbeeld, zijn meer en meer bezig met marktaandelen, marktleiderschap, marktsegmenten en dergelijke, terwijl het eigenlijk over ideeën zou moeten gaan.
Maar als aspecten onderhevig geworden zijn aan de principes van de vrije markt, dan kan dat toch gewoon te wijten zijn aan de aard van het beestje. Daar moet toch geen complot achter gezocht worden zoals sommige critici doen?
Toon Braeckman: Ik wil helemaal niet spreken over een complot. Ik beschrijf gewoon een aantal zaken die gebeuren en die ik niet altijd even positief vind, ook al zijn ze de aard van het beestje. Trouwens, de dominantie van het vrijemarktdenken dringt ook binnen in sectoren die daar volgens mij helemaal niet voor gemaakt en waar dat eigenlijk tégen de aard van het beestje ingaat. Een voorbeeld dat ik goed ken is de universitaire wereld. Onder impuls van de vorige rector van de KULeuven is het vrijemarktdenken ook binnengedrongen in het wetenschappelijke onderzoek. In dit nieuwe bestuurlijke model moet de universiteit zoveel mogelijk beheerd worden als een onderneming. Dat betekent dat alle onderzoekers moeten excelleren. Dat al dan niet excelleren wordt gemeten aan de hand van het aantal publicaties dat een onderzoeker heeft in gereputeerde, veelal internationale, vakbladen. Er moet zoveel mogelijk kennis geproduceerd worden en de onderzoeker moet dus op zoek gaan naar geld om onderzoek te financieren. Dat geld is makkelijker te vinden in commercieel interessante domeinen. En dan vraag ik me af: is dat het doel van een universiteit? Zoveel mogelijk commercieel interessante kennisproductie? Dat betekent dan wel dat een jonge onderzoeker, die nog alles te bewijzen heeft, zijn tijd niet gaat verspillen door zich te mengen in het maatschappelijke debat of door populariserende boeken te schrijven. Dat brengt immers niets op voor zijn wetenschappelijke marktwaarde. Ik vind dat een verkeerde evolutie.
Maar op deze manier is het wel afgelopen met die luie onderzoeker die op kosten van de belastingbetaler er de kantjes vanaf loopt. Met andere woorden, zorgt het vrijemarktdenken hier ook niet voor meer efficiëntie?
Toon Braeckman: Als je over efficiëntie spreekt, moet je je onmiddellijk de vraag stellen wat het doel is dat efficiënt bereikt moet worden. Als het doel zoveel mogelijk internationaal te meten kennisproductie is, dan is dit model inderdaad te verkiezen. Maar als je wilt dat onderzoekers maatschappelijk relevante kennis produceert, die niet altijd een directe commerciële waarde heeft, dan is dat volgens mij niet het geval. Efficiëntie hangt dus af van het doel dat je stelt. Daarbij komt nog dat het een illusie is om te denken dat een systeem bepaald gedrag zomaar kan corrigeren. Om op je luie onderzoeker terug te komen: wees gerust, die zal er wel iets op vinden. Als indicatoren en te behalen normen belangrijk worden, dan gaan mensen zich gewoon richten op die indicatoren en normen en niet meer op het werk zelf.
Misschien is het vrijemarktdenken minder geschikt voor een universiteit, maar als het doel welvaartscreatie is, dan is het toch het beste concept dat we kennen?
Toon Braeckman: De vrije markt is inderdaad een uitstekend concept om efficiënt te produceren, maar dat gaat vaak ten koste van andere dingen. De toename van het BNP gaat ten koste van een bijna onleefbare zelfdiscipline voor een groot deel van de bevolking. Ik bedoel daarmee dat een groot deel van de mensen zich willens nillens in de ratrace stort waarbij alles in dienst van de productie van de welvaart staat. De vrije markt floreert en produceert efficiënt omdat ze weinig consideratie heeft met andere noden en waarden en dat geeft een uitkomst die lager is dan een zero-sum game. In het verleden was dat bijvoorbeeld de sociale uitbuiting – we kennen allemaal het verhaal van priester Daens -, nu is dat de ecologische uitbuiting.
Economen spreken van marktimperfecties. De ecologische kosten, bijvoorbeeld, moeten dan geïnternaliseerd worden om die imperfecties op te lossen. Daarom ook de nadruk op duurzame ontwikkeling door onder meer de Europese Commissie, toch één van de voorvechters van de vrije markt.
Toon Braeckman: Maar dat is net wat ik bedoel: de vrije markt gaat die marktimperfecties of die kosten niet zelf internaliseren. De sociale uitbuiting van de vorige eeuw is in onze contreien niet door de vrije markt zelf bestreden, maar door de sociale bewegingen. En vandaag zijn het nieuwe sociale bewegingen die de ecologische uitbuiting bestrijden. Als je de vrije markt onbeteugeld zou laten, dan zou er van onze leefmilieu niet veel overblijven en zouden we ons samen met de vrije markt te pletter lopen. Het is dus de Europese Commissie, een overheidsinstantie, die regels oplegt waaraan de nationale economieën zich moeten houden. De beteugeling van de vrije markt is dus nodig en ontstaat niet vanuit de vrije markt zelf. Als er door die beteugeling van de markt dan welvaart ontstaat, échte welvaart die ook rekening houdt met andere dan materiële waarden, dan is dat dankzij de vormgeving van de markt en niet dankzij de vrije markt zélf. Zo kom ik ook terug bij mijn opmerking bij het begin van het gesprek: het is een ideologisch discours om te zeggen dat het de vrije markt is die welvaart creëert, terwijl het net de vormgeving en de beteugeling is van die vrije markt dat de welvaart creëert. Een ander probleem met de vrije markt is asymmetrische informatie. Zoals al gezegd is iedereen ironisch genoeg verplicht om zich op de vrije markt te begeven. Een goede werking van de vrije markt veronderstelt daarbij dat iedereen in staat zou moeten zijn om de juiste keuzes te maken. Maar dat veronderstelt dat iedereen voldoende en gelijke informatie heeft en dat er een level playing field is, maar dat is compleet utopisch.
De marktimperfectie van de asymmetrische informatie probeert men toch ook op te lossen? Kijk bijvoorbeeld naar de tweedehandsmarkt van auto’s, waar men beroep doet op reputatie om problemen van asymmetrische informatie op te lossen.
Toon Braeckman: Inderdaad, de vrije markt voor tweedehandse auto’s lost dat probleem op door… gebruik te maken van een sociale categorie bij uitstek, namelijk vertrouwen en niet door gebruik te maken van een economisch concept. En dat is al zo oud als de straat. Toen de Duitse socioloog Max Weber in 1904 naar de VS ging, had hij het vooroordeel dat alle Amerikanen individualisten waren. Dat was wel tot op zekere hoogte zo, maar groot was zijn verbazing toen hij merkte dat ze wel allemaal lid waren van één of andere kerk. Dat lidmaatschap werkte blijkbaar als een soort sociaal label waardoor handelstransacties vlotter gingen als je tot deze of gene kerk behoorde. Het probleem van de asymmetrische informatie zorgt er ook voor dat kansarmen die op de vrije markt moeten treden hun kansen nog verminderd zien, juist doordat ze minder informatie hebben dan anderen. Dat zie je ook in het hoger onderwijs: jongeren die een allochtone culturele achtergrond hebben, missen een koppeling met ons hoger onderwijs, dat nog altijd erg gericht is op de autochtone, Vlaamse student.
Wijst u dan uiteindelijk de vrije markt af?
Toon Braeckman: Het kan zijn dat sommigen zullen oordelen dat ik met mijn kritiek de vrije markt afwijs. En misschien doe ik dat impliciet wel. Ik wil dat echter niet expliciet over uitspreken. Het enige wat ik betracht is kritiek te geven op een concept dat in onze maatschappij op vele gebieden aanwezig is en dat zeker geen perfect concept is.
Interview door Andreas Tirez
Dit interview verscheen eerst bij Liberales.