De onderhandelaars voor een federale regering zijn sinds korte tijd bezig met het sociaal-economische luik. Het voornaamste doel lijkt genoeg miljarden te vinden om het begrotingstekort te beperken. Voor volgend jaar gaat dit al om 10 miljard euro of grofweg 1000 euro per Belg. Dat zijn enorme uitdagingen die de ideologische tegenstellingen op scherp zetten. Economisch ‘rechts’ legt de nadruk op meer besparingen, terwijl economisch ‘links’ meer nadruk legt op meer belastingen, met onder meer een belasting op vermogens boven 1,25 miljoen euro. De rijken, zeg maar.
Als je een belasting wilt instellen op grote vermogens, is het belangrijk te weten hoe die vermogens tot stand gekomen zijn. Een belasting op een vermogen dat je in de schoot gevallen is, is rechtvaardiger dan wanneer dat vermogen door hard werk en spaarzaam leven vergaard is. Met andere woorden, het is belangrijk te weten hoe rijken rijk geworden zijn.
De Canadese schrijver Malcolm Gladwell stelt deze vraag centraal in zijn uitstekende boekUitblinkers. Hij komt tot de weinig verrassende conclusie dat er drie voorwaarden zijn: talent, kansen en oefening. Talent is wat moeder natuur je meegegeven heeft, kansen worden door je omgeving geboden. Enkel oefening heb je zelf in de hand. En met oefening bedoelt hij véél oefening: 10.000 uren of 3 uur per dag gedurende 10 jaar.
Dit betekent dat uitzonderlijk succes ook op zijn minst gedeeltelijk verdiend is: iemand met succes heeft er over het algemeen ook hard voor moeten werken. Succes heeft dus een duidelijk meritocratisch karakter. Anderzijds is een gedeelte van het succes tegelijkertijd ook niet verdiend: iemand met succes heeft onmiskenbaar talent en kansen gekregen die de persoon in kwestie in de schoot gevallen zijn. Meer nog, talent kan pas ontplooid worden binnen een maatschappelijk kader dat dit mogelijk maakt en er kansen voor geeft.
Self-made bestaat niet
De self-made man in absolute termen bestaat dus niet. Een ondernemer, bijvoorbeeld, heeft een kader nodig waarin een contract afdwingbaar is, zijnde een rechtstaat. De mate waarin iemand ‘zichzelf gemaakt’ heeft is dan ook steeds relatief ten opzichte van andere personen. De zogenaamde self-made man heeft niet alleen veel te danken aan zichzelf, maar ook aan de maatschappij waarin hij leeft. Dat is ook de positie van Warren Buffet, een steenrijke en wereldberoemde Amerikaanse belegger. Buffet erkent volledig dat zijn kwaliteit als belegger enkel in een maatschappij als de VS volledig tot ontplooiing kan komen. Hij is die maatschappij dan ook erkentelijk en kondigde aan dat hij 99% van zijn fortuin zou schenken aan de Bill & Melinda Gates Foundation, het filantropisch vehikel van Bill Gates.
Dat betekent dat er ook een rechtvaardige grond is om de gevolgen van uitzonderlijk succes (een groot vermogen) gedeeltelijk terug te vorderen door de maatschappij, zeg maar te belasten. Het is immers de maatschappij die de randvoorwaarden gecreëerd heeft die het succes mogelijk maakt. Zonder dat publiek kader zou het succes er niet zijn, of niet in die mate. Het belasten van dat succes is dan geen diefstal, maar een rechtvaardig opeisen van een deel van het succes.
Dit is echter enkel een kwalitatieve rechtvaardiging. Hoe hoog deze belasting dan wel mag zijn en in welke mate rijkeren procentueel meer moeten betalen (de progressiviteit van de belastingen) is een andere zaak. Zoals hierboven gezegd, je wordt over het algemeen maar rijk als je er hard voor werkt. Als je de rijken dan te veel zou belasten, dan neem je de prikkel weg om nog hard te werken, omdat er simpelweg te veel van je rijkdom wordt afgeroomd.
De filosoof John Rawls heeft hier een antwoord op gegeven. Hij stelde dat de maatschappij zodanig moet georganiseerd worden dat de positie van de minstbedeelden het minst slecht is. Dat betekent niet dat er geen inkomensongelijkheid mag zijn, maar die ongelijkheid moet dan wel ten goede komen aan de minstbedeelden. Zo mag een chirurg best een pak meer dan gemiddeld verdienen, want dat zorgt ervoor dat de beste studenten aangetrokken tot het beroep. En dat komt ons allemaal ten goede, ook de minstbedeelden. Ook de succesvolle ondernemer moet voldoende vruchten van zijn arbeid kunnen plukken, want hij heeft hard gewerkt en risico genomen, en brengt innovatieve producten op de markt die het leven van ons allemaal beter maken (anders was de ondernemer niet succesvol).
Sporten op de ladder
De belastingen op de rijken mogen dus niet te hoog zijn, omdat er anders te weinig prikkels zijn om hard te werken en vooruit te komen. Maar er is ook een ander effect: als de inkomensongelijkheid te hoog wordt, dan blijkt dit nadelig te zijn voor hen die onderaan de ladder zitten, omdat de kloof tussen rijk en arm te groot wordt. Deze mensen blijken dan te veel drempels te ondervinden om nog vooruit te kunnen komen. De sociale mobiliteit, de mobiliteit op de socio-economische ladder, wordt dan lager. De prikkel om hard te werken en veel te verdienen is er wel, maar de sporten op de ladder zijn te wijd uit elkaar om de ladder nog op te klimmen.
Dat is bijvoorbeeld het geval in de VS: een kind dat behoort tot de 20% armsten heeft 40% kans om later bij de 20% armsten te blijven, en maar 8% kans om in de top 20% te geraken. In Denemarken, met een lagere inkomensongelijkheid, is de kans maar 25% om bij de armsten te blijven, en 14% om bij de top 20% te geraken (zie Paul De Grauwe op VoxEU.org).
Een correcte inkomensongelijkheid ligt dus in het midden: te weinig inkomensongelijkheid geeft niet genoeg prikkels om hard te werken, maar teveel inkomensongelijkheid zorgt voor te hoge drempels voor de minderbedeelden om vooruit te kunnen komen. De twee mechanismen zijn tegengesteld en werken tegelijkertijd. Om te weten welk mechanisme doorweegt, moet de werkelijkheid onderzocht worden. In haar rapport Going for Growthuit 2010 heeft de OESO een dergelijk onderzoek gedaan voor de ontwikkelde landen en daaruit blijkt dat de sociale mobiliteit groter is naarmate de inkomensongelijkheid kleiner is. Met andere woorden, in landen met een grote inkomensongelijkheid zou de kloof tussen arm en rijk te groot zijn opdat mensen kunnen opklimmen, ondanks de sterke prikkel om rijk te worden.
In die landen, onder meer de VS en UK, zou een hogere belasting voor de rijken de mensen uit de lagere klassen meer kansen kunnen geven om op te klimmen, wat die belasting rechtvaardig maakt. Voor België is deze conclusie moeilijker, omdat onze inkomensongelijkheid al laag ligt. Opmerkelijk is dat de sociale mobiliteit echter niet navenant hoog is. Landen zoals Finland en Oostenrijk hebben dezelfde inkomensongelijkheid als België, maar een veel hogere sociale mobiliteit. Vermoedelijk wordt de lage sociale mobiliteit in België dus niet veroorzaakt door het niveau van de inkomensongelijkheid, maar zijn er andere factoren die meespelen.
Rijk met 1,25 miljoen?
Het is dus niet zo simpel om te stellen dat deze crisis rechtvaardig kan opgelost worden door de rijken meer te belasten. In de VS en de UK zeer waarschijnlijk wel. In België ligt de inkomensongelijkheid al vrij laag en deze nog willen verlagen zal waarschijnlijk niet tot een rechtvaardiger maatschappij leiden. Tenzij het om een belasting op de ‘superrijken’ gaat, omdat dan het ‘supervermogen’ meer veroorzaakt is door geluk en kansen dan door hard werk.
Maar ben je met een vermogen van 1,25 miljoen euro ‘superrijk’? Het leidt geen twijfel dat dat veel geld is. Maar de ene rijke is de andere niet: iemand met 1,25 miljoen euro op de bank kan armer zijn dan iemand zonder geld. Een koppel topambtenaren die zeer hard gewerkt hebben en op hun 65 jaar beiden een topfunctie hebben, hebben samen recht op een pensioen van ruim 6000 euro netto per maand. Een koppel succesvol en hardwerkende zelfstandigen die op pensioen gaan krijgen ongeveer 1000 euro pensioen.
Als de zelfstandigen dezelfde levensstijl willen aanhouden als de ambtenaren, dan is een vermogen van 1,25 miljoen euro opgesoupeerd tegen dat ze 82 jaar zijn, terwijl de levensverwachting op 65 bijna 84 jaar is. Worden ze 90 jaar dan hebben ze 2 miljoen euro nodig, voor 100 jaar 3,2 miljoen. En dan houden we nog geen rekening met het feit dat de ambtenaren ongetwijfeld ook gespaard hebben, noch met het feit dat de zelfstandigen meer risico genomen hebben dan de ambtenaren. Zo gesteld kan een vermogensbelasting vanaf 1,25 miljoen euro onrechtvaardig zijn. Dat kan opgelost worden door de definitie van vermogen breder te nemen, of door de drempel van 1,25 miljoen euro te verhogen.