Bij het regeerakkoord was er veel aandacht voor de begroting. Dat is onterecht. Veel belangrijker zijn de langetermijnhervormingen die onze dierbare welvaartsstaat financieel duurzaam moeten maken. En op dit vlak zet Di Rupo I een aantal belangrijke stappen, niet in het minst wat betreft de hervorming van de pensioenen. Vincent Van Quickenborne, de liberale minister van Pensioenen, heeft alvast een vliegende start genomen en een groot deel van de pensioenhervorming wordt wellicht nog dit jaar goedgekeurd. Dat is meteen ook het enige goede nieuws in deze column.
Op economisch vlak staan we immers voor stormweer en we peddelen naarstig naar onze afgrond, zonder dat de Belgische regering hier veel aan kan doen. Dat is geen boeiende materie, maar het zal onze toekomst sterk bepalen. En nu iedereen vertrouwd is met concepten als credit ratings en spreads, mag het ook wel eens gaan over nominale en reële lonen en buitenlandse handel. Hey, these are financial times, of je het nu graag wilt of niet.
Ideologie begint waar kennis stopt
In Italië en Griekenland zijn er technocratische regeringen aan de macht en de Europese Centrale Bank, een belangrijke actor in de eurocrisis, bestaat evenmin uit verkozen politici maar uit technocraten. De term technocratie wijst op de afwezigheid van ideologie. Je kan in een democratie dus enkel de macht in handen van technocraten leggen als er geen ideologische keuzes meer te maken zijn. En dat lijkt meer en meer het geval te zijn voor de nationale regeringen die lid zijn van de eurozone.
Er moet geen keuze meer gemaakt worden over de marsrichting: op de Europese top begin december is nog eens bevestigd door Merkel en Sarkozy dat alle overheden zo snel mogelijk hun begrotingstekorten moeten verminderen en op termijn mag dit zelfs niet boven de 0,5% uitkomen. Enkel op die manier kan het vertrouwen hersteld worden zodat de economie terug kan groeien, zo is de uitleg.
Door te stellen dat de keuze overduidelijk is en er dus maar één weg te gaan is, lijkt een technocratische aanpak aangewezen. Maar die consensus is er helemaal niet. Dat zou ook zeer verbazend zijn, aangezien het hier om een economische kwestie gaat, en het gezegde “twee economen, drie meningen” heeft een grond van waarheid. Economie is immers een sociale wetenschap, wat betekent dat het voorwerp van onderzoek mensen zijn en hun complexe relaties onderling.
Onze kennis en rekenkracht kunnen die complexiteit onmogelijk aan en dus moet die complexiteit gevat worden via vereenvoudigingen. Dat impliceert echter assumpties over welke vereenvoudigingen kunnen doorgevoerd worden en welke niet. En die assumpties worden bepaald door je mens- en wereldbeeld, zijnde je ideologie. Met andere woorden, omdat onze kennis nooit alle complexiteit kan vatten, blijft er ruimte voor verschillende ideologische opvattingen. Er is immers vaak geen sluitend bewijs voor de keuze van de assumpties, en ideologie moet het gat dan maar opvullen.
Kortom: de ideologie begint, waar de kennis stopt. En we hebben dringend een ideologisch debat nodig onder economen. Daarmee bevind ik me op dezelfde lijn als Peter Mertens van de PvdA die hetzelfde stelt in een interview dit weekend in De Standaard. Dat ik als liberaal wellicht andere standpunten zal innemen in dit debat mag duidelijk zijn, maar we zijn er dus beiden van overtuigd dát er een debat moet zijn. Hieronder probeer ik alvast twee punten bloot te leggen waar er tegenstrijdige visies onder economen bestaan die gebaseerd zijn op verschillende overtuigingen (of ideologie).
Tegenstrijdige visies
Bij de ECB en Merkozy is de assumptie dat als de nationale begrotingen op orde gezet worden, de bedrijven en gezinnen de toekomst terug met vertrouwen tegemoet zullen treden. En dat vertrouwen is erg belangrijk voor de economische groei: als je als investeerder denkt dat het economisch slecht gaat, doordat bijvoorbeeld de begrotingen gaan ontsporen, dan denk je tweemaal na vooraleer je fors gaat investeren en stel je bepaalde beslissingen uit.
Hetzelfde voor de gezinnen: als je vreest voor je job, dan zal je misschien de aankoop van een nieuwe wagen of die skivakantie naar volgend jaar uitstellen. En als alle actoren dat vertrouwen missen, dan zitten we binnen de kortste keren in een recessie. Dus is het zaak om de economische actoren gerust te stellen en dat kan enkel door ervoor te zorgen dat de overheidsbegrotingen niet zullen ontsporen. En dat is dan ook beslist op de Europese top van begin december.
Martin Wolf, de invloedrijke columnist bij de Financial Times, is een andere mening toegedaan. Hij sprak over de Europese top van “een rampzalige mislukking om de euro te redden”. Volgens hem is de euro niet in crisis doordat verschillende landen van de eurozone in het verleden hun begroting niet op orde hadden. Meer nog, landen als Spanje en Ierland hadden een betere begrotingsdiscipline en een lagere overheidsschuld dan het grote voorbeeld Duitsland.
Het probleem volgens Wolf zijn de grote verschillen wat betreft de buitenlandse handel. De perifere landen zoals Ierland, Spanje, Portugal en Griekenland hebben een negatieve buitenlandse handel (meer import dan export), terwijl de kernlanden zoals Duitsland, Nederland en ja, ook België een positieve saldo hebben. Ten gevolge van de financiële crisis zijn die verschillen onhoudbaar binnen de eurozone, dus moeten deze weggewerkt worden.
De beste manier is om de zwakke concurrentiekracht van de periferie te verbeteren: de reële lonen in landen zoals Spanje en Italië moeten lager worden ten opzichte van de kernlanden, zodat deze landen relatief goedkoper kunnen produceren, waardoor ze meer zullen exporteren naar de kernlanden. Dat zorgt ervoor dat de handelsbalans in evenwicht komt. Dus de remedie is simpel: verlaag gewoon de reële lonen in de perifere landen en klaar is kees.
Tegenstrijdige visies, deel 2
Althans, zo simpel is het voor de economen die geloven dat je makkelijk de lonen nominaal (wat op je loonbrief staat) kan verlagen. Dit zijn de monetaristen. Er zijn echter veel economen die van mening zijn dat nominale lonen quasi onmogelijk zonder sociale onrust nominaal kunnen verlaagd worden. Deze economen, de Keynesianen zoals Paul Krugman, zijn van mening dat de reële lonen in de periferie enkel kunnen dalen ten opzichte van de reële lonen in de kernlanden door de nominale lonen in de periferie constant te houden en meer inflatie toe te laten: dat verlaagt de reële lonen in de periferie. De lonen in de kernlanden moeten dan meestijgen met de inflatie (of zelf nog meer).
Om dit te illustreren het volgende voorbeeld: een Spanjaard en Duitser hebben elk een loon van 100 euro, maar de Spanjaard creëert hiermee slechts 100 euro aan goederen, terwijl de Duitser makkelijk 120 euro haalt. Spanje heeft dus een concurrentienadeel van 20 euro. Stel dat de inflatie 2% is en men erin slaagt het Spaanse loon constant te houden: het nominaal loon blijft dus op 100 euro, maar het reëel loon daalt met 2%. En dit terwijl de Duitser 2 euro meer mag verdienen: het nominaal loon is dus 102 euro, maar het reëel loon blijft constant (je kan immers met 102 euro nu evenveel kopen dan vroeger met 100 €). Dit betekent dat het ongeveer 10 jaar zal duren vooraleer de Spanjaard even concurrentieel wordt, wat veel te lang is.
De monetarist zal zeggen dat het loon van de Spanjaard dan maar nominaal moet dalen, bijvoorbeeld tot 98 euro en dit jaar na jaar. Hierdoor wordt de concurrentiekloof in 5 jaar gedicht. De Keynesianen werpen echter op dat dit in theorie weliswaar een mogelijkheid is, maar dat dit met veel sociale onrust gepaard zal gaan, wat ook nefast is voor de economische groei. Nominale lonen doen dalen is vragen om problemen, is hun overtuiging. Zij stellen dat je beter het inflatiedoel van 2% tijdelijk verhoogt naar bijvoorbeeld 4%, iets wat het IMF ook al gesuggereerd heeft (bij monde van Olivier Blanchard).
Ook hier is er opnieuw een sterk ideologisch keuze, niet enkel over het geloof of nominale lonen kunnen dalen zonder dat dit de economische groei aantast, maar ook bijvoorbeeld over de impact op het gedrag van spaarders. Inderdaad, netto-spaarders zullen immers getroffen worden door een hogere dan verwachte inflatie, terwijl mensen (en overheden!) met schulden een voordeel hebben. Volgens Paul Krugman, die dit effect erkent, is dat een kleine prijs die je betaalt; volgens andere economen zoals Geert Noels is het een doodzonde.
Deze twee voorbeelden, namelijk dat begrotingsevenwichten al dan niet automatisch tot economisch vertrouwen leiden en dat nominale lonen wel of niet makkelijk kunnen dalen, tonen aan dat ideologie een sterke impact heeft op zogezegd technocratische problemen. Het zijn daarenboven twee ideologische discussies die een grote impact op onze welvaart zullen hebben. De uitleg hierboven is misschien wat technisch (en zeker en vast saai), maar dat is nodig om de ideologie bloot te leggen die achter de zogenaamde technocratie schuil gaat. Een neutrale positie is in onze complexe wereld heel vaak niet mogelijk.
The proof of the pudding is in the eating
Krugman beweert bovendien al 2-3 jaar dat te veel kortetermijnbesparingen leiden tot een recessie, en de feiten lijken hem hierbij gelijk te geven. Ook op het vlak van extra geld in het systeem pompen door de centrale banken, lijken de data hem gelijk te geven. Monetaristen schreeuwden moord en brand dat dit tot een onaanvaardbare inflatie zou leiden, maar dat is dus nog niet gebeurd: de inflatieverwachtingen zitten zelfs onder het target van 2%, onder meer omdat men vreest voor een recessie.
Als ik dus mijn geld moet verwedden, dan zou ik op Paul Krugman gokken: de voorbije jaren lijkt zijn model de juiste vereenvoudigingen te bevatten. En dat is ook wat in de praktijk eigenlijk gebeurt: onze politieke leiders gokken met onze welvaart. En ze moeten wel, want er is te weinig kennis om te beweren dat de keuzes overduidelijk zijn. Maar onze leiders gokken volgens mij verkeerd en in het licht van nieuwe gegevens, zoals de recessie die eraan komt, zouden ze hun koers moeten veranderen. Volgens mij is die nieuwe koers onder meer een hoger inflatiedoel, bijvoorbeeld 4% in plaats van 2%. Dat klinkt niet wereldschokkend of spectaculair, maar onze welvaart, en daarmee ook onze manier van leven, hangt ervan af.
Deze tekst verscheen eerst als opinie bij MO*.