In de nasleep van de verschrikkelijke gebeurtenissen van vorige week in Parijs is de algemene reactie dat de vrijheid van meningsuiting moet beschermd worden. Dit individuele grondrecht is immers één van de fundamenten van onze liberale democratie. De vraag is echter hoe je dat doet en waar dit nog beter kan.
Bart De Wever stelde tijdens de nieuwjaarsreceptie van N-VA dat grote woorden en abstracte idealen niet volstaan, maar dat er ook daden nodig zijn. Hij voegde de daad bij het woord door een niet al te flatterende cartoon van hemzelf te tweeten. Het is –ironisch genoeg- een symbolisch gebaar.
Maar het idee is wel correct. In algemene bewoordingen de vrijheid van meningsuiting verdedigen is onvoldoende. We moeten zelf verder doordenken over wat die vrijheid van meningsuiting betekent en hoe deze concreet ingevuld kan worden. Uiteraard horen daar cartoons bij, ook als die een religie bespotten. Maar ook uitingen van religiositeit horen daar bij. Zo schreef Dyab Abou Jahjah in een opiniestuk voor de Standaard dat de hoofddoek ook een uiting is, zij het een religieuze uiting. En hij heeft gelijk. Het dragen van een hoofddoek moet dan ook zo vrij mogelijk kunnen gebeuren. Alvast wat de hoofddoek op school betreft, moeten de huidige regels dan ook aangepast worden.
De discussie over de hoofddoek op school dateert van 2009 toen een Antwerps Atheneum een hoofdoekenverbod instelde op haar school. De directrice deed dit met pijn in het hart, maar de school kende teveel meisjes die een hoofddoek wilden dragen, waardoor de directie de groepsdruk op andere meisjes om een hoofddoek te dragen te hoog achtte.
Hier was sprake van ‘negatieve externaliteiten’: een meisje dat een hoofddoek draagt heeft ook effecten op andere meisjes, namelijk dat die zich verplicht kunnen voelen om ook een hoofddoek te dragen. Om die negatieve externaliteiten op individuen te bestrijden kan een tussenkomst van hogerhand, in dit geval de schooldirectie, gerechtvaardigd zijn. Immers, als dat niet gebeurt, dreigt er onvoldoende ruimte te zijn voor het niet-dragen van een hoofddoek. De vrijheid van expressie wordt dan beperkt.
Maar het mechanisme van externaliteiten speelt nog op een ander niveau. De plotse stijging van meisjes die een hoofddoek wilden dragen in het Antwerpse Atheneum werd veroorzaakt doordat andere scholen in de omgeving eerst een hoofddoekenverbod instelden. Meisjes die de hoofddoek minder belangrijk vinden bleven op die scholen, maar meisjes die een hoofddoek wel belangrijk vinden gaan op zoek naar een school waar je de hoofddoek wel nog mag dragen. En na verloop van tijd bleven nog maar een paar scholen over, zodat deze scholen een hogere concentratie krijgen van meisjes die per se de hoofddoek willen dragen en zo groepsdruk kunnen veroorzaken.
Dezelfde redenering als hierboven kan dan toegepast worden: om de negatieve externaliteiten op scholen te bestrijden kan een tussenkomst van hogerhand gerechtvaardigd zijn. Immers, als dat niet gebeurt dan dreigt er onvoldoende ruimte te zijn voor het dragen van een hoofddoek. De vrijheid van expressie is dan te zeer beperkt. De overheid moet dan beslissen dat geen enkele school nog zelf mag beslissen de hoofddoek te verbieden.
Dat lost echter niet het probleem op indien er in een bepaalde school toch een te hoge concentratie is van meisjes die per se de hoofddoek willen dragen en zo groepsdruk veroorzaken. Om hieraan tegemoet te komen zou, vanaf een bepaald voldoende hoog percentage meisjes die een hoofddoek willen dragen, een uitzondering mogelijk moeten zijn dat de schooldirectie toch een hoofddoekenverbod oplegt. De meisjes die een hoofddoek dan heel belangrijk vinden kunnen deze dan nog steeds dragen op scholen waar het percenage onder de voorafbepaalde drempel ligt.
Ik denk dat deze maatregel een intelligente manier is om een bepaalde vrijheid van expressie, namelijk het al dan niet dragen van een hoofddoek, zoveel mogelijk te beschermen. En het zou kunnen dat een ruime meerderheid van Belgen een hoofddoek dragen een slechte vorm van expressie vindt. Maar dat is in de discussie over de vrijheid van meningsuiting irrelevant: het gaat niet om de inhoud van de mening maar om het kunnen uiten van deze mening, op de manier dat je zelf kiest. En zolang je anderen daarmee geen schade berokkent, ben je vrij dat te doen en hoe je dat wil.
Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.