Vorige week publiceerde de Oeso een interim rapport over de onderwijssituatie van migranten in de ontwikkelde wereld. Het rapport kreeg in de Vlaamse pers enige aandacht omdat uit het rapport blijkt dat slechts 60% van de leerlingen met een migratie-achtergrond zich thuis voelen op school. In Duitsland en Nederland is dat respectievelijk 75% en 82%; in het Verenigd Koninkrijk zelfs 84%. Enkel Frankrijk doet het met 47% slechter dan België in een selectie van 34 landen. Het gemiddelde in de Oeso is 77%.
Volgens Dirk Van Damme, onderwijsonderzoeker van de Oeso, zijn de cijfers voor België vrij dramatisch. Zich thuis voelen op school is immers belangrijk om goed te presteren op school. Als dat niet lukt, heeft dat gevolgen voor de latere jobkansen en integratie. En het is gekend dat België er moeilijker in slaagt dan andere landen om mensen met een migratie-achtergrond aan het werk te krijgen. De geciteerde onderwijscijfers lijken dat te bevestigen.
Toch zijn er een aantal bedenkingen bij deze en andere cijfers in het rapport. Ten eerste zijn de cijfers voor autochtone leerlingen ook niet zo denderend: in België voelt ook maar 70% van de autochtone studenten zich thuis op school; dat is slechts 10 procentpunt meer. In Frankrijk is de impact van een migratie-achtergrond nog kleiner.
Bovendien zijn de cijfers over het zich thuis voelen op school niet gecorrigeerd voor de sociaal-economische status (SES). Uit ander onderzoek van de Oeso weten we dat Belgische immigranten gemiddeld lager geschoold zijn in vergelijking met autochtone Belgen en dat verschil is groter dan in vele andere Oeso-landen. Het zou best kunnen dat het zich thuis voelen op school mede bepaald wordt door de SES en dat studenten zonder migratie-achtergrond maar met een lage SES zich even weinig thuis voelen op school.
Dat effect speelt ook deels mee wat betreft het zittenblijven. Zonder te corrigeren voor SES en testscores blijkt dat studenten met een migratie-achtergrond in België tweemaal meer zittenblijven dan autochtone studenten. Met correctie van SES en testscores blijven allochtone studenten minder zitten dan autochtone studenten. Dit betekent dat andere aspecten, zoals bijvoorbeeld de attitude van de leerkracht of de culturele achtergrond, een positief effect hebben op de slaagkansen van de allochtone studenten. Men zou zelfs voorzichtig kunnen poneren dat discriminatie op school geen aantoonbare rol speelt. Hetzelfde geldt overigens ook voor Frankrijk.
Ten slotte is er nog de grote prestatiekloof in België tussen allochtone en autochtone studenten wat wiskunde betreft. In 2012 was die kloof de op één na grootste van de Oeso-landen. Enkel Finland doet het slechter. Van de buurlanden zit, opnieuw, Frankrijk dicht tegen België. Nederland en Duitsland doen het beter. Het goede nieuws is echter dat de onderwijskloof van 2003 tot 2012 in België spectaculair verbeterd is van een verschil van 100 naar 75 punten, of een vermindering met 25 procent. Blijkbaar is België erin geslaagd om de kloof tussen migranten en autochtonen sterk te verkleinen. Enkel Duitsland is geslaagd in een gelijkaardige vermindering; in Frankrijk werd de kloof groter.
Het Oeso-rapport over de onderwijsprestaties van studenten met een migratie-achtergrond geeft dus een gemengd resultaat voor België. Met de aanslagen in Parijs en de zoektocht naar verklaringen voor de voedingsbodem voor terroristen kan dit rapport dan ook geen duidelijke indicaties geven dat het in het Belgische onderwijs fout loopt. Ja, migranten voelen zich gemiddeld minder goed op school en dat is ongetwijfeld een belangrijke voorwaarde om goed te presteren. Maar het is onduidelijk of de sociaal-economische status niet de grote verklarende factor is, zoals dat zo vaak het geval is. Bovendien zijn er geen directe aanwijzingen van discriminatie bij zittenblijven, eerder integendeel, en verkleint de wiskundekloof met de autochtone studenten. Men zou kunnen concluderen dat onderwijs in België het voor allochtone studenten beter doet dan op het eerste gezicht lijkt.
Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.