Als het over de Belgische overheidsfinanciën gaat, is de discussie over de vermogensbelasting nooit ver weg. Deze discussies worden gevoed door de Piketty-theorie die stelt dat het rendement op kapitaal sterker groeit dan de economie en kapitaal dus een almaar groter aandeel zal krijgen in de economie ten koste van het loonaandeel. Daardoor neemt de ongelijkheid toe.
In de Verenigde Staten woedde de discussie al een paar jaren, omdat meer en meer duidelijk werd dat de mediaanlonen stagneren terwijl de economie groeit en de rijken rijker worden. De theorie van Piketty lijkt er dus bevestigd te worden door de feiten. In de VS pleiten sommigen, waaronder ook de steenrijke Warren Buffett, om de ongelijkheid in te dijken door inkomen uit vermogen of vermogen zelf sterker te belasten. Dat is dan ook een belangrijke voorstel dat Piketty als oplossing naar voren schuift tegen de gestegen ongelijkheid. Ook Paul De Grauwe bepleit dit in zijn boek ‘De limieten van de markt’.
De vraag is of de Piketty-theorie ook voor België en Europa geldt. De bijgaande figuur geeft het loonaandeel van België en negen andere landen in 2007 en 2015 weer. Deze jaren zijn geen (diepe) crisisjaren omdat dat de evolutie van het loonaandeel zou vertekenen. Tijdens economische crisissen daalt de bedrijfswinst immers veel sterker dan de lonen, waardoor het loonaandeel in de economie tijdens een crisis zou moeten stijgen. Uit de figuur blijkt dat er een duidelijke opdeling is. Alleen het loonaandeel de twee Angelsaksische landen (VK en VS daalt), terwijl het stijgt in de Scandinavische landen en continentaal Europa. Wat ook opvallend is (en niet te zien op de figuur) is het feit dat het loonaandeel tijdens de crisisjaren vanaf 2008 niet steeg in de VS, wat je normaal dus wel verwacht.
Een periode van acht jaar is natuurlijk te kort om de Piketty-theorie af te serveren voor continentaal Europa. Bovendien hoeft een stijgend loonaandeel niet in te gaan tegen zijn theorie, omdat Piketty zelf zegt dat een dalend loonaandeel en een stijgende ongelijkheid niet onvermijdelijk zijn: met passend beleid, zoals progressieve belastingen of sterke vakbonden, kan deze trend gecompenseerd worden. Het zou dus kunnen dat in continentaal Europa dergelijk beleid reeds voldoende geïmplementeerd is.
Een tweede opvallende conclusie is dat het loonaandeel in België het hoogste is van deze tien landen. We weten dat de lonen in België hoog zijn, met als gevolg –zou je kunnen afleiden- de relatief hoge werkloosheid in België. De vaststelling dat het loonaandeel in België zeer hoog is leidt dan tot de conclusie dat de hoogte van de lonen het lager aandeel werkenden ruimschoots compenseert. Als je de Belgische werknemers als één groep beschouwd, heeft die baat bij de hoge lonen, ondanks de lagere werkgelegenheid.
Er zijn wel wat kritische bedenkingen. Ik geef er alvast twee. Ten eerste zijn de cijfers over het loon- en kapitaalaandeel brutoc=ijfers: ze zeggen niets over de belastingen die betaald worden op het bruto-inkomen uit arbeid en kapitaal. Dat is relevant als de belastingen op arbeid en kapitaal significant veranderd zijn.
Een twee opmerking is dat een dalend kapitaalaandeel, zoals in België, niet noodzakelijk betekent dat de vermogensongelijkheid gedaald is. Zo stelt Piketty dat eerder grote vermogens een hoger rendement behalen, en niet zozeer de kleine vermogens. Dat mechanisme leidt tot een hogere concentratie van vermogen (en inkomen uit dat vermogen). Het is in principe dus mogelijk dat het kapitaalaandeel daalt terwijl de vermogensongelijkheid stijgt. Bovendien zit in het loonaandeel ook het loon van de CEO en andere grootverdieners.
Toch vind ik het opmerkelijk dat het loonaandeel zo hoog is in België en daarenboven gestegen is, ook in continentaal Europa. Terwijl de evolutie in de Angelsaksische wereld in tegengestelde richting gaat. Innovatie en globalisering zijn krachten die overal sterk spelen, dus moet de verklaring elders te vinden zijn. Het lijkt er in ieder geval niet op dat de werknemers in België en Europa onder druk staan.
Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.