In een eerdere column (DeTijd van 16 juni) stelde ik vast dat in België de inkomensongelijkheid relatief laag is en dat dit dankzij de Belgische overheid is. De marktinkomens, dus vóór herverdeling, zijn immers relatief sterk ongelijk verdeeld, ongelijker dan bijvoorbeeld in Nederland. De beschikbare inkomens, dus na herverdeling, zijn in België daarentegen gelijker verdeeld dan in Nederland.
Toch zijn er aanwijzingen dat dit in België niet leidt tot meer gelijke kansen dan elders. Zo is de correlatie tussen de prestaties van armere kinderen en hun ouders relatief hoog. Er is discussie of dit verklaard kan worden door aangeboren talent (bijvoorbeeld intelligentie) dan wel door sociaal-economische factoren. Maar zelfs al zou het voornamelijk verklaard kunnen worden door de sociaal-economische factoren, lijkt meer herverdelen niet aangewezen om deze problematiek aan te pakken. We behoren immers al tot de top van herverdelende landen. In mijn eerdere column pleitte ik dan ook voor meer niet-materiële ondersteuning van kansarme gezinnen met jonge kinderen om zo gelijkere kansen te creëren.
Maar er is nog een tweede, complementair spoor en dat is de focus op een andere herverdeling. Feit is dat België, ondanks een lage inkomensongelijkheid, het niet zo goed doet wat betreft kinderarmoede. Dat is te zien op bijgaande figuur die op de verticale as het percentage kinderen geeft met risico op kinderarmoede of sociale uitsluiting. Op de horizontale as staat de inkomensongelijkheid, gemeten aan de hand van de Gini-coëfficiënt. Beide cijfers gelden voor 2012.
Het eerste wat opvalt aan de figuur is dat er wel degelijk een correlatie is tussen kinderarmoede en de totale inkomensongelijkheid: hoe lager die ongelijkheid, hoe lager de kinderarmoede. Dat is wat men zou verwachten. Die correlatie is echter niet perfect: slechts 75 procent van de variatie in de kinderarmoede tussen deze landen kan verklaard worden door de inkomensongelijkheid. Er zijn dus ook nog 25% onverklaarbare factoren.
De landen die onder de schuine rechte liggen doen het beter wat betreft de kinderarmoede dan je op basis van hun inkomensongelijkheid zou verwachten. Dat is bijvoorbeeld het geval voor Zweden en Nederland. Landen die boven deze rechte liggen, zoals België, doen het slechter dan men zou mogen verwachten.
De paradox is dan dat Nederland en Zweden met een iets hogere inkomensongelijkheid veel beter presteren wat betreft de kinderarmoede dan België. Dezelfde vaststelling geldt als men kijkt naar de mate van reductie van de inkomensongelijkheid (niet op de figuur): Zweden en Nederland reduceren de inkomensongelijkheid een pak minder dan België, maar hebben wel een lagere kinderarmoede.
Het is echter net de kinderarmoede die centraal zou moeten staan in het beleid, veel meer dan de totale inkomensongelijkheid. Een focus op kinderarmoede is rechtvaardiger, aangezien kinderen nog geen eigen verantwoordelijkheid hebben voor hun economische positie. Bovendien is die focus ook efficiënter, omdat het aanpakken van kinderarmoede de maatschappij wellicht veel meer kan opleveren omdat kinderen die niet in armoede opgroeien gemiddeld succesvoller zullen zijn in het leven.
De vaststelling is dan dat België weliswaar veel herverdeelt, maar dat we dat niet zo rechtvaardig en efficiënt doen. Als we vergelijken met andere landen blijkt de herverdeling in België te weinig terecht te komen bij diegenen die er het meeste baat bij hebben.
Dat doet natuurlijk denken aan de recente discussie over de hervorming van de kinderbijslag, ondertussen een Vlaamse bevoegdheid. De kritiek is dat die hervorming onvoldoende is aangewend om de kinderarmoede terug te dringen. De bovenstaande cijfers bevestigen in ieder geval de nood aan een focus op kinderarmoede. En het buitenland leert dat dat niet gepaard hoeft te gaan met meer herverdeling.
Het is dan ook nodig dat de Vlaamse regering de hervorming van de kinderbijslag herbekijkt of dat ze bijkomende maatregelen neemt om de kinderarmoede te verminderen. En ze kan dat misschien buiten haar structureel begrotingsbudget houden, gezien de nieuwe begrotingsregels die minister Van Overtveldt bepleit voor investeringen. En is er nog een betere investering te bedenken dan investeren in kansarme kinderen?
Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.