Dalende gezondheidsuitgaven zijn wellicht ongewenst

Stagnerende en zeker dalende gezondheidsuitgaven verminderen waarschijnlijk het welzijn en de welvaart van de burgers en zijn dus uit den boze.

Afgelopen weekend meldde De Tijd dat de overheidsuitgaven voor sociale bescherming en gezondheidszorg goed zijn voor de helft van uw belastingen. Dinsdag betoogde de zorgsector echter voor nog méér middelen voor de gezondheidszorg.

De sector richtte zich daarvoor tot de politiek, want het is inderdaad de overheid, weliswaar na democratische besluitvorming, die grotendeels beslist hoeveel u en ik aan gezondheidszorg zullen uitgeven. Wij burgers hebben weinig te kiezen.

Vaak wordt impliciet verondersteld dat de overheid in de gezondheidszorg en ­ breder ­ de sociale zekerheid zo sterk aanwezig is en veel voor haar burgers beslist omdat dat essentiële domeinen zijn voor het goede leven. Maar dat is niet de reden daarvoor. Indien wel, zou de overheid bijvoorbeeld ook veel beslissen in de voedselvoorziening, maar dat doet ze niet. Daar mag de burger kiezen hoeveel en wat hij uitgeeft en zijn de prijzen niet (meer) gereguleerd.

De reden voor de gigantische tussenkomst van de overheid in de gezondheidszorg ligt in een marktfaling. Economische basistheorie zegt dat als je het vrije initiatief vrij spel geeft, de vrije markt heel wat mensen in de kou laat staan. De premies die de markt zou aanrekenen worden voor velen immers te duur, bijvoorbeeld omdat ze te weinig verdienen of omdat ze erfelijk belast zijn. Om dat op te lossen moet de overheid elk individu verplichten zich tegen ziekte te verzekeren en moet ze subsidies geven, zoals in België. Dat is ook wat Obamacare gedaan heeft en wat het succes verklaart. ‘Trumpcare’, de hervorming die de Republikeinen voorstellen, zal die maatregelen afschaffen of terugdraaien, en dat zal leiden tot 24 miljoen meer onverzekerden.

Wil men betaalbare gezondheidszorg voor iedereen, dan is het dus onvermijdelijk dat de overheid zo sterk aanwezig is in die sector en weinig overlaat voor individuele keuzes. En omdat gezondheidszorg essentieel is voor het goede leven, kan je redelijkerwijze aannemen dat mensen veel willen betalen voor goede gezondheidszorg.

Uitgaven voor gezondheidszorg moeten in de eerste plaats dan ook niet als kosten maar als baten bekeken worden. Het is zelfs logisch dat de overheid, die in de plaats van de burgers moet beslissen, meer besteedt aan gezondheidszorg, juist omdat het aannemelijk is dat de burgers dit willen. We worden immers rijker en de babyboomers vergrijzen, waardoor er meer vraag is naar gezondheidszorg. Tegelijk bewerkstelligt innovatie dat er meer kan, en dus stijgt het aanbod. Vergelijk het met de reissector: we zijn rijker en er is hier meer mogelijk dan vroeger. Uitgaven voor reizen zijn de afgelopen decennia dan ook sterk gestegen. Maar die stijgende reiskosten baren niemand zorgen. Integendeel, men zegt eerder dat de reissector floreert.

Het is dus normaal dat de gezondheidszorg in een rijkere, vergrijzende maatschappij met meer innovatieve zorgmogelijkheden een grotere hap neemt uit het overheidsbudget. Stagnerende en zeker dalende uitgaven zijn dan zelfs ongewenst (tenzij dat verklaard zou worden door efficiëntieverbeteringen). Nochtans is net dat de af­gelopen jaren gebeurd, zoals te zien in de grafiek: in termen van het bbp zijn de uitgaven in 2015 teruggevallen op het niveau van 2009. In termen van totale overheidsbestedingen zijn ze teruggevallen op het niveau van 2008.

gezondheidsuitgaven

Economische basisprincipes geven de overheid een essentiële rol in de gezondheidszorg. De politiek moet dan ook de noden van haar burgers trachten te volgen. Mijn stelling is dat stagnerende en zeker dalende gezondheidsuitgaven het welzijn en de welvaart van de burgers waarschijnlijk verminderen en dus ongewenst zijn.

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.

Leave a Reply

Your email will not be published. Name and Email fields are required.