De Morgen berichtte dat een kind hebben 20 procent duurder geworden is dan tien jaar geleden (DM16/9). Het gaat dan om basisvoorzieningen zoals wonen, energie en kleding, maar ook over cultuur, sport en ontspanning. Kosten voor kinderopvang en onderwijs zijn bovendien nog niet meegerekend.
De stijgende kosten zijn vooral moeilijk te dragen voor mensen die in een fragiele inkomenssituatie zitten. Dat zijn niet enkel mensen in armoede, maar ook zij die net boven de armoedegrens leven. Een relatief grote groep, dus. Deze mensen zouden kunnen geholpen worden door de kinderbijslag afhankelijk te maken van het inkomen. De ouders kunnen dan zelf beslissen waaraan ze dit extra budget uitgeven. Het probleem met deze aanpak is echter dat je dan de werkloosheidsval versterkt. Immers, een ouder die extra kinderbijslag krijgt, verliest die terug als hij of zij gaat werken of meer gaat verdienen. Op die manier is er een drempel om vooruit te komen in het leven.
Een alternatief dat deze werkloosheidsval vermijdt en toch kinderen uit kwetsbare gezinnen helpt, is om bepaalde belangrijke voorzieningen voor kinderen zeer goedkoop of zelfs gratis te maken, maar dan voor alle kinderen. Onderwijs is een goed voorbeeld: de kostprijs hiervan is laag en zou zelfs gratis moeten worden. In die zin zijn maatregelen om 1 euro per dag per kind te vragen voor toezicht tijdens de middag, de zogenaamde boterhammentaks die een paar maanden geleden het nieuws haalde, net de verkeerde weg.
Onevenwichtige subsidies
Dit geldt ook voor sport, cultuur en recreatie, waar de kosten voor alle gezinnen ook dreigen te stijgen. Dit zijn misschien geen basisvoorzieningen, maar een vlotte toegang tot cultuur, het verenigingsleven en sportbeoefening zijn essentieel voor een goede ontwikkeling van het kind, zowel via als buiten de school. De overheid moet alle essentiële aspecten van de ontwikkeling van het kind voor elk kind zo toegankelijk mogelijk maken.
Het sterk verminderen van allerlei kindgerelateerde kosten en dit voor alle kinderen kost heel wat geld en het lijkt in de huidige besparingscontext dan ook onmogelijk. Ik ben het daar niet mee eens. Er is nu immers een onevenwicht in de subsidiepolitiek: er gaat te veel overheidsgeld naar activiteiten voor volwassenen en te weinig voor kinderen. Ter illustratie: in totaal geven de Belgische overheden jaarlijks ongeveer 5 miljard euro aan religie, recreatie en cultuur. Als je dit budget zou behouden, maar met een herverdeling naar activiteiten voor kinderen, dan ben je al een eind op weg om de kindvriendelijke maatschappij te creëren.
Een kindvriendelijke maatschappij creëren moet kaderen in een bredere filosofie: die van de individuele verantwoordelijkheid. Eens volwassen ben je zelf verantwoordelijk voor je beslissingen en hoe je je leven wil inrichten. Als volwassene moet je dan geen steun of subsidie van de overheid verwachten, tenzij bij tegenslag of gebrek aan talent. Dat ligt bij een kind anders: een (jong) kind heeft per definitie geen individuele verantwoordelijkheid. Meer nog, een maatschappij die de nadruk legt op de individuele verantwoordelijkheid kan enkel rechtvaardig zijn als je als kind alle kansen gekregen hebt om jezelf ten volle te ontwikkelen. En dat vraagt, meer nog dan nu het geval is, een kindvriendelijke maatschappij, voor alle kinderen.
Deze tekst verscheen eerst als opinie in De Morgen.