Het debat over de boerkini woedt in alle hevigheid. Sommige voorstanders van het verbod stellen dat vrouwen onderdrukt worden en dus niet echt in vrijheid kunnen kiezen. Een verbod versterkt dan de rechten van deze vrouwen. Het is een bizar argument, want het betekent dat de onderdrukte vrouw wordt bestraft, niet de onderdrukker.
Andere voorstanders willen de boerkini verbieden, ook al zou de hij vrijwillig gedragen worden. Ze stellen dat dit niet in onze westerse cultuur past. Maar hoe kun je iets verbieden dat vrijwillig gedragen wordt en dat anderen geen schade berokkent? Dergelijk paternalisme is niet aanvaardbaar: in onze liberale democratie mogen volwassenen zoveel mogelijk zelf hun levenspad bepalen. Andere volwassenen, al dan niet via de overheid, hebben hier geen zeg in, zolang je anderen geen schade berokkent.
En dat bewijs van schade aan niet-boerkinidragers is er voorlopig niet, of ik heb het toch nog niet gezien. Meer nog, als je iets leest over de boerkini gerelateerd aan vrouwenrechten, dan blijkt die eerder gericht op het bevorderen van integratie, namelijk om moslima’s de kans te geven naar het zwembad en strand te gaan; zeer conservatieve moslima’s zouden zich overigens niet tussen vrouwen in bikini willen begeven. De Franse Raad van State schorste afgelopen vrijdag dan ook terecht het boerkiniverbod.
De filosofie van het ontvoogd individu is fundamenteel in onze samenleving. Het is de basis waarop onze individuele, liberale grondrechten gebouwd zijn. Nochtans wordt deze filosofie niet altijd consequent doorgetrokken. Zo erkent en financiert de overheid nog steeds religies en levensbeschouwingen. In 2014 gaf de Belgische overheid hieraan 438 miljoen euro uit. Hiermee zegt de overheid dat zij beter weet dan volwassen burgers dat religie belangrijk is. Bovendien bepaalt de overheid ook nog eens welke religies erkend worden en hoe het geld verdeeld wordt. Dat gaat in tegen de filosofie van het ontvoogd individu.
Toch zou je deze uitgaven kunnen verantwoorden indien er aangetoond kan worden dat er maatschappelijke positieve effecten zijn (en dus niet enkel voor de gebruiker van de dienst in kwestie). Voor domeinen zoals infrastructuur, gezondheidszorg, sociale zekerheid, onderwijs en gelijkekansenbeleid is dit bewijs relatief makkelijk aan te tonen. Voor religie is dat veel moeilijker.
Een veelgebruikt argument om religie te financieren is dat anders enkel landen als Saudi-Arabië de financiering van de islam op zich zouden nemen, waardoor enkel een zeer conservatieve versie van de islam wordt ondersteund. Men zou kunnen argumenteren dat dit het samenleven bemoeilijkt waardoor overheidsfinanciering nodig is. Het is dan wel vreemd te moeten vaststellen dat de islam slechts een fractie krijgt van de subsidiepot: 90 procent gaat naar de rooms-katholieke kerk; zelfs de protestantse kerk krijgt meer dan de islam, hoewel ze drie keer minder gelovigen zou tellen.
De essentie is dat in onze samenleving de overheid volwassen burgers zoveel mogelijk zelf hun levenspad laat kiezen. De overheid kan niet weten wat tot een goed en gelukkig leven leidt voor haar burgers. Als je die filosofie consequent doortrekt, dan geef je zoveel mogelijk de vrije keuze, niet alleen inzake kledij, maar ook wat betreft financiering van religie. Als de overheid toch wil tussenkomen en keuzes maken in de plaats van volwassen burgers, dan heeft ze bewijs nodig dat dit leidt tot meer vrijheid, welvaart en/of rechtvaardigheid. Heeft de overheid dat bewijs niet, dan doet ze niets.
Deze tekst verscheen eerst als opiniestuk in De Morgen.