In België is de inkomensongelijkheid relatief laag. Het vermogen daarentegen is ongeveer 45 keer ongelijker verdeeld dan het inkomen. Schokkend voor velen, maar er zijn enkele natuurlijke verklaringen. Die maken de ongelijkheid misschien wel onvermijdelijk.
Enkele weken voor de verkiezingen publiceerde de Universiteit Antwerpen een studie over de vermogensongelijkheid in België. De conclusie is duidelijk: de vermogensongelijkheid is vele malen groter dan de inkomensongelijkheid. De vraag is of dat niet voor een groot deel een volkomen natuurlijke situatie is, en dus onvermijdelijk.
De opbouw van een vermogen is een accumulatief proces, waarbij jaar na jaar gespaard wordt. De verschillen in inkomen worden jaar na jaar opgebouwd en uitvergroot in het vermogen. Dat leidt uiteindelijk tot verschillen die vele malen groter zijn dan de inkomensongelijkheid.
Een eerste simpele verklaring voor de grote vermogensongelijkheid is dan ook de leeftijd. Ouderen zullen gemiddeld tientallen keren meer vermogen hebben dan jongeren, omdat deze laatsten hun vermogen nog moeten opbouwen. Zelfs als de vermogensopbouw per leeftijds- categorie op een perfect gelijke manier zou gebeuren, dan nog zou de totale vermogensverdeling erg ongelijk zijn. Dat leeftijdseffect is er ook bij de inkomensverdeling, maar veel minder sterk. Dat is te zien op de grafiek die het jaarinkomen weergeeft per leeftijdscategorie voor koppels en alleenstaanden.
De figuur toont nog een ander belangrijk element. Het inkomen van een gezamenlijke aangifte ligt ongeveer tweemaal zo hoog als van een individuele aangifte. Gemiddeld ligt het gezamenlijke inkomen zelfs iets lager dan het dubbele van het individuele inkomen, vooral in het begin en op het einde van het volwassen leven.
De inkomens van koppels en alleenstaanden liggen gemiddeld dus niet zo ver uiteen als dat per persoon wordt bekeken. Men zou dan ook verwachten dat iemand die samenwoont niet rijker is dan iemand die alleen woont. In de praktijk is dat echter wel zo, omdat koppels per persoon minder kosten hebben.
Een samenwonend koppel heeft immers schaalvoordelen. Vraag dat maar aan gescheiden koppels. Veel kosten zijn per persoon goedkoper voor samen- wonenden dan voor alleenstaanden: je hebt maar één keuken en badkamer nodig, of je nu alleen bent of met twee. Dat heeft ook een impact op de verwarmingskosten, de internetkosten, de meubels,… tot zelfs hotelvakanties toe. Door de lagere kosten per persoon kan de gemiddelde tweeverdiener veel meer sparen dan een alleenstaande.
Die schaalvoordelen hoeven niet zeer groot te zijn om te leiden tot een grote vermogensongelijkheid tussen samen- wonenden en alleenstaanden. Ik heb dat gesimuleerd op basis van de gegevens in de bovenstaande figuur. Ik ga uit van een spaarquote van 2 tot 15 procent voor de gemiddelde alleenstaande en van 2 tot 25 procent voor het gemiddelde koppel (naargelang het inkomen). Bij een reële rente van 2 procent per jaar resulteert dat in een gemiddeld vermogen van 143.000 euro voor een 85-jarige alleenstaande en van 587.000 euro voor een 85-jarig koppel.
Het koppel is dus ruim vier keer vermogender (rijker) dan de alleenstaande, wat per persoon neerkomt op ruim het dubbele, terwijl het inkomen van iemand die samenwoont ongeveer gelijk is aan dat van een alleenstaande, en gemiddeld er zelfs iets onder ligt.
Deze twee simpele aspecten tonen aan dat een groot deel van de zeer hoge vermogensongelijkheid verklaard kan worden door heel gewone omstandigheden, zoals trouwen/samenwonen en lang sparen. En dus niet zozeer door een los- geslagen kapitalisme of een asociale belastingpolitiek.
Deze tekst verscheen eerst als column bij De Tijd.
Christian Floru
November 3, 2014 at 10:24pmMooi. De levensloop van een koppel, bij leven en welzijn, verloopt meestal volgens een gelijkaardig stramien: op 20 jaar heb je niets, je trouwt, betaalt huis en kinderen af. Op 50 jaar heb je een afbetaald huis, je hebt een vermogen. Je kan veel sparen en zelfs een tweede huis, dikwijls een tweede verblijf kopen. Rond 65 komen de groepsverzekeringen en pensioenspaarrekeningen vrij. De erfenissen komen en rond de 70 miljonair. Vermogen is dus vooral een kwestie van leeftijd. Onlangs reveleerde een studie van Credit Suisse 400.000 miljonairs in ons land. Als we dan veronderstellen dat dit vnl de + 70 leeftijd betreft, komen we grof geschat uit op 1 op 3 die het ooit wordt. Opmerkelijk dat verschillende politieke partijen hier reeds de grens leggen voor vermogensbelastingen. Het risico is dan dat de schalen nooit worden aangepast, zoals de successierechten in rechte lijn, waar de hoogste schaal nog dezelfde is van in 1919 toen die werden ingevoerd. Vreemd ook dat pikketty deze grenzen eveneens hanteert en evenmin een verband legt tussen de veroudering van de bevolking en het toegenomen vermogen. Of toch niet zo vreemd toen ik vandaag het materiële boek kocht: LE CAPITAL en de rest in kleine druk. Benieuwd naar de Duitse vertaling: Das kapitaal? De selectieve cijferreeksen dienen dan ook verder in dit licht gelezen denk ik. Wat mij al opviel was de groei van kapitaal met 5 of 7% wat mij al bijzonder onwaarschijnlijk lijkt. Kijk naar de beursindex sinds 2000 bijvoorbeeld. Nav het overlijden van Pol Boel, die 50 jaar voorzitter was van Sofina, had ik de return berekend voor Sofina en had 2% per jaar boven inflatie. Als je dan weet dat dit een van de best geleide holdings was en de meeste uit die tijd intussen verschrompeld of zelfs ter ziele gegaan zijn komt het cijfer van Piketty zeer ongeloofwaardig over. Het blijven macrocijfers die niets zeggen over het traject van individuen/families. Maar deze conclusies worden wel politiek gerecupereerd, een recent verschijnsel waarover ik mij echt zorgen maak. Het ontnemen van de vrucht van de arbeid, het perverteren van zelfredzaamheid, de Hollande politiek. Bijzonder cynisch was ook de pensioencommissie en de hoge raad voor financiën, voor wie, in tegenstelling met de gewone werknemer geen pansioenplafond geldt. Die stellen dan voor hun 5000+ pensioen, met een geactualiseerde waarde gelijk aan de slachtoffers van een bijkomende vermogensbelasting te financieren door een aanslag op die vermogens! Het blijft natuurlijk een feit dat multinationale ondernemingen weinig belastingen betalen, zoals ook echt grote vermogens. Concentratie en monopolievorming zijn een probleem net als ‘the winner takes all’. Dat is echter een andere discussie.