België geeft meer uit, maar heeft minder schulden

De niet-rente-uitgaven zijn enkel in België gestegen. Ja, maar dat is een zeer eenzijdig beeld. De schuldratio van België steeg immers veel minder dan in andere landen. Door die beperkte stijging van de overheidsschuld werd de factuur veel minder dan elders doorgeschoven naar de volgende generaties.

België kent op Japan na de hoogste stijging van de niet-rente-uitgaven, schreef De Tijd gisteren. Tussen 2009 en 2013 stegen ze met ongeveer 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Ook in Oostenrijk en Frankrijk was er een stijging, maar minder sterk dan in België. In de rest van de – overigens wat vreemde – selectie van landen daalden die uitgaven.

De stijging van de schuldratio van die landen mag echter niet onvermeld blijven. Men zou verwachten dat de hogere uitgaven van België leiden tot een hogere schuldgraad en dat de besparingen elders leiden tot een daling.

Het is echter net omgekeerd. De onderstaande grafiek geeft de stijging van de schuldratio weer in de elf landen uit de selectie van De Tijd. Daaruit blijkt dat België de laagste (!) stijging heeft van de schuldgraad: tussen 2009 en 2013 steeg onze schuldgraad met 4,1 procent van het bbp. Duitsland deed het niet veel slechter, met een stijging van 5 procent. De schuldratio van de top drie van de besparingslanden, Griekenland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, steeg spectaculair met respectievelijk 47, 58 en 24 procent van het bbp. Maar ook de andere landen kenden forse stijgingen.

figuurTijd

De cijfers tonen dat de schuldfactuur in België veel minder is doorgeschoven naar de toekomstige generaties. Uiteraard is de Belgisch schuldratio van 100 procent nog steeds zeer hoog, maar dat is een last uit het (verre!) verleden. Daarenboven is het moeilijker de schuldratio onder controle te houden als ze al zeer hoog is, omdat de rentelasten dan zwaarder meetellen in de begroting. Rentelasten uit het verleden waar je niet onderuit kan.

Dat drastische besparingen tot meer schulden leiden is contra-intuïtief. Nochtans is dat onder economen min of meer de consensus geworden. De huidige economische crisis is vooral het gevolg van een vraaguitval. In een dergelijke context leiden lagere overheidsuitgaven tot een lagere economische activiteit, waardoor gezinnen nog minder kunnen besteden en je in een negatieve economische spiraal verzeilt.

In het debat blijft nog een ander element onderbelicht. Het blijkt dat de stijging van de Belgische overheidsuitgaven vooral in de sociale uitgaven zit. Dat is volledig in lijn met hoe een overheid zich zou moeten gedragen. Je moet de overheid niet vergelijken met een goede huisvader, maar met een verzekeringsbedrijf. Een degelijk bedrijf blijft uitbetalen, ook tijdens een crisis – wat België dus doet – en bouwt reserves op tijdens goede jaren. Dat laatste heeft België gedaan: in de 15 jaar voor in 2008 de crisis uitbrak, heeft België zijn schuldgraad afgebouwd met 50 procent van het bbp. Die spectaculaire afbouw is economisch gelijk aan het opbouwen van reserves.

Als het op het verleden aankomt, blijkt het Belgische model gepresteerd te hebben. Het zou intellectueel eerlijk zijn dat eens te erkennen.

De cruciale vraag is of dit model duurzaam is. Ondertussen is zowat elke politieke partij ervan overtuigd dat de concurrentiekracht van de Belgische bedrijven onder druk staat en dat de loonkosten naar omlaag moeten. Ook het loopbaaneinde van de Belg moet anders: we werken minder lang dan elders. Dat is niet langer houdbaar. Beide zijn terecht de thema’s van deze verkiezingscampagne.

Deze column verscheen eerst in De Tijd.

Leave a Reply

Your email will not be published. Name and Email fields are required.