De Belgische PVDA is in het geheel niet te verwarren met de Nederlandse PvdA. De Belgische partij mag nog steeds beschouwd worden als een marxistische partij die de klassestrijd nog niet heeft opgegeven, terwijl de Nederlandse PvdA al lang geen marxistische of zelfs socialistische partij is, maar geëvolueerd is naar de sociaal-democratie die zich niet per se wil afzetten tegen de markt. Dat verschil uit zich ook in hun democratisch succes: terwijl de Nederlandse PvdA sinds haar oprichting in 1946 al een paar minister-presidenten en talloze minister mochts afleveren, heeft de Belgische PVDA nog nooit een gekozene gehad in het parlement.
De Belgische PVDA opereert dus volledig in de marge. Toch krijgt de partij relatief veel aandacht. Ze is goed vertegenwoordigd op de opiniepagina’s en in discussieprogramma’s. Dat heeft onder meer te maken met de nieuwe voorzitter, Peter Mertens. Sinds hij voorzitter werd in 2008 lijkt de partij iets gematigder en vooral realistischer. Deze imagoverandering wordt zonder twijfel voortgezet met het nieuwe boek dat de voorzitter schreef over de euro en de economische crisis. Het boek is goed op weg om een bestseller te worden. Alleen al daarom kan het niet zomaar aan de kant gezet worden, maar ook inhoudelijk slaat de marxistische voorzitter enkele spijkers met koppen. Althans als het over de analyse van de problemen gaat, die hij onderbouwt met data en referenties (zoals het hoort); over zijn voorstel tot oplossing, wellicht het marxisme, blijft hij veel te vaag.
Maar eerst over de sterke punten van het boek. Het belangrijkste is de stelling dat de winsten geprivatiseerd worden en de verliezen genationaliseerd, met name in de financiële sector. De banken hebben jaren grote winsten geboekt voor de aandeelhouders, maar verschillende banken moesten in deze aanslepende economische crisis met belastinggeld gered worden van het faillissement. De overheid was quasi verplicht de banken te redden, omdat ze te belangrijk zijn voor ons economisch systeem om failliet te laten gaan. De winsten die de banken in het verleden maakten konden echter niet meer gerecupereerd worden, omdat ze al aan de aandeelhouders uitgekeerd of terug geïnvesteerd waren. De auteur pleit er vervolgens voor om een publieke bank op te richten. Op het eerste gezicht is dat vloeken in de kapitalistische kerk, maar ook het liberale The Economist pleitte bij het uitbarsten van de bankencrisis ervoor om banken te nationaliseren, zij het tijdelijk.
Een permanente nationalisering is echter onzinnig. Kijk hoe de banken het in België vergaan is. Dexia, waar de gemeenten de hoofdaandeelhouder waren, is wereldwijd één van de banken die met de grootste problemen opgescheept zaten. Uit een Liberales-sessie met prof Koen Schoors over de financiële crisis bleek dat Dexia volop rommelkredieten aan het aankopen was toen voor vele andere marktspelers al duidelijk werd dat je moest uitstappen. En ook de regulatoren, een onderdeel van de overheid, hebben in België en daarbuiten ernstig gefaald. Dat neemt niet weg dat er een probleem is met het privatiseren van winsten en het nationaliseren van verliezen. Men zou ook een systeem kunnen opzetten waarbij banken wél failliet kunnen gaan. Dat is immers een essentieel onderdeel van het kapitalisme: slecht beheerde bedrijven gaan er via een faillissement uit, zodat betere bedrijven hun plaats kunnen innemen. Dat onverbiddelijke mechanisme zorgt er in theorie voor dat de productiviteit (en dus onze welvaart) stijgt. Maar het klopt dat men nog steeds niet de nodige maatregelen heeft genomen om banken failliet te kunnen laten gaan. En zolang dat niet kan, blijft het alternatief van de PvdA voor een permanente staatsbank valabel.
Een ander terecht punt is de stelling dat we nog steeds in een klassemaatschappij leven. De mensen uit de onderklasse hebben het niet gemakkelijk, aldus de auteur, en dat beseffen politici al lang niet meer. Ze staan wat betreft ideeën en materiële welstand ver van de onderklasse. En de politieke agenda wordt bepaald door de middenklasse die heel andere zorgen heeft. Zelf heeft Peter Mertens naar eigen zeggen een loon van ongeveer 1.500 euro per maand waardoor hij meer met zijn voeten op de grond staat en dus beter weet wat er leeft bij de lagere en de onderklasse.
En we leven inderdaad nog steeds in een klassemaatschappij. Dat kan eenvoudig geïllustreerd worden met de levensverwachting: een ongeschoolde man leeft 7,5 jaar minder lang dan een hooggeschoolde man (en 18,5 minder gezonde levensjaren!). En het klopt volgens mij dat weinig politici en, meer algemeen, mensen uit de middenklasse goed beseffen wat een leven in de onderklasse inhoudt. Toch is Mertens te negatief over de toestand in België: we hebben één van de laagste ongelijkheden van de ontwikkelde wereld (pdf) en die is de afgelopen jaren niet gestegen. België is ook het sterkst herverdelende land (pdf – slide 17).
En dat is een vaststelling die geldt voor het hele boek: er worden veel data gegeven over zaken die mislopen in onze kapitalistische wereld. Maar zelden gaat het over België. We hebben een goede gezondheidszorg, een goed onderwijssysteem en een sterk herverdelende overheid. Bovendien is het loonaandeel van de geproduceerde welvaart in België gestegen sinds de jaren ‘60, ten koste van het winstaandeel. Enkel de vermaledijde VS en de UK doen beter wat betreft deze maatstaf (maar die landen verdelen dat groot loonaandeel ongelijker). Kortom, alle verwijten die de PvdA het kapitalistisch systeem maakt op basis van cijfers over andere landen blijken vaak niet van toepassing te zijn voor België, of toch veel minder. Trouwens, we leven in de ontwikkelde wereld niet in een puur kapitalistisch systeem, maar in een gemengde economie, waarbij het overheidsbeslag in vele landen de 50% van het BBP benadert of overstijgt. Veel wat fout loopt kan vaak minstens deels aan de overheid toegeschreven worden.
De fundamentele kritiek op het kapitalisme is echter de idee van concurrentie. ‘Mensen worden in een kapitalistisch systeem tegen elkaar opgezet’ is een veel voorkomende gedachte. De auteur heeft een punt dat concurrentie bedrijven ‘tegen elkaar opzet’, maar die bedrijven zijn een groep mensen die samenwerken. En er zal wel concurrentie zijn binnen het bedrijf, maar veel bedrijven investeren in allerlei programma’s om hun werknemers juist beter te laten samenwerken, omdat dat de organisatie nu eenmaal productiever maakt. Bovendien maakt de auteur niet duidelijk wat het alternatief is voor concurrentie. Wellicht omdat het marxistische alternatief in het verleden onwerkbaar gebleken is.
Impliciet moet ook Peter Mertens vaststellen dat het kapitalisme nog zo slecht niet is: op pagina 290 stelt hij vast dat de wereld nog nooit zoveel rijkdom heeft gecreëerd als vandaag. En die rijkdom wordt sterk herverdeeld, althans in continentaal Europa. Toegegeven, er is nauwelijks herverdeling met de arme wereld buiten ons. Maar die arme landen hebben eerder een tekort aan kapitalisme, niet een teveel. Sinds China in de jaren ‘80 zijn handelsgrenzen op een gecontroleerde manier is beginnen openstellen, zijn letterlijk honderden miljoenen mensen uit de bittere armoede geklommen. China is natuurlijk geen puur kapitalistische economie, maar dat is onze economie, met een overheidsbeslag van meer dan 50%, evenmin.