De alsmaar aanslepende economische crisis is voor sommigen een uitgelezen kans om het kapitalisme, met haar vrije markten en private ondernemerschap, onder vuur te nemen. Ze gaan daarbij al te makkelijk voorbij aan het feit dat de overheid ook wel wat boter op het hoofd heeft. Daarvoor hoeven we in België zelfs niet ver te kijken: Dexia, een bank met de overheid als grootste aandeelhouder, is hét voorbeeld van hoe een bank niet geleid moest worden. En in België en daarbuiten hebben de regulatoren van de financiële markten ernstig gefaald. Voor Johan Van Overtveldt, hoofdredacteur van Knack en Trends, redenen genoeg om een boek te schrijven ter verdediging van de vrije markt.
De auteur gaat daarbij te rade bij Milton Friedman, Amerikaans econoom en Nobelprijswinnaar, die de vader is van het monetarisme. Dat is een economische stroming ontwikkeld aan de Universiteit van Chicago die stelt dat de economische cyclus geregeld moet worden via het geldbeleid, meer bepaald via intrestvoeten en de geldhoeveelheid. En het is niet de politieke overheid die dat geldbeleid moet voeren, maar de centrale banken, volgens duidelijke en vaste regels, zonder dat de overheid daar veel aan te zeggen heeft. Volgens het monetarisme is er dus geen plaats voor een Keynesiaans beleid waarbij de politieke overheid wel actief tussenkomt om de economische cyclus te regelen.
Maar Van Overtveldt laat zien dat dit genuanceerder is. Zo verwijst hij naar Jacob Viner, ook van de Chicago Universiteit en een bron van inspiratie voor Friedman. Volgens Van Overtveldt was Viner ‘Keynes avant la lettre’, omdat hij in 1933 reeds stelde dat de federale regering actief de vraag moest ondersteunen om uit de crisis te raken, desnoods via grotere budgettaire tekorten (naast een monetair beleid dat voldoende geld creëert). Dat is opmerkelijk, want de hedendaagse monetaristen gruwen van een dergelijk beleid. Hoe is dan te verklaren dat in de jaren ‘30 blijkbaar heel wat Chicago-economen het recept van Keynes wel zagen zitten? Dat komt, aldus Van Overtveldt, doordat de twee grote economen die aan de basis liggen van de twee rivaliserende stromingen, Keynes en Friedman, veel genuanceerder waren dan hun uiteindelijke volgelingen.
De fout, volgens de auteur, die de keynesianen maken is dat ze de theorie van Keynes, die ontwikkeld was voor extreme omstandigheden, namelijk de depressie van de jaren ‘30, ook willen toepassen in normaleomstandigheden. Maar Friedman is ook streng voor de eigen volgelingen, de latere monetaristen. Zij gaan uit van individuen die op elk moment alle beschikbare informatie kunnen verwerken en op basis daarvan rationele beslissingen nemen. Dat betekent dat het stimuleren van de vraag door de overheid zelfs op korte termijn geen effect kan hebben. Immers, de rationele individuen zullen anticiperen op de overheidsactie door minder te consumeren, omdat ze meer belastingen vrezen in de toekomst. Daardoor wordt de extra vraag die de overheid net gecreëerd heeft teniet gedaan (door het hogere spaargedrag). Friedman volgt deze theorie, maar hij stelt dat er op korte termijn wel een effect kan zijn, omdat consumenten nu eenmaal niet zo rationeel zijn dat ze onmiddellijk hun gedrag gaan aanpassen.
Wie echt zit te wachten op een boek dat de vrije markt verdedigt, zal echter op zijn honger blijven zitten. Ondanks de titel is dit immers geen boek dat alle argumenten tegen de vrije markt netjes oplijst en onderuit haalt. Het is ook geen boek over de terugkeer van Milton Friedman, want die is sinds 30 jaar nooit echt weggeweest. Dit is een boek over Milton Friedman zelf, over zijn persoon, zijn omgeving en natuurlijk ook zijn economische theorie. Maar dat maakt het boek niet minder interessant. De auteur heeft ook geen blind geloof in zijn economische idool, dat Friedman toch wel blijkt te zijn: in het laatste hoofdstuk stelt hij dat Friedman fout was om aan te nemen dat de financiële markten zichzelf kunnen reguleren (de auteur noemt het wat vergoelijkend ‘Miltons veronachtzaming’). Dat klopt niet, de overheid heeft hier wel degelijk een belangrijke rol te spelen.
Maar ook dan is de geest van Friedman volgens Van Overtveldt nooit ver weg. Het feit dat de financiële wereld overheidsregulering nodig heeft, is te wijten aan de grote machtsconcentratie die er in de financiële wereld heerst. En het is eigenlijk net die machtsconcentratie die Friedman altijd heeft bestreden. Machtsconcentratie is dan ook de ware vijand van de liberaal: zijn achterdocht, of zelfs vijandschap, tegenover de overheid zou daarvan slechts een afgeleide mogen zijn, want de overheid is inderdaad de plaats waar de macht vaak geconcentreerd is. Maar als je als liberaal consequent wil zijn, moet je machtsconcentraties bestrijden, en de paradox, zo laat Van Overtveldt ons zien, is dat de overheid daarbij soms je bondgenoot kan zijn.
Bovendien is het niet zo dat Friedman ontkende dat de vrije markt kan falen. Dat kan wel degelijk en dan is de normale reflex dat de overheid de marktfaling mitigeert. Met uiteraard ook een kost. Het probleem, aldus Friedman, is dat die kost altijd, of bijna altijd, groter is dan de kost die de marktfaling veroorzaakt. En dus kan je als overheid maar beter niets doen. Van Overtveldt stelt duidelijk dat dit met de financiële markten -achteraf gezien- niet het geval is: de kost van niet ingrijpen is gigantisch gebleken. En voor sommige believers in de zelfregulerende kracht van de vrije markt, zoals Alan Greenspan, was dat een koud ontwaken.
Een minpunt aan het boek is iets wat Van Overtveldt niet schrijft. Enerzijds zaten en zitten we in de ergste crisis sinds de jaren ‘30; in sommige landen, zoals de UK is het zelfs erger dan toen. En ook de VS zijn nog lang niet hersteld, om van een aantal Europese landen en de eurozone te zwijgen. Het is duidelijk dat het monetair beleid gedaan heeft wat Friedman en zijn aanhangers vooropstelden: verlaag de intrestvoeten en zorg voor genoeg geld, desnoods via onconventionele wegen. Maar zoals dus ook Chicago-econoom Viner zei, in extreme omstandigheden heeft het monetair beleid onvoldoende impact op de economie (omdat men in een liquiditeitsval zit). Dan moet de overheid gedurende beperkte tijd de vraag stimuleren zodat de economie een kick-start krijgt, desnoods met hogere budgettaire tekorten. Maar de auteur laat het na om dit onderwerp te bespreken en dat is een gemiste kans.
Johan Van Overtveldt, Red De Vrije Markt. De Terugkeer van Milton Friedman, De Bezig Bij, 2012
Ik heb het boek ook besproken voor Radio 1.
Deze boekbespreking verscheen eerder bij Liberales.